Uit de Pers.
In zake de poging om ook van Gereformeerde zijde in de behoefte aan kundige en ervaren ziekenverzorging te voorzien, schrijft Ds. Gispen in de Bazuin van de vorige week als volgt:
Zoo als ge ook uit de Bazuin vernomen hebt, is te Amsterdam een begin gemaakt met Christelijke Kranken verpleging die, naar we hopen, eenmaal een gemeentelijk karakter zal dragen.
Het is betreurenswaardig, dat de Hervormde broeders, ook in verband met deze zaak, zoo onwelwillend over de vereeniging der Ned. Geref. en Christ. Geref, zich uitlaten. Reeds het feit, dat er nu eene scheuring minder is, moest tot dankbaarheid stemmen. Maar dat het juist 't tegendeel uitwerkt, getuigt niet van groote liefde voor de waarheid noch voor den'naaste. Ook de eenvoudige poging om te trachten in den kring der eigene gemeente, een arbeid der liefde te organiseeren, wordt aan, ik weet niet welke, booze oorsprongen en bedoelingen toegeschreven.
In de Stemmen voor Waarheid en Vrede, van dez maand, bespreekt Dr. Bronsveld ook deze poging, op den bekenden onwelwillenden en scherpen toon. Na eerst eenige pijnlijke verschijnselen genoemd te hebben, waarvan de schuld eenig en alleen op het hoofd der Doleerenden wordt gelegd, zegt de kroniekschrijver: »Ds. Gispen is kennelijk zeer ingenomen met het denkbeeld van ziekenverpleegsters, wier Gereformeerde gezindheid onverdacht is. Ook de heer Lindeboom van Kampen, verheugt zich in het denkbeeld van een inrichting, waarin Gereformeerde zusters zullen opgeleid worden "
»Nu de Doleerenden en «Afgescheidenen", naar het schijnt, zullen samensmelten, zal het dus niet aan pogingen ontbreken, om met gemeenschapp.elijke krach ten te streven naar de verwezenlijking van der heeren Gispen en Lindebooms wenschen."
«Verdeelen — en heerschen!"
Gij ziet, hoe Dr. Bronsveld de taal der onverzoenlijken blijft spreken, en 't geen door ons gedaan wordt aan Jezuietische grondbeginselen toeschrijft En zulke onderstellingen gaan er bij onze landgenooten in als klokspijs. De mogelijkheid, dat ook in deze zaak uit gevoel van roeping en plicht gehandeld wordt, dat, waar anderen ons zoo uitnemend voorgingen, wij ook eindelijk de banden aan den ploeg sloegen, en ook op het gebied der Kranken-verpleging, leer en leven sameijvoegen, die mogelijkheid wordt niet eens ondersteld. Wat van de zijde der Gereformeerde be lijders geschiedt, is uit zich zelf slecht en verwerpelijk, Jezuietisch en boos.
Intusschen wordt dit meer duidelijk, dat die felle hartstocht meer de beginselen dan de personen treft. Indien Dr. Bronsveld werkelijk de belijdenis der Gere formeerde kerk van harte toegedaan was, liefhad en beleed, zou hij zoo niet kunnen spreken. Uit de antipathie tegen de Gereformeerde leer, en daaruit voort vloeiende levensbeschouwing, vloeit al die scherpte voort, Hoe meer de Gereformeerde beginselen weder verbreid worden en tot herleving komen, hoe meer de uitlatingen van afkeer ook zullen vernomen wor den, maar hoe meer het ook blijken zal, dat zij die verzoenen willen, wat uit zijn aard onverzoenlijk is, en gescheiden willen houden, wat uit zijn aard saambehoort, op kerkelijk en Theologisch gebied naar den modernen, en op staatkundig en maatschappelijk gebied naar den liberalen hoek gedreven zullen, worden.
En of het nu voor God bestaan kan, gedurende het leven tot het liberalisme te zeggen: Uw volk is mijn volk, en in de stervensure tot de orthodoxie: uw God is mijn God, is eene vraag, die geen mensch beantwoorden kan of mag. Een ieder staat of valt zijn eigen heer. , , . ,
Zoo zal het bij de uitkomst blijken, dat beginselen sterker zijn dan menschen. Wie op menschen vertrouwt, komt daarom telkens bedrogen uit. Maar daaruit volgt niet, dat we in wantrouwen sterkte moeten zoeken. Onze sterkte is en moet zijn de Heere. En voorts, — wie in zijne oprechtheid wandelt, wandelt zeker, tusschen de klippen van vertrouwen op en wantrouwen van menschen door. Hij tracht zich zelven te kennen, en ceemt daardoor in menschenkennis toe. Daardoor leeren wij ook waaideeren, en een ander uitnemender achten dan ons zelven.
Wij hebben, in onze dagen van verzoeking en stnid, op elk gebied zoo groote behoefte aan de gave der onderscheiding, en — der waardeering.
Het punt waarop het hier aankomt is hetzelfde dat wij bezig zijn in onze artikelen over den heer Nierstrasz te betoogen, dat narnelijk het overloopen dezer heeren naar de Liberalen en hun felle verwoedheid tegen de Calvinisten een diepere oorzaak heeft, en dat wel in hun afwijking van de belijdenis der Waarheid.
Deze heeren zijn niet Gereformeerd meer. Ze hebben het Calvinisme niet lief, maar ze dragen het haat en afkeer toe.
En zeer terecht zegt Ds. Gispen, dat hun haat tegen de Calvinisten niet in afkeer van hun persoon, maar in weerzin tegen de belijdenis onzer vaderen zijn wortel heeft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1891
De Heraut | 4 Pagina's