Onlangs gaven we een kort uittreksel
Onlangs gaven we een kort uittreksel van een rede op 20 October jl. door Prof. Dr, ƒ. Woltjer gehouden, en die ter perse ging onder den voor menigeen volstrekt onverstaanbaren , titel van _„Z? ^ wetenschap van den Logos." /; & ,
Niets is moeielijker dan het begrip „Wetenschap" te bepalen, en wat „Logos" zij, is zoo bijna onmogelijk uit te drukken, dat ook wij voor schakel zinken zouden, zoo van ons gevergd wierd in een korte omschrijving, voor alle burgers en boeren, verstaanbaar, duidelijk, glashelder en op uitputtende wijze, d, w. z. volledis; weer te geven, wat die titel van „Wetenschap van den Logos" bedoelt.
Dit ligt er nu niet aan, dat Prof. Woltjer te geleerd is, want maakt halve geleerd held troebel, kerngezonde en voltooide geleerdheid, gelijk de zijne. Is zuiver als het licht.
Prof. Woltjer's rede is dan ook doorzichtig en helder als een boschkreekje op een zonnigen zomerschen dag.
Maar zooals er nu eenmaal allerlei dingen in het boerenbedrijf voorkomen, die de knapste boer nooit zoo aan een steedsch jufiEertje kan uitleggen, dat ze er alles van begrijpt, zoo zijn er zaken pok in het professorsbedrijf, die men met den besten wil nu niet in alles duidelijk kan maken voor een anders knap burgerman.
Geen haar van ons hoofd denkt er dan ook aan, om zulk soort redevoeringen in de Heraut te gaan toelichten.
Dat zou er iets van hebben, alsof schrijver dezes zich inbeeldde, de dingen duidelijker te kunnen zeggen dan zijn ambtgenooten elk voor hun eigen vakj en daarvoor wenschen we ons te wachten.
Steeds bepaalden we ons dan ook tot de korte aankondiging van zulke redevoeringen en lieten het verder aan onze lezers over, om zelf het profijt en het genot te hebben van wat de lezing der rede aanbood.
Ons was het genoeg zoo we tot die lezing hadden ^eprikkelé^'
En nu weten wé wel, dat 'elen het de dwaasheid zelve vinden, dat wij aan de eenvoudige lieden in den lande de lezing van rectorale oratlën aanbevelen, maar hiertegenover veroorloven wij ons de opmerking, dat nu sinds jaren ons blad kost zwaar genoeg bood, om ook een eenvoudiger publiek op de lezing van rectorale oratjëji voor te bereiden; vooral wanneer men, gelijk Prof. Woltjer deed, zijn citaten vertaalt in het Hoilandsch.
Calvinisten kunnen tamelijk diep en helder denken. Ze staan er In dit opzicht heel anders aan toe dan de Methodisten. Ze hebben een eigen leven en wereldbeschouwing en hebben die doorgedacht. Het resultaat van wat de knapste mannen eeuwenlang gepeinsd hebben, is in hen gevaren. En wel hoort men deze mannen meer dan eens klagen, dat de prediking niet diep qenoeq gaat, maar bijna nooit dat ze te diep ging.
Dat we op deze rede van Prof. Woltjer terugkomen heeft dan ook een ander doel.
Ze draagt namelijk een exceptioneel karakter, dat waard Is kortelijk te worden toegelicht.
Toen de Vrije Universiteit in het leven trad, is door meer dan één de valsche en onware voorstelling gegeven, alsof ze een stichting ware, uitsluitend bestemd om Dienaren des Woords te vormen.
Hier nu kwamen we steeds tegen öp.
Niet alsof we dit doel gering zouden schatten.
Werd de keuze voor eeft land gesteld om het desnoods met gebrekkige artsen, rechters enz. te doen, maar uitnemende Dienaren des Woords te hebben, zoo zouden v/ij geen oogenblik aarzelen, om het laatste te kiezen.
Als een land en volk geheel wegzinkt moet het klagen: Niet één profeet is ons gebleven. En als er maar weer allerwegen goede profeten In het land opstaan, komen straks de goede artsen, rechters enz, vanzelf; maar nooit omgekeerd.
Neen ons protest tegen die voorstelling ging alleen daarom uit, omdat er uit bleek, hoe volstrekt niets vele goede Christenen nog begrijpen van den strijd die ook in de wereld der gedachten Is aangebonden.
Ze zien niet in die overigens kundige en vroede mannen, die nog altoos vrede nemen met de Staatsuniversiteiten, hoe geheel de wereld van ons hooger bev/ustzijn almeer uitsluitend leven gaat uit de rede en uit de zondige natuur; daardoor noodzakelijk anti-Christelijk wordt; en ten slotte niet al'een het geloof aan den Christus, maar geheel de Christelijke religie, en dus ook het geloof aan een Almachtig God, aan zijn heilige ordinantiën en zijn voorzienig bestel uitbant; ' en hoe ons volk, en onze beste jonge mannen In dat volk, onherroepelijk verloren gaan, zoo de wateren van dezen stroom steeds meer heel ons land 1 overvloeien en er geen andere ontwikkeling van wetenschap tegenover wordt gesteld.
De Vrije Universiteit bedoelt dan ook heel iets anders dan enkel een kweekschool voor aanstaande predikanten te zijn. Ze bedoelt niets minder dan om tegen de anti-Christelijke ontwikkeling der wetenschap een Christelijke ontwikkeling der wetenschap over te stellen. En ze is Calvinistisch, ze Is Gereformeerd, niet om daarmee partijoogmerken na te jagen, maar omdat wie op wetenschappelijk gebied optreedt, voor zich zelf moet hebben uitgemaakt, niet alleen of hij in den Christus Gods gelooft, maar ook of hij in den Christus gelooft op Doopersche, Luthersche, Methodistische of Gereformeerde wijs.
Hieruit echter vloeit vanzelf voort, dat het niet aangaat van de Vrije Universiteit de welgerijpte vrucht te vergen, eer ze tijd heeft gehad, om haar ontzaglijke taak door te denken.
Haar roeping toch Is het, om op elk gebied en voor elke wetenschap die ze doceert school tegenover school te plaatsen.
School tegenover school, niets minder dan dat.
Een theologische school tegenover de theologische school der Modernen, Groningers en Ethischen, Een ptridische school tegenover de juridische school onzer revolutionairen en pantheïsten. En zoo ook een litterarische school tegenover de school onzer paganistische of heidensche litteratoren. En zelfs als-men daarmee gereed zal zijn. Is men er nog niet, maar moet eveazoo een algemeen wetenschappelijke school geplaatst tegenover de valsche wetenschappelijke school van het rationalisme en het naturalisme, teneinde den weg die tot kennis leidt van uit het Christelijk standpunt af te bakenen.
Een theologische school nu is op ons standpunt niet een theologie, die met dengrooten hoop meegaat, en voorts apologetisch enkele aanvallen afslaat of wilkeurig enkele waarheden bijbehoudt; neen, maar zulk een theologie, die uit eigen beginsel en naar eigen methode voor alle vakken der theologie tot zulk een principieele voorstelling leidt, dat vanzelf de waarheid ten voeten uit aan het licht trede en een eigen theologische wereld voor ons bewustzijn kan oprijzen.
Een eigen juridische school is niet een onderwijs In de onderscheidene vakken der rechtsgeleerdheid, waarbij men den gewonen gang volgt, maar hier en daar de elders gewonnen resultaten ombuigt, voorzooveel het geloof aan Gods Woord dit noodzSkelijk maakt, of op grond van Gods Woord nu en dan critlek op de gangbare opinie oefent; neen, maar zulk een rechtsgeleerdheid, die uit een eigen beginsel, naar eigen methode, tot zulk een principieele opvatting van het recht en zulk een voorstelling van het recht voor de onderscheidene vakken leidt, dat, mits één vak maar principieel zij uiteen gezet, de principieele uiteenzetting van alle andere vakken vanzelf kan volgen.
En zoo nu ook Is een litterarische school in den door ons bedoelden zin niet een litterarische studie, waarbij men de lezing van enkele te banale schrijvers verbiedt, nu en dan op het verkeerde van de heidensche htteratuur wijst, en waar het pas geeft eenige critiek oefent; neen, maar zulk eene, die een eiqen beginsel ontdekt, uit dat beginsel naar een eigen methode voortarbeidt, en alzoo ongemerkt en met noodzakelijkheid voor alle vakken der philologie tot zulk een voorstelling en opvatting geraakt, dat geheel de litterarische studie met het diepste van onze belijdenis in overeenstemming komt.
Welnu, juist dit Is het wat ook Prof. Woltjer heeft ingezien, en het is aan dit inzicht dat we zijn poging danken, om in zijn rectorale oratie door te dringen tot in den wortel van zijn vak, en dien wortel zoo bloot te leggen, dat een ieder thans gevoelen kan, hoe ook de philologische studie een geheel andere wordt, zoodra ze beoefend wordt door een Christen, die Christen óók in zijn wetenschap wil zijn en is.
Zeer juist toch ging hij daarbij uit, niet van zijn persoonlijke overtuiging, maar van de principieele beschouwingen over den mensch, het bederf onzer rede door de zonde, de verlichting door den Heiligen Geest, de algemeene genade enz., gelijk die door het Calvinisme, dank zij Calvijns arbeid, nu al deze eeuwen geleeraard zijn.
Zijn collectie citaten uit Calvijn is dan ook even keurig als voortreffelijk.
En na zich aldus te hebben afgevraagd, van welke beschouwing omtrent den mensch en de menschheld, omtrent de rede en haar krankheid en genezing, een belijder van den Christus had uit te gaan, heeft hij ons een weg afgebakend, waarlangs de philoloog, zonder een oogenblik aan zijn eigen overtuiging ontrouw te worden, zich op classleken bodem kan voortbewegen naar zijn doel.
Dat de theologische school hiermede eerder gereed was dan de litterarische baart daarbij geen verwondering. Voor haar lag de zaak veel gemakkelijker, en het moeilijkst lag ze op litterarisch gebied.
Maar juist daarom herhalen we hier onzen te warmer dank aan Prof. Woltjer, die ook op zijn zoo veel moeielijker terrein de koe bij de hoorns dorst vatten, en ons een zoo uitmuntend geslaagde eerste poging geleverd heeft, om licht in deze duisternis te ontsteken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1891
De Heraut | 4 Pagina's