GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wedergeboorte en Bekeering.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wedergeboorte en Bekeering.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van toen aaij heeft Jezus begonnen te prediken, en te zeggen: ekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Matth. 4 : 17.

VI. mM-

Over de verborgene zijde van het werk Gods in het tot stand komen der bekeering is ons verder niets geopenbaard. Ook dit vsrerk van den Heiligen Geest behoort tot die heilige mystiek, die geen verdere ontleding noch uitlegging toelaat. We kunnen dus niet verder gaan, dan te constateeren: i". dat de bekeering niet vanzelf uit de wedergeboorte opbloeit; maar dat dezelfde Heilige Geest die door de wedergeboorte wat dood was levend maakte, een tweede daad hierin verricht, dat Hij te zijner tijd, den levendgemaakte nu ook opwekt uit zijn sluimering en in de bekeer ing doet opstaan. En 2". dat de Heilige Geest deze ontwaking van het sluimerend leven tot stdnd brengt door wat de Heilige Schritt noemt een roepen; en dat deze roeping die de natuurlijke schakel tusschen de wedergeboorte en de bekeering vormt, niet voldongen kan worden alleen door de uitwendige roeping, die in de predicatie des Woords op alle manier uitgaat, maar dan slechts tot het wezenlijk opstaan en zich bekeeren van den sluimerende leidt, 200 deze uitwendig roeping van een inwendige aanprikkeling en drijving van den Heiligen Geest verzeld gaat. Dit heet dan gemeenlijk de inwendige roeping, en door haar bereikt de Heilige *Gecat zijrt oogmerk.

Doch hieruit volgt dan ook dat de tiitwendige roeping hierbij ondersteld wordt. Nu wel niet bij die uitverkorenen, die sterven voor ze tot bewustzijn komen; overmits de Heere deze op geheel andere wijze bewerkt; maar wel bij hen die van kind tot volwassener leeftijd opgroeien. Ook in deze uitwendige roeping nu hebt ge een werk niet van menschen, maar van den Heere uw God te eeren. Hij toch is het die het Woord in de wereld indroeg; die dit Woord in Schrift liet brengen; en die in zijn kerk den Dienst des Woords instelde, om de roepstem des Evangelies rustfeloos door alle eeuwen en onder alle volken te doen uilgaan. Het is dan ook niet menschelijke kunst of overleg, die de Heilige Schrift hierop heeft aangelegd, maar Goddelijk welbehagen en Goddelijke genade, die de Heilige Schrift en den Dienst des Woords, die haar verzelt, zóó heeft ingericht, dat ze bij den wedergeboren zondaar het doel der bekeering verwezenlijken kunnen.

De dienst dien deze Schrift, gelijk ze in den Dienst des Woords wordt uitgedragen, hierbij vervult, bestaat dan ook volstrekt niet alleen, gelijk zoo menigeen zich inbeeldt, in de opzettelijke roepstem tot bekeering, die telkens uit haar bladzijden u tegenklinkt; maar minstens evenzeer in de aanwijzing van de ware gestalte des zondaars en in de afschildering van wat God de Heere voor de redding van den zondaar deed en nog doet. Van nature wandelt de zondaar in de leugen, wat zeggen wil, dat hij zich een voorstelling van zichzelven, van zijn medemensch, van de wereld om hem heen, en van God in den hemel maakt, die niet waar is, die op pure verzinning berust, en waarmee hij bedrogen moet uitkomen. Het is daarom noodig, dat God de Heere hem voor die onware en logenachtige voorstelling de waarheid in de plaats geve. En de waarheid wil hier dan zeggen, dat God de Heere hem naar waarheid zien doet, wie hij zelf is, wat de wereld is, welke waardij het eeuwig leven bezit en wat zijn God voor hem was, voor hem is en voor hem zijn wil. Ziet hij dat alles in, dan •is hij uit zijn zondigen droom geholpen; dan wijkt alle valsche voorstelling ; een geheel andere wereld ontsluit zich voor hem; zijn leven krijgt een andere richting; zijn zielsarbeid een ander doel; en voor de schijngestalte van den onbekenden God treedt nu het uitgedrukte Beeld van de zelfstandigheid des Heeren in de plaats.

Toch zou het geen doel hebben getroffen, zoo God de Heere alleen dit Woord in deze wereld had neergelegd, in afwachting of het den zondaar belang genoeg zou inboezemen, om het te gaan onderzoeken. Dat doet nauwlijks wie bekeerd is, maar de onbekeerde stellig niet.' Zou dus die Heilige Schrift, zou het Woord doel treffen, dan moest bij dit Woord eene ordening gevoegd, waardoor ia den naam des Heeren dat Woord tot den zondaar zou gebracht worden. De zondaar zoekt bet niet; ontloopt het \'eeiecr; en dan eerst kan het hem aangrijpen, zoo God de Heere niet alleen den pijl voor zijn hart snijdt, maar ook den boogschutter bestelt, die hem op de pees leggen en er mee op zijn hart mikken zal. Hierin nu is God de Heere vrijmachtig al naar gelang van de gelegenheden der tijden en personen, zoodat zeer dikwijls dit brengen van de roeping Gods tot den zondaar niet door de predicatie des Woords, maar door particulier gesprek, door een oefenaar, of soms zelfs door een spotter geschiedt. Maar, ook al wordt dit toegestemd, toch blijft het gewone verordende middel, dat het geschiede door den Dienst des Woords, en slechts dan pleegt de Heere tot buitengewone middelen de toevlucht te nemen, zoo & & Dienst des Woords door gebrek of verbastering te kort schiet.

. Doch op wat wijs dit bij u ook hebbe plaatsgegrepen, toch blijft het middel altoos middel, en gelijk de Syrische man in zijn eenvoudigheid schoot, en toch koning Achab tusschen het pantsier en den gordel trof, niet omdat hij dit zoo mikte, maar omdat God de Heere alzoo den pijl richtte, zoo ook is het bij den Dienst des Woords. Tien, twintig malen zult ge de roerendste predicatie hebben aangehoord, en de roepstem tot bekeering door uw ziel hebben voelen dreunen, zonder dat het u in de ziel trof. Het ééne oor in en het andere oor uit. Nog altoos bezaaid als op een steenachtige plek in uw binnenste. En toen was er, zonder dat ge er vermoeden van hadt, plotseling een oogenblk, dat diezelfde roepstem misschien veel minder welsprekend en doordïingend uitging, en dat ze tpch als met een weerhaak zich in, uw ConscienLie hechtte, u niet weer ioslit^ en u geen ruste gunde, eer ge u bekeerd hadt. Ge moet u daarom den Dienaar des Woords altoos in het beeld van den Syrischen boogschutter voorstellen. Hij doet eenvoudig zijn plicht en schiet zijn pijl af in de hem aanwezen richting, maar wien hij treft of niet treft, weet hij niet. De pijl wordt op den boog gelegd, maar God stuurt zijn gang. En zoo blijft dus ook de predicatie des Woords altoos middel; middel in Gods hand; en het is God de Heere en Hij alleen, die ook in de predicatie des Woords elk schot van den boog richt en den pijl leidt naar het hart dat Hij treffen wil.

Slechts zij men hierbij tegen één verkeerde voorstelling op zijn hoede. Er ziju er namelijk, die zich inbeelden, dat zoo iemand duizendmaal een predicatie heeft aangehoord zonder getroffen te worden, en er komt dan eindelijk een predicatie die hem schokt, roert en treft, dat dan die andere predicatiën geheel doelloos bij hem zijn voorbijgegaan, en dat hij, waï hem betreft, even ve.lig die andere duizend niet had kunnen hooren, zoo hij bij die ééne maar tegenwoordig was geweest. Dit toch is niets dan zelfbedrog. Zeker, ook bij het water dat ge op het vuur zet, is er een bepaald oogenblik waarop het koken gaat, maar ge zult daarom toch niet zeggen, dat de gestadige verwarming die aan het koken voorafging, doelloos was. Er is een bepaald oogenblik, dat de zon, bij haar opgaan, de gouden stralen door het waas van nevelen schiet, maai dan zult ge toch niet zeggen, dat de ommeloop der zon in het duister van den nacht met haar opgang in geen verband staat. Er was bij wie elkaar minnen een bepaald oogenblik dat de eerste liefde het hart vermeesterde, maar dan zult ge toch niet zeggen, dat alle vroegere wederzij dsche ontmoeting en kennismaking op het ontvonken dier liefde niet inwerkte. Aan alle uitslaan van de vlam gaat een langzaam smeulen vooraf; en zoo ook zou de vlam der liefde voor uw God nooit in uw ziel met volle kracht zijn opgeslagen, zoo die langzame bewerking van uw gemoed niet ware voorafgegaan. Niet natuurlijk bij den onwedergeborene. Diens is nog hetsteenen hart en hoe zou in het steenen hart ooit een ritselen van de liefde Gods worden vernomen? Tot een onwedergeborene kunt ge jaar in jaar uit prediken, en het baat hem niets. Hij heeft geen ooren, en kan deswege niet hooren wat de Geest tot de gemeente zegt. Al wat de predicatie bij een onwedergeborene kan uitwerken is tweeerlei : i". dat het hem in de banden der algemeene genade klemme en tot een uitwendig berouw als van Ezau en Judas brenge; en 2". dat het hem de historische kennis en de uitwendige voorstelling aanbrenge van de waarheid; welke laatste, zoo bij dan later wedergeboren wordt, hem ja den inhoud der waarheid gereed doet heb­ ben; maar zóó, dat hij, vóór zijn wedergeboorte, er als natuur\: '^%j.eKsch nooit den geestelijken c.-Hr.^k •^i\É0^'oeven kaft. Doch hierover zwijgen we v> : rder. We handelen thans alleen van de wedergeborenen, omdat alleen zij zich bekeeren kunnen, en dan zeggen we, dat God de Heere bij zijn wedergeborenen, soms langejaren door gestadige predicatie de welaangename ure der bekeering voorbereidt, uok al is het dat de tik in het hart, die hen^ eindelijk op doet staan en tot hun Vader gaan, niet dan op een later tijdstip volgt, Wedergeboorte heeft nooit vourbereiding; bekeering heeft ze altoos. Zslis is die voorbereiding een gebodene, in zooverre alle opvoeding, met name ook op de catechisatie, en zoo ook in de predicatie, steeds gericht moet zijn op het doel, dat eerst in de bekeering tot God bereikt wordt. Wat de Methodist wil, dat men iemand zoo midden uit de wereld, die nooit iets van Gods Woord hoorde, zoo opstaanden voet, door te zeggen: „Bekeer u, " tot bekeering zal uitdrijven, is onwaar; het berust op misverstand; en is in strijd met Gods Woord. Wel mogen wij menschen geen bepalingen hiervoor maken, en is God de Heere vrijmachtig, om deze voorbereiding bij den één breeder, bij den ander korter te maken, maar voorbereiding is er altoos. Aan elke bekeering moet altoos zelfontdekking van den zondaar en ontdekking van den Christus Gods aan den zondaar voorafgaan. Het bedoelde misverstand spruit dan ook hieruit voort, of dat, gelijk bij den stokbewaarder te Philippi de voorbereiding een kortere was, of wel, dat de Methodist voor bekeering aanziet en uitgeeft, wat feitelijk niets anders is dan een aangrijpend bïrouw, gelijk bet ook onder de lieden d'^r. w.freldomt

Voorbereiding dus, '*inaar niet voorbereiding in dien zin, alspf er eerst een kwart bekeerin^, en daarna een halve bekeering, en dan driekwart bekeering, en zoo eindelijk volle bekeering zijn zou. Dit kan niet. Ér is altoos een bepaald moment, een stip des tijds, een enkele ademhaling, zoo ge zoo wilt, waarin de overgang ovsr de schreef plaats grijpt. Tusschen rechts en links ligt altoos en scherpe scheidslijn. Stel nu, ge staat eerst dertig graden links, en ge moet minstens op één graad rechts zijn, dan spreekt het toch vanzelf, dat ge nog altijd links blijft ook al zijt ge negen en twintig en negen tienden graad naar rechts gegaan. De overgang kom eerst en kan eerst komen bij dat laatste tiende, en eerst dis overgang over de streep, die links en rechts scheidt, is in waarheid de bekeering. Zie het maar aan den evenaar. Eerst met dat allerlaatste tikje slaat de balans over; en toch juist op dat overslaan komt het aan.

De preparatie door den Dienst de« Woords strekt daarom voornamelijk, om u van Godswege twee schilderijen te laten voorhouden, en u telkens weer op die twee schilderijen te doen staren, en u almeer al de bijzondere trekken van die schilderijen te laten uitleggen. Twee schilderijen waarop eigenlijk in hoofdzaak slechts twee afbeeldingen staan, het ééne het uitgedrukte beeld van een Zondaar, en het andere het uitgedrukte beeld van den God van alle genade. Maar nu weet ge óók wel, hoe het bij het zien op een portret u gebeuren kan, dat ge er eerst lang op tuurt en het toch niet herkent, tot er eindelijk een oogenblik komt, ge—^csi zelf niet hoe, noch waardoor, dat ge uitroept: „Nu zie ik het. Nu herken ik het. o, Hoe sprekend!", en dat ge ter wereld niet begrijpt, dat ge het eerst niet gezien hebt. Welnu, zoo gaat het nu ook bij de voorbereiding tot de bekeering en bij de bekeering zelve. Eerst hebt ge, soms lange jaren op die beeltenis van den zondaar gezien en gestaard en getuurd, en evenzoo gezien en gestaard en getuurd op dat uitgedrukte beeld van uw Vader die in de hemelen is. Alken maar, ge hadt ze niet herkend. Ge zaagt niet wie het waren. Tot er eindelijk, op een oogenblïk, plotseling een gedachte door uw ziel vaart: ïDie zondaar dat ben ik, dat is mijn beeld, dat is mijn gelijkenis!" en dat ge nu nog eens op die andere beeltenis starende, in een kreet van dankbaarheid uitroept: „Die andere dat is mijn Vader!"

Wat nu daarbenevens door God den Heere ais middel en instrument ter voorbereiding en to; het doen doorbreken van de bekeering gebezigd wordt, strekt alleen om invloeden op u uit te oefenen; nooit om het Woord te vervangen. De pijl blijft de pijl, en al het andere is hoogstens een mindere of sterkere spanning van de pees, een lorscher of zachter handgreep, die den

pijl op de pees l^f^^oi ook een wind die van achteren < ï]^ö*ijt, om de vlucht van den jiijl ce bevordeitJn, Hiertoe hoort'dan in de eerste plaats het geslacht waaruit en het gezin waarin ge geboren zijt, met die tallooze invloeden van algemeene genade en van bijzondere genade die in zulk een kring werken. De één groeit op in een gezin waarin gevloekt, geraasd en gespot wordt, de ander in een gezin waarin men bidt en Gort e lofzingt. Die invloeden gaan dan voort en voort op de school, die ge als kind of op de hoogeschool die ge als jongeling bezoekt. Ze breiden zich uit in uw omgeving en v.rkeer en levensontmoetingen', ontmoetingen die de ééne maal lokkend naar God zullen zijn, en een ander maal trekkend naar Satan. Die invloeden zullen zich voortzetten door het boek of het blad dat ge leest; de ééne maal lectuur die u opleidt naar hooger en edeler gedachten en die de andere maal in u prikkelt wat voor God gevloekt is. Die invloeden zullen merkbaar zijn tot in de werking van uw lichaam, bij den één overvloed van gezondheid, bij den ander ziekelijke neiging, en beurtelings én in die prachtige gezondheid én in die kranke waggeling u verleiding of bewaring biedende. Ja, eigenlijk kunt ge zeggen, dat er niets met u en niets aan u gebeurt, alle de dagen uws levens, dat niet zekeren invloed op uw stemming, op \xvf gemoed, OT^ \xvr hart en oip uw karakter oefent, en dat al die invloeden, 't 2 ij ten goede 't zij ten kwade op u werken, en beide malen in Gods hand middelen en instrumenten zijn, om ons te brengen, waar Hij ons hebben wil. Het is zoo ten voile waar, dat alle dingen medewerken ten goede voor hen die naar zijn voornemen geroepen zijn. Zelfs weet elk .kind van God v't bittere zieJaeü^itarig, hoe tot zijn zonden toe door God gebruikt zijn, om eindelijk zijn hart te breken, hem te vermurwen en hem eindelijk in stof en assche neder te werpen voor zijn heilig aangezicht.

Dit nu is het bestel der bijzonderste Voorzienigheid, gelijk onze vaderen dit plachten te noemen. Een algemeene Voorzienigheid Gods, die over alle schepsel gaat. In deze algemeene Voorzienigheid een bijzondere Voorzienigheid Gods voor elk mensch, waardoor het telkens is alsof God de Heere het lot van heel het aardrijk zóó schikte, om óns lot daardoor te regelen. En eindelijk in die bijzondere Voorzienigheid nog weer een aller bijzonderste Voorzienigheid, waardoor Hij alle ding doet uitloopen op het eenig heil van sijn kind. Vandaar dan ook, dat God de Heere wel in den regel zijn kind lokt en trekt door een geboorte uit ouders, en het verkeer in een gezin en in een omgeving, die hem steunden in zijn gaan naar Christus; maar dat diezelfde God even vrijmachtig wil blijven en telkens toont het te zijn, om ook door tegenstelling te lokken en te trekken. Dan plaatst Hij zijn kind in een booze omgeving, laat bijna niets dan onheilige invloeden op hem werken, en laat hem soms tot op het diepste zinken, maar om dan te zijner tijd als door goddelijke reactie de vuurvonk uit dezen steen te slaan. Denk maar aan een kind Gods als Augustinus. En ditverbaze u niet. Ge weet toch dat ook lichamelijke warmte op twee wijzen ontstaat; óf door het aanbrengen van warmte, óf door het bloot stellen aan zeer vinnige koude. En als ge dan na aan zoo barre koude te zijn blootgesteld geweest, eindelijk tot reactie komt, dan gaan hand en aangezicht u zoo ontzettend gloeien, dat de gloed u bijna te veel wordt. En zoo nu ook gaat het in dit heerlijk werk toe. Tweeerlei soort van invloeden staan Gode ten dienste. Eenerzijds de stille koestering van een warm gezin, en eene voor Christus warme omgeving; en anderzijds de snerpende koude van een omgeving en een omgang waarin niets voor Jezus, en alles voor de wereld gevoeld wordt. En nu is de uitwerking van die tweeërlei bewerking soms zoo verrassend, dat personen die levenslang in zulk een koesterende omgeving verkeerd hebben, soms ten einde toe lauw en koud voor Jezus blijven; terwijl omgekeerd uit die kille koude omgeving soms mannen en vrouwen opstaan, die een glotd voor Jezus gevoelen, die u verbaast. Zoo als ge iemand wiens voet of hand bevroren is, niet met warme doeken, maar met ijskoude sneeuw moet wrijven, zoo bezigt God de Heere keer op keer de ijskouae sneeuwvlokken der wereld om het bevroren hart van zijn geroepenen te doen ontd oien.

Hierin nu zult gij den Heere vrij laten, en al wie hierin het doen des Heeren bedillen wil, moet met gestrenge hand afgewezen. En daarom afgewezen deMethodist.dieslechts van ééne bewerking weten wil, en geen andere vi'erking ook door strenge reactie kent. Maar ook afgewezen de principieele paedagoog, die acht dat al die sterksprekende bekeeringen maar mystiek geknutsel zijn, en dat er geen heil steekt dan in zijn vaderlijke opvoeding of in zijn rijke catechisatie.

Zoo ooit dan zal in dat heilig werk de mensch niets, God alles zijn. En daarom roept God de ééne maal zijn uitverkorenen midden uit de ijskoude wereld, om alle inbeelding van de vaderlijke opvoeding en van den Diienaar des Woords te beschamen, alsof 't zij vader en moeder, 't zij die Dienaar de bekeering van hun kind en van hun gemeenteleden in hun macht hadden Maar daarom legt Hij als onze God tegelijk aan elk vader en aan eiken Dienaar de verplichting op, om van zijn Naam te getuigen en in zijn Naam aan de zaligheid der hern toevertrouwde zielen te arbeiden, opdat de minnaar der zonde niet zeggen zou, dat de bekeering uit de zonde komt, maar alle tong belijden zou, dat alle macht op de ziel uitstraalt uit Gods voorzienig bestelen uit den gloed van zijn heilig Woord.

KUYPER

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Wedergeboorte en Bekeering.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's