GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Zijn naam van kind tot kind voortgeplant.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Zijn naam van kind tot kind voortgeplant.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; zoolang als er de zon is zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in liem gezegend worden: lle heidenen zullen hem welgelukzalig noemen Psalm 72 : 17-

Denk u eens, dat prins Willem de Zwijger nóg leefde, en na eerst ons volk, onze naiio naliteit gegrondvest en verlost te hebben, ons al die eeuwen dour gclukkiglijk geregeerd had, ' ons Mg regeerde en de zekerheid in zich 1 droeg, om, zoolang er zon of maan was, den schepter over zijn vulk. te voeren, — wat zou dan de band tusschen zulk een vorst en het door hem gestichte, geredde en gelukkig gemaakte volk niet elk denkbeeld van innigheid en verknochtheiJ zetr verre te boven gaan. En nu, bij prins Willem kon dit niet, want ook al had de snoode misdaad van BaUhasar Gerards niet zoo vroeg zija leven afgesneden toch zou hij ook zonder moordaanslag, reeds voor eeuwen zijn tol aan den dood betaald hebben. Ook onze eerste Oranjevorst was sterfelijk, en niet door hem in persoon, maar alleen door het Huis dat naar hem genoemd is, kon zijn geslacht in ons vaderland voortbestaan.

Israël daarentegen heeft wel wezenlijk dien schoonen droom gedroomd. Wat meer is, het heeft de zekere profetie ontvangen, dat er zulk een blijvend Koning komen zou. En eindelijk, in de volheid des tijds, is hei Koningschap van. dien Vorst des hemels, bij zijn opstanding uit de doeden ingegaan. Het is tot dien Vorst dat het in Psalm 43 heet: »Uw troon is eeuwiglijk en altoos, " en het is van dien Koning, dat in het lied voor Salomo (Psalm 72) gezongen wordt: „Zij zullen u vreezen zoolang de zon en maan zijn zullen, van geslachte tot geslachte", ja, dat het aan het slot van dat lied heet: »Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; ja, zoolang als de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voort geplant worden."

Nu vindt een oppervlakkig Bijbellezer daar niets bijzonders in.

Immers denkt hij, ook denamen van koning David en van koning Salomo zijn nu reeds bijna dertig eeuwen van geslacht tot geslacht voortgeplant. Van Nebucadnezar weet nog elk kind, van Cyrus en Alexander elke opgeschoten knaap te verhalen. En al leeft Prins Willem bij ons niet meer, toch zal zijn «choone naam nooit in vergetelheid raken, zoolang er op Neêrlands vrijgemaakten bodem nog één Geuzenhart klopt. , , Ï

L'us, zoo denkt men dan, is het iets bij uitstek gewoons, dat ook de naam van den Messias voort en voortleeft; en de psalmist zei niets bijzonders, toen hij uitriep, dat zijn naam, zoolang de zon er is, van kind tot kind zal worden voortgeplant.

Doch wie zoo spreekt vergeet dan ook, dat er bij staat: »Zij zullen u vreeze? i zoolang de zon en de maan zullen zijn.'' Nu kan men een gestorven vorst wel in dankbare herinnering houden, men kan zijn praalgraf bezoeken en de heugenis zijner daden in het heldendicht vereeuwigen; maar een gestorven vorst vreezen kan men niet.

Een koning vreezen onderstelt toch, dat hij nog leeft, er nog is, nog regeert en u nog zegenen kan.

En zoo is dan in Psalm 72 aan het vrome volk in de dagen des Ouden Verbonds dit heerlijk ideaal voorgehouden, en deze rijke belofte gegeven, dat er eens een Koning zou opstaan, die niet zou sterven, wiens rijk geen einde zou nemen, die niet slechts voor een wijle, maar eeuwiglijk en altoos regeeren zou, en wiens naam als de naam van een steeds regeerend en zegenend Vorst niet slechts in één geslacht, maar door een lange reeks van geslachten zou geëerd, en in dien zin van kind tot kind voortgeplant worden.

Het volk telkens wisselend, maar altoos over dat volk dezelfde éénige Koning.

Nu leven we onder de zoete heerschappij van dien van God gezalfden Koning nóg. Eeuw na eeuw is voorbijgegaan, soms voorbijgestormd, maar wat ook yiel en wat ook tuimelde en wisselde, zijn troon staat eeuwiglijk en altoos ; hij, onze Koning leeft en regeert nóg.

Nog is er geen vorst op aarde met dien Koning vergelijkbaar, zoomin in de uitgestrektheid van zijn gebied, als in de trouw waarmee hij zgn volk regeert, en in de innige üefde waarmee dat volk hem houw en trouw zweert.

Bij den glans van Jezus' kroon wordt allé vorst op aarde weinig meer dan een schijn oning. Zoo kort, zoo beperkt, zoo weinig inrukmakend is hun macht. Wat was keizer Wilhelm van Duitschland niet een schier aange eden vorst in zijn levensdagen ! En zie, nog zijn r geen drie volle jaren over zgn graf heengeaan, en toch hoe bijna vergeten is hij niet eeds.

En dit koningschap van Jezus staat daarom oo hoog, omdat het nooit anders dan reëel s. Over niemand is hij Koning, of hij heerscht n zijn hart, over zijn persoon, over heel zijn estaan, en hij laat niet af, eer elk van zijn nderdanen de volle zaligheid deelachtig wordt-

Doch hoe gaat het nu onder ons toe, met at voortplanten van zijn naam van kind tot ind?

Bedoelt dit alleen, dat ge uw kind van Jezus verhalen zult ? En is dit doel reeds bereikt, zoo ook uw kind op school met zijn makkers meezingt: »Daar ruischt langs de wolken een lieflijke naam? "

Dien naam van kind tot kind voortplanten, geschiedt dat, zoo er maar , een Christelijke school is, waar onze kinderen van geslacht tot geslacht van Jezus hooren en voor Jezus lofzingen? t

Als zijn naam maar op de lippen leeft, en heerscht in het geheugen, en ge niet meegaat met de ongerijmdheid van den Klokkenberg, om „zwijgend van Jezus te getuigen", plant zich dan zijn naam, in den zin van Psalm 72, van kind tot kind voort?

Is hiermee alzoo niets anders, niets diepers, iets ernstigers bedoeld, dan een in gedachteis houden van den naam van Jezus, zijn naam oor vergetelheid bewaren, en hoogstens een bestendig uitspreken van dien naam met ekeren eerbied en kinderlijk ontzag? e h d V

Zoo wil het de Bijbellezer wel, die de diepte der Schrift niet verstaat, en nooit verrukt werd door heur rijke idealen.

Maar Gods volk mag met zulk een oppervlakkige opvatting geen vrede hebben.

Neen, voortgoplant van kind tot kind wordt de naam van onzen Koning eerót dan, zoo er het ééne geslacht voor en het andere geslacht na, kinderen, en straks uit die kinderen mannen en vrouwen opstaan, die dien Koning roemen als hun Vorst en Heere, en indien eeuw in eeuw uit, zoolang de zon er zijn zal, zich de kniebuiging van Thomas herhaalt onder zijn aanbiddenden uitroep: Mijn Heere en mijn Godl Omdat hij een eeuwig Koning is, kan zijn naam niet voortgeplant, dan door wie van dien Koning een onderdaan wil zijn.

En daarom, voortgeplant van kind tot kind wordt de naam van dezen Koning dan eerst, zoo er van kind tot kind niet slechts altoos zijn, die dezen naam gedenken, maar ook dezulken die hem belijden, en dien naam op zich zelven toepassen, hem erkennende als den Koning die ook over en in hun hart regeert.

Dit is nu het hooge doe!, waarop alle Christelijke opvoeding moet gericht zijn. In den heiligen Doop van dien Koning is het merkteeken ontvangen, en nu, zoodra het bewustzijn ontluikt, moet het kind met dien Komng bekend gemaakt, als met een Koning die eeuwig regeert, die ook over hem moet regeeren, en aan wien ook elk kind dat God ons in zijn gunste schonk, onderwerping als onderdaan, en als onderdaan het tribuut van zijn dank en zijn aanbidding schuldig is.

Zoo eerst komt ge tot de geslachtsidée des geloefs.

Niet maar tot de bede, om zelf eens gezaligd in het paleis van dien Koning in te gaan; en ook niet maar om uw kind dat ge lief hebt dien Koning op te dragen; maar tot den hartstocht des geloofs om in uw eigen geslacht de onderdanen van Koning Jezus niet te zien uitsterven.

Een ijdeltuitig mensch onderzoekt in zijn voorgeslacht, of hij ook wellicht afstamt van een man van naam, van een persoon die eere onder de menschen had; maar een waar kind Gods vraagt veeleer en veelmeer, of er in zijn voorgeslacht ook »gekenden des Heeren" waren; en dan voelt hij zich rijk, en dus overgelukkig, zoo hij twee drie eeuwen terug in zijn geslacht een aaneengesloten reeks ont dekken mag van mannen en van vrouwen, die in de vreeze des Heeren volstandig bleven.

Niet om een graaf of hertog, maar um een martelaar in zijn oude familie te hebben, is dan de hoogste en de rijkste genealogische glorie.

Zoo achterwaarts in de historie, maar dan ook zoo vooruit in de toekomst van ons geslacht. Een iegelijk in het zijne.

Geen onzer weet, hoe lang de Heere nog toeven zal, eer het Maranatha in vervulling gaat.

Maar stel, er. zullen nog tien, nog twintig geslachten na a komen, , dan wekt dit onze eerzucht, dit ons heilig verlangen, om in al die tien of twintig geslachten, te mogen profeteeren van kinderen Gods, die uit onze lenden gesproten, als met heilige schakels één groote keten zullen vormen, die van nu tot aan de wederkomst des Heeren (7»x geslacht z\i\\^n voortplanten, niet slechts in het leven der wereld, maar ook onder het volk van God.

Zoolang de zon er zijn zal, van kind tot kind, ook onder de kinderen, die uit u zullen voortkomen.

Dat hebt ge dan niet zelf in uw macht. Maar dat wordt dan toch in toenemende mate de inhoud van uw vurigste gebed, en omdat ge zoo bidden leert, oncwikkelt ge dan veel heerlijker mogendheid in de opvoeding van uw kroost.

KuypER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's

,,Zijn naam van kind tot kind voortgeplant.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's