GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat is toch de reden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is toch de reden

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 29 April 1892.

Wat is toch de reden, dat men in den laatsten tijd al minder in den boezem van het Naderlandsch Hervormd kerkgenootschap van geschillen en conflicten hoort.'

Vroeger waren die aan de orde van den dag.

Er was leven, er glom gloed, er glansde bezieling.

Men wist en zag in, dat er in dit Genootschap twee stroomingea tegen elkaar in worsteld.en.

Eenerzij ds de historische strooming, die de kerk weer kerk wilde doen worden, en het Christelijk belijdend karakter van deze kerk, omdat ze kerk was, poogde te handhaven. En daartegenover da strooniing van onzen tijd, die heel dit Genootschap zocht te moderniseer en, er uit weg zocht te nemen, wat het nog op een ketk deed lijken, en dus elk Christelijk belijdend karakter poogde uit te wisschen.

Thans echter merkt men van die twee stroomingen niets meer.

Het is of men van beide kanten een compromis beeft aangegaan, om het te laten zooals hel nu is. Niet verder te gaan met de moderniseering, maar ook de modsrniseering voorzoover ze tot stand kwam, te aanvaarden.

Ligt dit nu daaraan, dat alle mannen van Gereformeerden huize aan dit Genootschap den rug toekeerden of er uit zijn gezet.'

Dit volstrekt niet. Men weet toch maar al te goed, dat er in tal van Sicden en dorpen nog een tamelijk breede kring van Gereformeerden achterbleef.

Of zijn er dan geen leeraars meer, die als „wachters op Sions muren" voor de kudde konden opkomen en voor de eere van hun Koning konden ijveren?

Ook dat kan niet gezegd. Immers van de 200 predikanten, die een tijdlang voor de rechten der kerk plachten op te komen, gingen slechts een 50 in Doleantie, zoodat er een 150 achterbleven.

Hebben ze dan misschien niemand meer onder hen, die spreken, die getuigen, die een strijd aanbinden, en dien strijd leiden kan ?

Al evenmin. Of was niet Dr. Van Ronkel de eenige, die heenging, uit heel den kring der leidende persoonlijkheden? Alle overigen werden dusver nog gespaard. Bovendien uit wat aldoor tegen de Doleantie geijverd wordt, merkt men maar al te goed, hoezeer nog vele dezer mannen tot stiijden lust hebben en in den strijd met zekere vaardigheid de wapenen kunnen hanteeren.

Maar ligt het dan misschien daaraan, dat de feiten, die vroeger telkens conflicten in het leven riepen, thans niet meer voorkamen ?

Maar ook hierop moet ontkennend geantwoord. Want in al deze feiten is geen de minste verandering gekomen.

Nog als vanouds zit men in eenzelfde kerkelijk college met loochenaars van den Christus en allerlei Arminianen saam. Nog als vanouds kunnen Moderne predikanten en Ethische leeraars in de vacante gemeente optreden. Nog als vanouds worden attestation ingediend door menschen die niets gelooven. Nog als vanouds wordt de Doop gevraagd voor kinderen van een vader en moeder, die beiden in hun belijdenis met Heidenen elijk staan. Nog ais vanouds wordt de toegang tot 'het heilig Avondmaal geforceerd door geheel ongeloovige jonge manen en jonge vrouwen, die kerkelijk en egie willen zijn.

Erger nog. Da toestand is zelfs ver­ m waard. Sinds 1887 toch is het regel geworden, dat een ieder , , die wordt aangenomen" de Synodale genootschapsreglementen t erkennen en er zich aan onderwerpen moet. i Maar, vraagt ge, hoe gaat dit dan ? Merken de Gereformeeide ambtsdragers dan niets van dit alles.' Zijn de Gereformeerde gemeenteleden dan met sutheid geslagen ?

Och neen!

De Gereformeerde predikanten weten en merken dit alles zeer goed. Ook merken de Gereformeerde ouderlingen het evengoed als vroeger. En de Gereformeerde leden der gemeente zien zeer wel hoe het toegaat.

Zou het dan zijn, dat ze nu allen diezelfde dingen voor goed en geoorloofd en in overeenstemming met Gods Woord hielden, waar ze vroeger tegen declameerden, protesteerden, getuigden en streden.'

Al evenmm.

Dan toch zouden ze niet Gereformeerd meer zijn.

Dus weten ze dat dit alles ontrouw in hun ambt en zonde voor God en tegen de Schrift is.'

Natuurlijk.

En toch doen ze het?

Dat ziet ge. Want nergens hoort of merkt ge iets van een conflict. Alles gaat als van een lei^n dakje. Ge hooit niets dan het murmelen van een stilvlietende beek.

Maar hoe is dit mogelijk.' — vraagt ge al verder. Zoo tegen beter weten in, zoo tegen de conscientie vol te houden, en zoo uw heiliger plichtsbesef in slaap te sussen!

Dit is zeer wel mogelijk.

Dat is dezelfde geestelijke ellende, als van iemand die zich in zijn nering aan een klein bedrog heeft gewend, en nu, er eenmaal doorheen, altoos maar doorzondigt en zijn zonde aanhoudt.

Zoo doet de één met zijn zonde van drilt, een ander met zijn zonde van hoogmoed, een derde met zijn zonde van zinlijkheid, en zoo doen deze broederen met hun kerkelijke zonde.

Ze weten dat het kwaad is. Ze zien zeer goed in, dat ze zonde begaan. Maar ze wennen er zich aan. Ze worden er de slaven van. Het is eenmaal opgenomen in hun vervalschte zedekunde, dat deze zonde er wel meê door kan. En voorts hebben ze een stel drogredenen, meest Antinomiaansche, in gereedheid om zich zelven quasi te rechtvaardigen.

Ge moet daarom van die zijde ook niets meer hopen.

De«e ambtsdragers hebben hun kerkelijke zonde gesystematiseerd, ZQ zitten er in verstrikt. Ze kunnen er niet meer uit.

Toch zeggen v/e daarom niet, dat de Heere onze God geheel deze schare heelt losgelaten. Zijn lankmoedigheid is groot. Zelfs onder de Roomsche bedeeling werkt Hij nog veelvuldige genade. En zoo is het ook hier.

En wat de toekomst aangaat.

Natuurlijk kunnen die twee stroomingen niet duurzaam in vrede blijven. Strijd komt er.

Maar die strijd komt niet meer onder dit geslacht.

Die is weggelegd voor een geslacht dat daarna zal opstaan.

Dit geslacht moet sterven in de woestijn, en zal in zijn massa het Kanaan der verlossing niet meer aanschouwen.

Aan de Rijks-hoogeschool te Leiden is ook de heer Dr. W. C. van Manen hoogleeraar in de theologie.

Daar er nu nog altoos belijders van den Christus zijn, die ook naar deze hoogeschool hun zonen zenden, om voor den Dienst des Woords te worden opgeleid, kan het zijn nut hebben, nota te nemen van de resultaten waartoe deze geleerde in zijn theologische studie gekomen is.

Hiervan nu Igc een proeve voor ons in zijn jongste werk over den Brief aan de Romeinen, onder den titel van Paulus II aangekondigd.

Gelijk men hu weet was de historische criiiek reeds lang tot de slotsom gekomen, dat niet alleen het Oude Testament geheel verkeerd in elkaar is gezet, maar dat ook in het Nieuwe Testament, dat zooveel jonger is, zoogoed als niets voor echt kan worden gehouden. Geen der vier Evangeliën zijn, gelijk ze daar liggen, van Mattheus. Markus, Lucas en Johannes, de zendbrieven zijn niet wat ze voorgeven, de Openbaring is niet van Johannes, en op vier na wierden ook alle brieven van Paulus voor onecht verklaard.

Er bleef letterlijk niets in zijn geheel. Edoch, als men op dit droeve resultaat wees, verzekerden de theologen, die dezen weg opgingen, u steeds, dat er toch niet het minste gevaar dreigde, want dat, wat ook moest opgegeven, toch altoos de vier eerste brieven van Paulus muurvast stonden, en dat ge, deze brieven aan Rome, aan Corinthe en aan de kerken van Galatië voor u nemende, altoos de stellige gewisheid hadt dat deze vier brieven metterdaad herkotnstig waren van Paulus, den man dien Jezus op Damascus' weg tot staan bracht, en die in eigen persoon met de apostelen had verkeerd.

En daar nu in deze vier brieven geheel de inhoud van onze belijdenis gegeven is, kon men ons, met schijn van waarheid, altoos toeroepen: „Treur niet. Met de onechtverklaring van alle deze overige geschriften verliest ge niets. Gehoudt, en dit onbetwijfeld, uw vier eerste brieven van Paulus, en daarin is alles wat ge redden wilt, gered." Wij voor ons hebben ons hierdoor nooit in slaap laten wiegen, en er steeds op gewezen, dat het proces dezer historische ritiek, krachtens het naturalistisch beginel dat haar drijft, niet kan rusten, eer et tot het laatste toe ons alles ontnoen heeft.

En dien weg gaat het dan ook almeer op. Eerst begon men met te zeggen, dat er och ook in deze brieven interpolatiën of nlasschingen voorkwamen. Toen dit denki beeld veld won, begon men ook den brief aan de kerken van Galatië aan te tasten Zoo zonk men al meer weg. Ten slotte hield men zoogoed als niets meer over. En zoo komt dan nu de hoogleeraar Vaii Manen ons mededeelen, dat hij ook ten opzichte van den brief aap de Romeinen de gjoote, kolossale vergissing heeft inge zien, en dat het haast onbegrijpelijk is hoe zelfs moderne critici heusch nog een oo'genblik hebben kunnen wanen, dat deze brief echt was.

Het heeft er niets van.

Niet alleen is er geen sprake van dat deze brief van Paulus afkomstig zou zijn maar ook is hij eerst lang na Paulus' dood' waarschijnlijk omstreeks 120 jaar na Christus' geschreven.

Bovendien is het geen brief, maar een theologisch opstel in den vorm van een brief.

En ook is het geen stuk van één baad maar een aaneenrijging van zeer onderscheidene brokstukken, die in dezen vorra gegoten zijn, om ze als een brief van den apostel Paulus te doen voorkomen.

Ja, wat nog meer zegt, het is zeKs geen brief in den geest van Paulus, want de denkbeelden in den brief aan de Romeinen ontwikkeld, zijn eerst lang na Paulus' dood opgekomen.

Paulus schreef niet alleen anders, maar hij dacht anders, en kortweg kan gezegd dat heel ^deze brief niets met Paulus uitstaande heeft.

Nu keurea we het in den hoogleeraar Van Manen volstrekt niet af, dat hij rondborstig voor deze resultaten van zijn studie uitkomt, en evenmin bevreemdt bet ons, dat hij bij deze resultaten aanlandde.

Op zijn standpunt kan dit niet anders. Om consequent te zijn moest hij zoo oordeelen. En er steekt o. i. veel minder gevaar voor de gemeente Gods in decordate en drieste loochening van dezen radicalen moderne, dan in de halfslachtigheid van die aarzelende conservatieven, die in beginsel de historische critiek aanvaarden, maar, om niet te zeer aanstoot te geven, nog een en ander va.sthouden.

Men zal dan ook zien, hoe deze mincordate theologen almeer in het gedrang komen. Hun apologieën doen steeds minder opgeld. De wind waait nu eenmaal in de radicale richting. En eer we twintig jaar verder zijn, geven ook deze theologen het spel aan tie Lomans en Van Manens gewonnen, tot er geen andere tegenstelling meer overblijft dan die tusschen de volkomen verwerpers der Schrift en hen. die ze als Gods Woord blijven eeren.

Maar met dat al is het dan toch hoog tijd, dat ons kerkelijk publiek kennis drage van de richting waarin deze stroom zich voortbeweegt.

Ook aan de Rijks-hoogeschool te Leiden is de theologische faculteit een faculteit die dient voor de opleiding van Dienaren des Woords voor allerlei kerkgenootschappen.

En terwijl nu het orthodoxe gedeelte ook van het Nederlandsch Hervormd kerkgenootschap nog altijd geen anderen grondslag voor de godgeleerdheid dan de Heilige Schriit kent, worden de Dienaren voor deze kerk opgeleid door hoogleeraren, onder wie thans ook het laatste stuk der Schrift, dat nog als echt gold, onecht bevonden is, en als onecht verworpen.

En wel doceert naast Prof. Van Manen een man die den Christus belijdt, t. w. Prof. Gunning, maar zij die verwacht hadden, dat zijn optreden den stroom te Leiden zou doen keeren, hebben zich ten eenemale vergist en zijn bedrogen uitgekomen.

Reeds terstond bij zijn optreden werd hij in een strijd gewikkeld, dien hij niet kon volhouden, en niet lang was hij hoogleeraar, of hij gaf eigener beweging het vak dat hij eerst met zooveel geestdrift aanvaard had, over aan zijn modernen ambtgenoot Tiele.

Te Leiden weet dan ook een ieder, dat Prof. Gunning een oliedrop op de Leidsche wateren is, en geheel buiten het eigenlijk leven der faculteit staat.

Die faculteit als zoodanig zet haar destructieven arbeid dien Scholten begon, voort.

Scholten zelf was, bij de heeren van thans vergeleken, nog conservatief. Zelfs de echtheid van het Johannes-evangelie werd eerst nog door hem verdedigd, en voor de Opstanding van Christus voerde hij eens een schitterend pleidooi.

Maar zelf brokkelde hij reeds bij zijn leven af. Rauwenhofï liet de Opstanding los en Scholten volgde, en niet lang of zijn critiek op het Johannes-evangelie verscheen, waarin dat Evangelie werd prijsgegeven.

Toen zette Kuenen den destructieven arbeid ten opzichte van het Oude Testament voort.

En nu dit proces tijdelijk tot ruste is gekomen, neemt Van Manen weer het woord, om ook in het Nieuwe Testament allerlei af te breken, wat Scholten nog had

laten staan.

En zoo moet het.

De Leidsche faculteit dankt er in het buitenland haar naam aan, dat ze in dezen destructieven arbeid op het gebied van Oud en Nieuw Testament voorop gaat.

En deze eere nu gunnen we haar.

We geven haar zelfs toe, dat ze, van haar beginsel uitgaande, hiertoe volkomen recht heeft, ja, logisch genoodzaakt is.

Alleen maar, we blijven vragen: Wat doet een man als Gunning in zulk een faculteit.'

Ea ook, hoe is het mogelijk, dat men zijn zonen naar zulk een faculteit nog toezendt, om gevormd te worden voor den Dienst des Woords?

Dit konen moest, we stemman het toe, zoolang de Wet op het Hooger Onderwijs aan de oprichting van vrije Hoogescholen in den weg stond.

Toen was Leiden, onder menig opzicht, zelfs boven Utrecht en Groningen te verkiezen.

Maar nu men vrije Hoogescholen mag oprichten, is nu, wie Christen is, nog langer verantwoord, zoo hij zulk een faculteit steunt ?

Onderwijl we merkten hoe Handelsblad en Tijd, in vriendelijken bond, zich vroolijk maakten over onze bestrijding van alle kansof lotspel, wierd onze aandacht gevestigd op onderstaande advertentie in No. 9863 van de Leidsche Conrant:

fiËGËR DËIS HËlIiS.

isten en zden Paaschdag.

Buitengewone samenkomsten zullen geleid worden; verschillende onderwerpen zullen behandeld worden.

isten Paaschdag, 7 uren 's morgens: Liefdeinaal. isten Paaschdag, 10 Va uren 's morgens: Heiligingsmeeting.

isten Paaschdag, 3 uren 's middags: Onverwacht bezoek.

isten Paaschdag, 7 uren: Groote Heilsbijeenkomst.

2den Paaschdag, ro% uren: De macht der Liefde.

S Uren:

THEEMEETING.

Toegang 25 Cents.

's Avonds acht uren:

MUZIEK EN DANS.

Toegang 10 Cents.

Kapt. A. M. J. V, D, WEIJDEN.

We mogen niet ontvienzen, dat deze advertentie opnieuw voedsel gaf aan onze vreeze, dat het Leger des heils, in weerwil van zijn uitnemend philanthropisch pogen, waaraan we alle eere bieden, toch ook te gelijk een invloed op geestelijk terrein uitoefent, die ontsticht.

Hier is nu sprake van het feest van Jezus' verrijzen.

Lees nu de onderwerpen, en immers over den Levensvorst die verrees, over Opstanding en Overwinning van den dood staat in al de onderwerpen niets.

's Avonds een Thee tegen ƒ 0.25 entree. En dan na afloop 's avonds om acht uur muziek en dans.

Nu weten we volstrekt niet, wat voor muziek en dans dat geweest is. Best moge.'ijk zelfs, dat er een geestelijke dans mee is bedoeld. Zoo zou heel bet woord slechts een mystificatie zijn, cm de aandacht te trekken.'

Doch of het werkelijk een danspartij was, of dat het woord dans slechts als lokaas dienst deed, in elk geval druischt het in tegen het levensbesef onzer Nederlandsche Christenen, om waar men het volk oproept om de Opstanding van Jezus uit de dooden te vieren, zulk een aankondiging te besluiten met een oproeping tot muziek en dans.

Dit is onkiesch.

Het is onteeder.

Hét is in strijd met de schuchterheid die ons in het heilige voegt.

Het beleedigt het religieus gevoel.

En toch is het een feit, dat zeker soort oppervlakkige Christenen zich, o zoo spoedig door zulke taal verleiden en verlokken laten. /

De historie der Wederdoopers weet er menige droeve bladzijde van open te staan. En daarom sta hier ons ernstig protest tegen al dergelijke vulgarisatie van wat ons Cüristenen heilig is.

Van nadenken en belangstelling getuigt de ons gedane vraag, of het wel goed en oirbaar zij, te zeggen, dat hetgeen afgenomen wierd van het kruis, het lijk van Jezus was.

Desaangaande nu zij opgemerkt, dat in de Heilige Schrift het woord lijk nergens voorkomt. Wat wij daarmee bedoelen wordt óf »dood lichaam" óf eenvoudig lichaam zonder meer genoemd.

Stelt men dus de vraag, of er sprake kan zijn van het lijk van Jezus, dan komt het er op aan, dat ge eerst nauwkeurig bepaalt, welke bettekenis door u aan het woord lijk gehecht wordt.

in tweeërlei zin op­ Nu kan men lijk vatten.

Men kan er óf onder verstaan: het menschelijk lichaam, nadat de ziel er van wierd afgescheiden; óf wel men kan er de sterkere beteekenis aan hechten van een dood lichaam, waarin het proces der ontbinding reeds merkbaar wierd.

In laatstgemelden zin nu is dit woord op het lichaam van Jezus slechts in zooverre toepasselijk, als de scheiding van bloed en water in zijn lichaam tot stand was gekomen; en dit wel blijkens het getuigenis van den apostel Johannes, die er bij stond en het zag, toen de Romeinsche soldaat de speer in Jezus' zijde stak. Maar van wat wij noemen Hjklucht of ontbinding was geen sprake; en alzoo kan men in dien sterkeren zin niet van het lijk van Jezus spreken.

Wel daarentegen in dien anderen zin, dat de scheiding tusschen ziel en lichaam waarlijk tot stand was gekomen. Alles toch hangt er aan, dat we vastelijk gelooven, dat Jezus metterdaad en ? n der waarheid wel wezenlijk gestorven is, en het sterven kan niet tot stand komen, dan door scheiding van ziel en lichaam.

Al kan het dus, toch achten we het kiescher, om in ons taalgebruik bij de usantie der Schrift te blijven, en te spreken van het lichaam van Jezus, of van zijn dood lichaam.

Over de zaak zelve bestaat onder Gereformeerden geen verschil.

Zoo schrijft P. v. Maestricht (II. p. 779), dat „de gehele mensche Christus, in de magt en heerschappij des doodts en der duysternisse isgheweest, voor zoover gedurende de drie, dagen der begraving, zijn lighaam doodt is geweest en zijne ziele berooft is geweest van de haar natuurlijke vereeniginge met het lighaam", zoodat dan ook zijn ziel gedurende dien tijd geleden heeft „de berovinge van de natuurlijke vereeniging met het lighaam."

Alles hangt dus aan het woord »lijk, " En nu droeg Jezus' lichaam gewisselijk de lijkkleur, maar heilige usantie is het, dit woord lijk van Jezus niet te gebruiken, en voor deze usantie bestaat oorzaak.

Weer verscheen een aflevering van de predicatiën van Ds. Hoekstra, en zijn uitgever weet er van te verhalen, in hoe goede aarde deze predicatiën vallen.

Geen wonder dan ook. Ze zijn kort, zaakrijk, duidelijk, zuiver en bezielend. En natuurlijk, in onze „leeskerken" vooral doen zulke predication opgeld, vooral zoo ze met ernst, met nadenken, op warmen toon en met buigzame stem worden voorgelezen, door iemand die ze eerst half van buiten leert.

Want dat is de fout van de meeste leeskerken, dat er niet goed wordt gelezen, en dat men zich voor het lezen niet genoegzaam voorbereidt.

Wie zich niet eerst door en door in zulk een predicatie heeft ingewerkt, kan haar niet voordragen. Dan gaat het hortend en stootend, en de zinsneden komen niet tot haar recfct.

En dat is daarom te meer jammer, omdat bij gemis van een eigen leeraar, de leeskerk zoo het natuurlijke en het meest aangewezen redmiddel is.

Reeds meermalen wezen we er op, en we doen het opnieuw, hoe men in de dagen der Reformatie in sommige Protestantsche kerken preekbundels voor het geheele jaar in gereedheid bracht, opdat leeraars, die zelf niet in staat waren goede predicatiën te leveren, deze deugdelijke leerredenen voor zouden lezen, liever dan de gemeente te laten verarmen op een schrale weide,

In Bohemen en Hongarije geschiedt dit ten deele nog.

Hiermee nu heeft de „leeskerk" het meest overeenkomst.

Maar dan moet er ook zóó gelezen worden, dat het is of de predikant die ze schreef, zelf tegenwoordig ware en ze voordroeg.

Ook nu blijft het nog wel een redaxx& é& l en ^«^middel.

Maar dan toch het beste dat er is.

KUYPEB.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Wat is toch de reden

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's