GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE STALJONGEN.

DE BESTE LES.

XI.

Zoo was dan nu vriend Kees op verschillende wijzen aan het leeren, nu in, straks onder dan weer den winkel. Het zwaarst van alles viel hem de spelkunst maar, zei de meester, wie in Luilekkerland-wil komen moest door den brijberg heen. De leerling vond die brij echter min smakelijk.

Onder de drie leermeesters behoorde, gelijk ik reeds zei, ook de knecht. Schoon hij de minste was in rang en stand, toch had hij op de anderen iets voor dat meer waard is dan alle eer en schatten in de wereld, en dien geringen knecht kostelijk maake in de oogen des Heeren. Hij vreesde God en diende Hem met zijn geheele hart. En dat deed de baas niet die trotsch was op zijn voorspoed, en de zoon evenmin, die roemde op zijn kennis, alsof hij die oek niet — en wel om niet — van den Heere ontvangen had.

Het was daarom voor Kees gelukkig dat hij met dien knecht, die Steven heette, het meest had te maken. Hij moest Steven helpen de kar beladen en voortduwen, van hem leeren hoe de waren werden uit-of wel ingepakt en veel meer. Dat wees de knecht hem ook geduldig en trouw en meer dan eens. Maar hij vertelde Kees nog meer, dat niet enkel voor een toekomstigen kruidenier maar voor alle menschen goed is.

Op zekeren middag kwam de knecht in den kelder en merkte dat Kees haastig en verschrikt omkeek toen hij hem hoorde aankomen, en daarna op eens naar den donkersten hoek van den kelder liep. Steven zei niets, maar een poosje later riep hij Kees, die nu ijverig aan 't zakken plakken was en vroeg hem : »Hebben de klontjes goed gesmaakt ? ''

«Klontjes? " riep Kees met het onnoozelste gezicht van de wereld, »ik weet van geen klontjes."

»Foei, Kees, " zei Steven ernstig, »hoe durft gij zoo liegen. Gij hebt daar straks een handvol klontjes uit het vat genomen, en ik weet ook waar gij ze verstopt hebt. Ge weet dat ge het niet moogt doen, en wilt gij nu uw kwaad nog erger maken door te liegen? "

Kees gaf geen antwoord en de knecht vervolgde : »Gij kunt mij, een zwak zondig mensch niet eens bedriegen en denk dan eens dat de Heere God alles hoort en ziet. Al doet gij het kwaad ook zoo dat geen mensch het merkt, de Heere weet het toch."

»'tls ook al wat", zei Kees, die wel merkte dat het niets baten zou, langer te ontkennen: »zoo'n paar klontjes."

sDaarom zeg ik het ook niet", was 't antwoord. »Ik vroeg u ook alleen maar hoe ze gesmaakt hadden. Want als ge 't had gevraagd zou niemand u ze hebben geweigerd. Maar ( gij. moogt ze niet eigenwillig nemen. En bovenal mocht ge niet lieeten liegen wat waar was."

Daar viel niets tegen in te brengen. Kees had datzelfde al meer gehoord en dacht bij zichzelf: »die knecht is net zulk een man als De Ruyter en Jorisse." Onze vriend had een geduchte bestraffing verwacht, zooals hij er vroeger menigmaal een had gekregen, als hij iets wegkaapte. Dan had hij dikwijls getierd en gescholden en bij zichzelf gedacht: »ik doe het toch weer." Maar nu Steven zoo ernstig en toch vriendelijk tot hem sprak, werd hel bij Kees geheel anders. Wel zei hij niets, maar toen Steven weg was wierp Kees de klontjes weer in het vat, in plaats van ze op te eten.

Weldra ontstond er tusschen den knecht en den jongen een hartelijke vriendschap, waar vooral de laatste wel bij voer. Steven was een goedhartig man, die zelden knorde en veel geduld had, hoeveel vergissingen en fouten Kees in 't begin ook maakte. En Kees voelde zelf wel dat er veel geduld met hem werd gebruikt en deed wat hij kon om mee te werken. Ook bij het onderwijs, dat de zoon van den patroon hem gaf, zette Kees zijn beste been vooruit. Vlug ging het niet: trouwens vaneen paar uur in de week moest alles komen. Maar als de leerling willig is, vordert hij toch wel en toen Kees eenmaal kleine woorden met groote letters gedrukt vlot lezen kon en al de getallen van een tot honderd zonder fouten kon opschrijven en opzeggen, was de grond gelegd voor veel meer.

Op f zekeren dag kwam Kees thuis met zoo'n verblijd gezicht, dat vrouw De Ruyter riep: »Wat is er? heb je een fooitje gekregen? "

»Neen", zei Kees; »'tis heel wat anders. Kijkt u eens op de klok, maar u moet nog niets zeggen.

De huisvrouw deed zoo en toen riep Kees luid:

»'tls kwart over zessen! Heb ik't niet goed. Dat kan ik nu ook all"

»Dan moogt gij den Heere wel danken jongelief', sprak vrouw De Ruyter. Hij heeft u gebracht bij menschen die 't goed met u meenen en zoodoende kunt ge nog een flinke jongen en een degelijk man worden Ga zoo maar voort; ge weet nu zelf den tijd, leer hem ook goed gebruiken. Daartoe heeft de Heere hem u gegeven."

AAN VRAGERS.

Wanneer we nu kortheidshalve alles samen nemen wat we over de ^spijkers op laag water nog ontvingen, dan zijn we wel wat verlegen, omdat sommige lezers die spijkers toch wel wat heel diep zoeken of met alle geweld een oplossing willen vinden.

Een inzender b. v. wiens naam niet is te ontcijferen schrijft:

ontcijferen schrijft: ^Spijkers zoeken heb ik in mijn jeugd wel gezien door jongens die bij de straat leefden.

Zij bevestigden dan, als het water in de grachten zoo laag was dat de bodem aan de kanten zichtbaar was, eenige spijkers aan een stok of touwtje, en onderzochten daarmede of ook een voorwerp van eenige waarde was op te visschen.

Ze zochten dus niet naar, maar met spijkers. Nu heb ik altijd gemeend, dat, als er van »spijkers zoeken op laag water" sprake was, hiermede bedoeld werd: dat is een werkje dat slecht beloond, en door lieden uitgevoerd wordt die niet beters te doen hebben.

Wat de omzetting betreft: dit komt meer voor. Men kan schaakspelen enz., men speelt schaak; wellicht is ook het »spijkers zoeken" en het »hij zoekt spijkers, " door de volkstaal omgezet."

We gelooven echter dat deze oplossing ons niet verder brengt. Want als ik zoek met een lantaarn, zoek ik gemeenlijk iets anders dan de lantaarn zelf. En de omzetting waar onze vriend van spreekt, is geheel iets anders dan het invoegen van een woord.

Een ander lezer zegt, dat men kan denken aan iemand die op lager wal is geraakt waar niet veel water staat; iemand die dus niet voort kan en van wien men nu toch eischt dat hij spijkers met koppen zal slaan, d. i. flink, doortastend handelen.

Er zijn echter tegen deze uitlegging twee groote bezwaren. Vooreerst is zij vrij diep en eer gezocht, naar 't ons voorkomt, terwijl dergelijke gezegden meest aan het gewone, dagelijksche leven zijn ontleend. Ten tweede beteekent de uitdrukking, zoover wij weten, ' zelden of nooit: van iemand iets vorderen dat hij toch niet kan: wel in 't algemeen looze bedenkselen, uitvluchten, tegenwerpingen zoeken.

We zullen 't hierbij laten. Want het blijkt dat we er nooit uitkomen vóór eerst is uitge maakt: wat wil iemand zeggen die dat spreekwoord gebruikt. Dat wist Bilderdijk niet, en nu een eeuw haast na hem is men 't er nog niet over eens. Eerst als dat vast staat, en denkelijk niet eerder, zal men ook kunnen zeggen hoe het spreekwoord is ontstaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's