GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE STALJONGEN.

DE BESTE LES.

XII.

Langzamerhand maar gestadig vorderde Kees èn in zijn werk èn in hetgeen hij weten moest. Hij leerde al wat tot het kruideniersvak behoort kennen, van de grauwe zakken af, tot de vanille en de gember toe; de kunst om alles behoorlijk af te wegen, af te meten en in te pakken en wat er meer is. Steven kreeg er pleizier in en hielp Kees zooveel mogelijk voort.

Doch Kees leerde van Steven, gelijk ik reeds zei, ook nog wat beters, en daar bij De Ruyter hem ook 'tzelfde gezegd en voorgehouden werd, kreeg onze vriend, die vroeger van Gods Woord en waarheid geheel onkundig was geweest, daarvan ook mettertijd eenige kennis. Nu is die kennis op zichzelf wel volstrekt niet genoeg, want een jongen of een meisje kan o zoo knap in de Schrift zijn, en toch nog geheel buiten den Heere leven, maar daarom blijft die kennis toch noodig. En de lezers die haar al van jongs af in huis en op school zoo makkelijk verkrijgen, mogen er den Heere voor dankbaar' zijn. Want de kennis is de poort tot alles; het geloof, zegt de apostel Paulus, is uit het gehoor, en 't gehoor door 't Woord Gods. Dat wil zeggen: we moeten eerst weten wat het Woord zegt, eer we kunnen gelooven. Maar als ge nu kennis hebt, bedenk er dan toch wel bij dat de poort nog niet de weg is en veel minder het doel.

Bij onzen vriend Kees had die kennis een uitnemende uitwerking, gelijk de Heere God geve dat zij hebben mag. bij allen die het Woord hooren. Wat Kees te huis en onder zijn werk nu en dan vernam, als hij met Steven praatte, kwam door zijn hoofd tot zijn hart en werd daar bewaard, ja zou er als een zaad in goede aarde mettertijd wortelen schieten en opwassen. Dat was nu niet omdat Kees zoo braaf was — want ik heb u al verteld hoe daarop bij hem niet viel te roemen. Ook kwam het niet door de vermaningen, die de patroon hem had gegeven om een braaf en oppassend mensch te worden. Maar het was alleenlijk des Heeren genade, die menschen als Steven en De Ruycer gebruikte om Kees te leeren welken weg hij moest gaan, en die zelf door zijn Geest het hart van den" knaap neigde om in dien weg te wandelen.

Als de Heere begint ons hart te veranderen dan wordt dat al spoedig merkbaar. Niet dat men het aan iemand kan zien, want zijn hart wordt vernieuwd en niet zijn gelaat, maar uit de woorden en daden van zoo een kan men toch wel bespeuren dat hij niet is als vroeger. Zijn spraak maakt hem openbaar.

Dat merkten ook de vroegere vrienden van Kees, de «zwervers", zooals men ze in de buurt noemde. Ze hadden den eersten keer den besten dat ze hem met de kar ontmoetten, •alles gedaan wat ze konden om hem te bewegen dat werk te laten loopen, en met hen mee te gaan. Doch Kees, die toch wel gevoelde hoeveel de buren voor hem gedaan hadden, gaf aan zijn vroegere vrienden geen gehoor. Gelukkig zag hij hen maar zelden, wijl zijn werk hem veelal in den winkel of in den kelder bezighield. Toch gebeurde 't meer dan eens dat een oude kameraad hem 's avonds als hij thuiskwam aansprak en zei: sNou; dat zou ik maggen, zoo'n anjager te weze bij een kruienier! Schaai der uit; je ken beter". Maar hoe meer Kees van andere en betere dingen leerde kennen, hoe minder lust hij gevoelde dien boozen raad te volgen en hij zei ronduit: »ik doe het niet. Wij hebben wat beters te doen dan kwaad uit te voeren. Waarom zoek je zelf ook niet een baas? Ik doe althans niet meer mee."

Dat Kees braaf werd uitgelachen en bespot kunt gij begrijpen. Dat gaat altijd zoo. Want in een booze wereld loopt ieder die den goeden weg op wil natuurlijk tegen de anderen in, en dan krijgt hij vanzelf veel stoeten en bonzen. Maar toch is het een genade als we op dien weg mogen komen. Want de apostel Paulus, die op dien weg veel had te verduren gehad, zegt toch dat het een lichte verdrukking is, waar een uitnemend gewicht 't gevolg van is en wel van eeuwige heerlijkheid.

Doch al werd Kees ook bespot en een »suffert" genoemd, dat had hij er bij gewonnen, dat zijn oude makkers hem voortaan links lieten liggen, iets wat hem volstrekt niet speet. Trouwens met zijn tijd zat Kees niet verlegen, want hij moest al spoedig in den winkel de klanten helpen en dan kwam 't vooral aan op goed en vlug rekenen, zoodai hij noch te veel noch te weinig teruggaf. De patroon lette streng daarop, en wie te veel weerom gaf moest de schade voor den patroon uit zijn zak vergoeden. De klanten zorgden zelf meestal wel, dat ze niet te weinig kregen. En daar nu die rekeningen in den winkel dikwijls liepen over »vitr duiten" voor dit en een »stooter" voor dat, en het nogal dikwijls uitkwam met »kleintjes" en de menschen 't niet altijd passen konden, had Kees al zijn verstand er bij noodig en stond soms groote benauwdheden uit. Want al was zijn weekloon spoedig van twee kwartjes op achttien stuivers gebracht, toch zou hij niet gaarne de boete voor misrekeningen hebben betaald, en was dus oppassen de boodschap.

't Geld dat Kees verdiende gaf hij elke week trouw aan vrouw De Ruyter. Ook daaruit bleek dat hij niet meer geheel dezelfde was als vroeger, toen elke cent werd versnoept of verdobbeld. En Kees, al kreeg hij ook maar een dubbeltje in de week voor zich, begon toch reeds te gevoelen hoe heerlijk het is hun die ons hebben welgedaan daarvoor al is 't dan ook nog zoo weinig, te kunnen loonen.

(Wordt vervolgd.)

AAN VRAGERS.

Eeii onzer lezers, de heer G. H. de B. te A., schrijft ons nog omtrent de bedoeling en den oorsprong van hei spreekwoord «spijkers zoeken op laag water", dat hij de moeite genomen heeft te zien wat de iSiavorscher (een blad »waarin onder meer de oorsprong en de beteekenis van al onze, vaak vrij onzinnige, spreekwoorden wordt nagegaan en uitgeplozen") er van zegt,

In den eersten jaargang van genoemd blad (1851) wordt op bl. 84 gezegd: «Wanneer iemand zich de moeite gaf, om, bij laag water, naar wellicht op den bodem verloren spijkers van vaartuigen te zoeken, ' ten einde daarmede zijn voordeel te doen, zou hij feitelijk hetzelfde verrichten wat, in een overdrachtelijken zin, het werk is van een chicaneur (vitter).

Terwijl op blz. 355 d. a. v. de wellicht zeer juiste bedoeling in deze woorden is terug te vinden; »Wie spijkers op laag water gaat zoeken, haalt kleinigheden op, die elk ander mensch vredig laat rusten."

In andere werken, zoo als van Tuinman, Martinet, Sprenger van Eyk, wordt omtrent dit spreekwoord niets vermeld.

[We zullen hiermee het zoeken naar de «spijkers op laag water" maar staken. Gevonden wat we zochten hebben we zeker niet, al was het zoeken ver van nutteloos. Mocht evenwel iemand eens een vondst doen die werkelijk de moeite van 't zoeken loont, dan zullen we het graag vernemen].

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's