GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Laat de overdenkingen mijns harten welbehaaglijk zijn voor uw aangezicht.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Laat de overdenkingen mijns harten welbehaaglijk zijn voor uw aangezicht.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat de redenen mijns monds en de overdenking mijns harten welbehaaglijk zijn voor uw aangezicht, o Heere, mijn Rotssteen entmijn Verlosser! Psalm 19 : 15.

-t Het besef van schuld voor God doorloop vier stadiën, al naar gelang het nog maar alleen loopt over onze daden; ook gaat over de redenen onzes monds; daarna zich verdiept tot de overdenkingen onzes harten; of eindelijk indaalt tot in den wortel zelf van onze men-Echelijke natuur.

Nu is schuld bekennen, zoolang ge niet innerlijk gebroken zijt, altoos een harde zaak; en het is tiief waar, dat dit enkel aan uwhoogmoed ligt.

Als er twee jonge mannen zijn, die zich beiden in dronkenschap verliepen, en, hierover ondervraagd, zegt de één klakkeloos weg: »Nu, ja, wat zou dat? Ik ben stomdronken geweest. , Dat zijn er zoo veel''; terwijl de ander de aanklacht zoekt af te weren, het ten deele ontkent en zich poogt vrij te pleiten, dan moet ge niet zeg^eti, dat die eerste oprecht was, en die tweede niets dan een hooghartige leugenaar.

Veelal sprak in dien eerste de brutaliteit der schaamteloosheid, en werkte in dien tweede het besef, hoe schandelijk het toch eigenlijk was voor een dronkaard te boek te staan.

Zeker moet ge uw kind energieke liefde voor de waarheid inboezemen. En het hoogste hebt ge bereikt, zoo uw kind, na in zonde gevallen te zijn, en door u ondervraagd, zijn gelaat tegen uw borst verbergt, en met een bekentenis, waartoe hij zich geweld moet aandoen, u toefluistert: »Ja, vader, helaas ja, wil u mij vergeven!"

Maar dat het hem moeite kost; dat hij er bijna n'et toe kan komen; dat het hem in de keel steken blgfi; ja, daar mengt zich ook wel hoogheid in, edoch daarin spreekt toch nog meer het bang besef, dat hij op die manier zijn eere als kind en als mensch inboet.

Als men Golgotha ken% en zeggen kan: »Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij!" dan ja, kost dat wegwerpen van zich zelven niets meer.

Maar alleen Gods kind, alleen wie bekeerd is, en zijn beter ik in zijn Jezus bezit, is tot die hooge daad der offerande van zich zei-

ven in de ootmoedige belijdenis zijner zonden bekwaam.

Neem er de proef maar van bij u zelven. In dagen van gewoon, oppervlakkig leven, als de conscientie zwak tikt en het geloof wel niet insliep, maar toch ook geen wakkerheid vertoont, zult ge geneigd zijn, om al wat men tegen u inbrengt, op min of meer hoogen toon af te weren, en de smeekinge om vergiffenis zal in uw gebed niet zeer innig zijn.

Ge belijdt dan het bloed der verzoening nog wel, maar ge wordt er niet eiken morgen en eiken avond meê besprengd.

Komen er daarentegen dagen yan diepe aangrijping, dat de wateren van uw gemoedsleven met hoogen golfslag worden opgedreven, en alle roerselen van uw inwendig bestaan in beweging geraken, en uw geloof zich op het uiterste spant, — o, merk, let er dan maar op, hoe heel anders ge door een aanmerking op uw gedrag, door een verwijt of een aanklacht wordt aangedaan, en bovenal hoe ge dan niet kunt insluimeren, eer ge u weer gewasschen weet in het bloed van het Lam Gods.

En deze wisseling van innerlijke gemoedsstemming teekent zich nu op den graadmeter van uw schuldbesef juist naar de stadiën, waarop zoo straks werd gewezen. Schuldbesef alleen over uw daad. Schuldbesef ook over uw woord. Schuldbesef gaande over de overlegging van uw hart. Of eindelijk over het verdorvens uwer menschelijke natuur.

Want wel ontkent ge op zichzelf nooit, daf: ] er zonde ook in uw wooïd, zonde ook in uwhart, en zonde tot zelfs in uw natuur kan schuilen.

Als dat in de predicatie gezegd, in het gesprek u herinnerd, of in een gedrukt stuk u voorgelegd wordt, dan beaamt ge dit wel en stemt dit toe.

Maar een leer belijden is nog geen schuld belijden.

Schuld belijden is de toepassing van deze leer op uw eigen persoon.

Nu laten we de andere drie stadiën ditmaal rusten, en komen alleen op het schuldbesef over de zondige overdenkingen van ons hart.

Hier toch ligt de verontschuldiging aanstonds gereed: »Hoe kan ik schuldbesef hebben over een onheilige gedachte die in mij opdoemt? Dat komt vanzelf. Dat doe ik niet. Eer klaag ik er zelf over. Maar die onzalige fontein draag ik daarbinnen nu eenmaal om!"

En ten deele is dit ook zoo. Precies zooals de aan drank verslaafde volkomen waarheid spreekt, als hij klaagt, dat de booze prikkel vanzelf in hem opkomt, en dat hij het drinken dan niet kan laten.

Maar het is dan toch uw hart, waaruit die zondige overleggingen opkomen. Gij zijt het dan toch, uit den wortel van wiens leven deze jammerlijke overleggingen oprijzen. En ge moogt toch nooit de valsche leer bijvallen, dat de begeerte op zich zelf geen zonde zou zijn, zoo ge die begeerte maar niet inwilligt.

De wet van Sinaï heeft niet slechts negen, maar wel terdege tien geboden.

En al zoudt ge nu uit uzelven er licht toe neigen, om die valsche en zondige begeerten, zoo ge ze maar niet voedt, buiten uw rekening te laten, toch moet ge eindigen met te vallen voor de Wet des Heeren, en met Paulus te betuigen dat ge door de Wet geleerd hebt, hoe ook de begeerte zonde is.

Gaat nu dat »Gij zult niet begëeren" enkel over de valsche, zondige begeerte naar anderer geld, naar overdaad van wijn, naar vleeschelijk zingenot of naar wereldsch vermaak; en zijn dus alleen die overleggingen des harten, die op zóó iets gericht zijn, voor God zonde ?

Natuurlijk niet.

Het tiende Gebod-vrot& t als een schroef op al de negen overige gezet; en alle overlegging en alle overdenking in uw hart, die verkeerd tegenover God staat of in liefdeloosheid, zoo niet in afgunst en nijd, naar uw naaste uitgaat, wordt even scherp door dit tiende Gebod gevonnist.

De zonde die we in de overleggingen van ons hart en in de overdenkingen van ons gemoed begaan, zijn dus even veelsoortig als de zonden, waaraan we ons door ons woord, of door onze daad schuldig maken; ja... ze zijn veel veelvuldiger.

Tegenover één zonde in woord of daad staan minstens tien zonden in de overleggingen onzes harten.

Want vooreerst ligt er een zondige overlegging des harten achter elk boos woord, en achter elke booze daad; en ten andere zondigt de overlegging van ons hart in al datgene wat wel uit de diepte van ons hart naar boven woelde, maar bij den uitgang van ons hart werd gestuit.

En wie nu waant, dat hij vrij uitgaat, zoo die zondige overlegging maar weerstaan en gestuit wordt op het oogenblik, dat ze uit ons hart naar buiten zou treden, verstaat nog het recht Gods niet.

Dan wist David het voor drie duizend jaren reeds beter, toen hij zoo roerend smeekte: j^Heere, laat toch ook de overleggingen mijns harten voor u weibehaaglijk zijn!"

Zeker iff het een overwinning, zoo een bitter woord, dat naar de lippen drong, nog intijds op die lippen gestuit en gesmoord werd. Ongetwijfeld hebt ge voor bewarende genade te danken, als de evenaar in uw ziel nog tijdig omsloeg, en ge afliet van een boos voornemen, dat in uw zinnen woelde. Een zonde die niet inblijft, maar ook uitgaat, is van boosaardiger natuur. Een [revolver tegen iemand te laden, is natuurlijk minder erg, dan .de geladen revolver op hem af te vuren.

Maar wee u, zoo ge daarom voor God u zelven vrij gingt pleiten, en ook zoo ge piet inzaagt, hoe het zedelijk bedwang over uw woorden en daden, aldoor moet afnemen, als ge de tucht nalaat over de overleggingen van uw hart.

Het gaat in ons hart zoo snel toe, en ook in ons hart is de macht van de gewoonte zoo onberekenbaar sterk.

Eén booze overlegging tegenover iemand, die u leed berokkende, ontsteekt, zoo ge die vonk niet terstond bluscht, een vuur in uw binnenste, dat ge niet meer meester wordt, en it overbrengt in de valsche zondige positie, alsof kwaad en bitter over dien mensch te denken, en straks'te spreken, ganschelijk geen zonde meer ware.

En zeg nu niet, dat ge daar niets aan doen kunt.

Uit het hart zijn de uitgangen des levens, en daarom roept het Woord u toe: Bewaar uw hart boven alles wat te bewaren is.

Zekerlijk kunt ge tucht over uw hart oefenen.

Als ongewild en onbedoeld een boos denkbeeld, een zondige gedachte door uw bewustzijn komt dwalen, ligt dat aan de zondigheid van uw natuur, en hebt ge deswege uw natuur voor God aan te klagen ; maar ook dan nog scheelt het toch veel, hoe ge met deze zondige gedachte omgaat. Of ge haar den tijd gunt om indruk op u te maken. Of ge er lust in vindt ze door te denken. Of ge er den gloed van uw verbeelding in mengt. Of wel, dat ge als met een heiligen ruk ze, een adder gelijk, u van den arm schudt; er het oog voor sluit; er met uw geloof tegen inwerkt; en toevlucht neemt tot den Heiligen Geest.

En dit nu wordt door Gods kinderen veel te weinig betracht. Integendeel, ze hebben booze gedachten, die ze jaar in jaar uit als huisvrienden in hun hart laten inwonen; waar ze vertrouwd mee raken; zich aan wennen; en op het laatst geen zonde meer in zien.

En daar nu toornt Gods Woord tegen.

Dat mag niet.

Al de doornen en distelen van deze zondige overleggingen moeten weggebrand.

Niet, om dan den akker van uw hart kaal en ledig te laten.

Neen, maar om dan heel andere overleggingen en overdenkingen in ons hart te laten opkomen. Dezulke, die voor God welbehaaglij'k zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Laat de overdenkingen mijns harten welbehaaglijk zijn voor uw aangezicht.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's