GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet genoeg kan er op gelet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet genoeg kan er op gelet

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 10 Juni 1892.

Niet genoeg kan er op gelet, ^hoe de vijanden van den Calvinistischen naam van alle gading, de stille hoop koesteren, dat het werk der Vereeniging, waarvoor de beide Synoden thans in de hoofdstad zijn saamgekomen, nog op de één of andere wijze moge mislukken.

Van de Irenische fraction begrijpt men dit vanzelf, en dat ook de liberale pers van den tweeden rang het in troebel water best visschen vindt, behoeit geen betoog.

Maar opmerkelijk is het vooral hoe het Nieuws van den Dag ten deze haar vijandschap tegen den Calvinistischen naam opnieuw heeft laten uitkomen.

Anders uiterst voorzichtig, om niet te veel naar rechts of naar links te stooten, is dit blad thans de onvoorzichtigste van alle geweest.

Het heeft zich openlijk partij gesteld. Zich publiekelijk gewaagd in een louter kerkelijke quaestie. Er is blijkbaar verstandhouding aangeknoopt met enkele malcontenten onder de Christelijke Gereformeerden.

Het zonderlinge feit liep dan ook derwijs in het oog, dat we zeer spoedig doorzagen uit welken hoek deze wind woei.

Nu, zij deze ecclesiastieke weelde aan het geestelijk slappe orgaan van harte gegund.

Zelis zijn we er haar dankbaar voor, dat ze door haar onvoorzichtige handelwijze een tip van den sluier oplichtte, en juist daardoor zoo duidelijk het hoog belang der Vereeniging voor geheel de toekomst van het Calvinisme in het licht plaatste.

Dit is dan ook het diepste besef, dat op dit oogenblik al wie Calvinist is, in spanning houdt.

Gedeeld zijn beide groepen machteloos.

Maar staan ze vereenigd, verliezen ze niet langer haar kracht in onderling getwist; maar vereenigen ze haar gaven en middelen en talenten om saam den Calvinistischen naam weer in eere te brengen, dan gaan we niet alleen kerkelijk, maar ook op maatschappelijk, wetenschappelijk en staatkundig gebied een schooner toekomst te gemoet.

Eerst als de vier wielen weer saam onder denzelfden wagen rollen, komt die wagen met spoed vooruit.

Een misschien niet overbodig werk heeft Prof. Lindeboom nog kort voor de samenkomst der Synode ondernomen, door lien te woord te staan, die onder de Christelijke Gereformeerde broederen nog altoos door zekere bezwaren gedrukt werden.

Ook ons lag meer dan eens het woord op de tong, om de hand weg te slaan, die nog ter elfde ure zich roerie, om het kerkelijk samenleven der Gereformeerde broederen en der Gereformeerde kerken in deze landen te verijdelen.

Maar we hielden ons in, en spraken niet.

En zulks niet, wijl hét ons aan beslissende argumenten ontbrak, maar omdat we ons hadden voorgenomen, ditmaal door zwijgen en niet door spreken onzen plicht te doen; wijl we vast overtuigd waren, dat niets beter geschikt was, om vuur onder de stoppelen te werpen, dan een opnieuw openen van allerlei debat.

O. i. moest er gesproken worden, zoo­ lang de Synoden der beide kerken nog niet tot overeenstemming over het hoofdpunt waren gekomen.

In die eerste periode hebben we ons dan ook niet onbetuigd gelaten, en onzerzijds gedaan wat we konden, om al Gods erfvolk in deze landen weer allengs saam te brengen.

Toen echter de Synoden van Leeuwarden en 's-Gravenhage eenmaal den grondslag voor de vereeniging gelegd hadden, was o. i. die periode van den publicistischen strijd voorbij.

Zulke kerkelijke vergaderingen zijn voor ons geen dispuutcolleges, waar men op goed geluk af, de ééne maal tot deze en de andere maal tot een tegenovergestelde conclusie komt.

Op goed Gereformeerde Synoden arbeidt, spreekt en besluit men, gelijk Walaeus het uitdrukt, onder het voorzitterschap van den Heiligen Geest.

Het zijn de kerken Christi die op zulk een Synode saamkomen, en in zulk een Synode de regeermacht saambrengen, die elke kerk als zoodanig van Christus ontving.

De uitspraak van zulk een Synode heeft dus een veel hoogere beteekenis dan van een gewone vereeniging of genootschap.

Ge hebt in zulke Synoden met de uitspraak der kerkelijke regeermacht te doen, die van Christus als het eenige Hoofd uitvloeit.

Dit heeft dan ook te Leeuwarden en te 's-Gravenbage een ieder gevoeld.

Men was er niet alleen.

De Heere zelf was er in het midden.

En toen beide Synoden waren afgeloopen, en beider arbeid tot zoo gewichtig resultaat had geleid, keerde een ieder huiswaarts in de gelukkige overtuiging, dat dit werk van den Heere geschied was.

Op het toen gedane werk en het toen verkregen resultaat kan derhalve niet meer worden teruggekomen; te minder nu de Christelijke Gereformeerde kerken aan alle onzekerheid een einde hebben gemaakt, en door de wijziging van het Reglement van 1869, er toe kwamen, om de kerkenordening van 1619 als deneenigen regel van haar kerkelijk leven te aanvaarden.

Van dit oogenblik toch stonden en staan wij in den lande naast elkander als kerken, die plaatselijk op Gereformeerde wijze geformeerd zijn, saim één belijdenis hebben, één taal spreken en één regel van kericenordening volgen.

Dit nu zoo zijnde, bleef alleen de vraag over, of de kerkenordening van 1619 al dan niet saAmkomen en sa^mvergaderen van alle Gereformeerde kerken in dezelfde meerdere vergaderingen eischt.

Zoo niet, dan kunnen er twee reeksen dassen en kan er tweeërlei synode blijven bestaan.

Maar indien wel, indien de kerkenordening waaronder men beiden verklaart te leven, dit niet toestaat, maar juist eischt en stellig voorschrijft, dat alle Gereformeerde kerken in ééne zelfde reeks van meerdere vergadering zullen saamkomen, dan is hiermee de zaak ook beslist. Dan mogen en kunnen er geen twee Synoden blijven. Dan moeten ze inéénvloeien. En zoolang dit niet is geschied, wordt de Dordsche kerkenordening niet nageleefd.

Uit dien hoofde was de zaak der vereeniging na de Synode van Leeuwarden en 's-Gravenhage ons niet meer een quaestie van beginsel, waarover te disputeeren viel, maar eenvoudig een vraagstuk van naleving der kerkenordening op het belangrijkste punt.

En wel zagen we in, dat er allerlei ondergeschikte punten zouden te regelen zijn, eer de Vereeniging haar beslag kreeg, maar ook dit kon o. i. geen bezwaar opleveren.

Om twee redenen niet.

Vooreerst niet, omdat in alle zaken van beginsel de kerkenordening de beslissing inhield, en er dus een einde kon komen aan alle tegenspraak.

En ten tweede, omdat, waar geen beginsel, maar alleen voorkeur of belang in het spel was, de wedijver in toenadering vanzelf alle moeilijkheid zou te boven komen.

Toch heeft Prof. Lindeboom hierin misschien geen ongelijk, dat er nog altoos enkelen, vooral in de achterhoeken des lands, overblijven, die niet alles lezen, die niet precies cp de hoogte zijn, en die de Dordsche kerkenordening nog op geen voeten of vamen na, in haar beginsel en strekking, doorzien hebben.

Zoo komt het, dat onder deze broederen zekere onrust voortduurt, en daarom was het een da^d van liefde en der vertroosting, dat hij zich de moeite gaf, deze broederen en zusters te ontlasten.

Hij deed dit op uitnemende manier.

Zoo b. V. door op het punt van doleantie en separatie zich aldus duidelijk uit te spreken:

De Syn. van L. heeft theoriën en practijken, waardoor de doleerende Gemeenten zijn ontstaan, voor hare rekening gelaten. Daarom is het voornaamste van dit bezwaar o. i. opgeheven. Wij erkennen elkander niet als »doleerende" en »afgescheiden" Gemeenten, maar als »Geref.", en dat alleen op grond van de beiderzijds aanvaarde Geref. Belijd, en Kerkorde.

Het bezwaar tegen de erkenning der lidmaten ziet voorbij, dat alleen zij, die instemming betuigen met de Geref. Belijdenis en zich onvoorwaardelijk onder opzicht en tucht stellen, worden ingeschreven. En wij hebben het vaste vertrouwen, dat de N. G. Kerken, ook al kwam-de vereeniging niet, allengs nauwkeuriger zullen onderzoeken, of de instemming met de Ger. Bel. ook vrucht is van kennis der Ger. leer, enz, , eh ni«t zullen aarzelen, op afwijken in het leven en ook in de leer de tucht toe te passen. Bij ons is ten deze ook nog niet de volmaaktheid bereikt, en kan en moet ook, hier minder, daar meer, verbetering komen en met de meeste zorgvuldigheid worden gewaakt. Vereenigd zijnde, zullen we elkaar kunnen helpen en, beter dan nu, waken en werken zoowel tot bewaring van de zuiverheid en heiligheid als tot uitbreiding der l e Kerk. Laat toch geen Farizeisme ons tot voornaamheid tegen eikander verleiden. De meest ootmoedige zal het meest getrouw bevonden worden, en zijn voorbeeld zal anderen tot beschaming en aansporing wezen.

Het beeld van een huwelijk is niet juist. We zijn broeders en zusters. Allen die oprecht Jezus liefhebben, hebben ook elkander lief. Nu blijkt, helaas, van die liefde nog veel te weinig. Doch dat is ook niet geheel onverklaarbaar. Ieder is bang, dat de ander hem te na komen zal en schade doen aan wat hij »beginsel" acht. En aan weerszijden is hier gebrek en schuld. Het beste middel om de liefde op te wekken en haar ruime wegen te bereiden, is ongetwijfeld, niet het tegenwerken van een plichtmatige samenwoning als kinderen van éénen vader, maar wel het arbeiden tot wegneming van struikelblokken en het aannemen van elkander, met alle zwakheden, onaangenaamheden, enz., gelijk ook Christus ons. Zijne vijanden, en nu nog gebrekkige, ja, dikwerf nog zoo lastige leden en dienaren, aangenomen heeft tot zijne vrienden en broeders. Indien wij, vereenigd, naar Gods Woord elkander behandelen, dan zal het wel goed gaan; en die dan het meest verdraagt om Christus'' wil, zal den meesten vrede hebben en 't meest tot zegen gesteld worden.

Natuurlijk zouden wij dit van ons standpunt hier en daar met andere woorden zeggen, maar de zaak als zaak is gl ashelder en volkomen zuiver door hem voorgesteld.

Wat noch belijdenis noch kerkenordening uitwijst, wordt aan niemand opgelegd.

Speelruimte voor verschil van inzicht over bijzaken moet er in elke kerkengroep blijven.

En de hoofdzaak is maar, dat we, waar onze eenheid en overeenstemming zoo bijna geheel het terrein van geloof en leven dekt, men niet om enkele onzekere strepen op de grenzen, een koelheid werpe over elkanders hart.

Het Gymnasium te Zetten zond weer zijn jaarverslag rond, waaruit blijkt in welk een voorspoed het zich verheugen mag.

Het telde niet minder dan 84 leerlingen. In de hoogste klasse negen, in de 4de veertien, in de 3 de klasse dertien, in de 2de klasse twee en twintig, in de iste klasse achttien; en in de voorbereidende A, B en C saam acht.

Ook de financiën hadden niet te klagen. De geheele uitgaaf was f 35, 462.971/2, en de geheele ontvangst f 39, 890 781/2-,

En wel waren onder deze ontvangsten twee legaten, saam een goede / 5000 vormend, maar ook zonder deze zou er toch slechts een klein tekort zijn geweest.

Bovendien is de schuld van de Vereeniging betrekkelijk laag. Alles saam nog maar ƒ 45, 600. Een schijnbaar hooge som, maar die volkomen door de bezittingen gedekt is.

De studiën schijnen alleszins reden tot tevredenheid te geven, en het verslag roemt de geschiktheid en den ijver der onderwijzers.

Op prijs dient het ook gesteld, dat het Gymnasium nog steeds bekend wil staan als een Gereformeerd Gymnasium; waarbij het vanzelf spreekt dat de beteekenis, die aan deze bijvoeging moet gehecht, niet te beoordeelen is naat wat de Directeur in e zijn ondel scheidene verslagen, niet' zonder betamelijke variatie, over dezen naam zegt.

Ditmaal luidt zijn exegese als volgt:

Als wij ons echter Gereformeerd noemen, dan is het niet, omdat wij angstig vragen wat deze of gene der vaderen heeft gezegd, om door spitsvondige redeneeringen onszelven te dwingen tot diezelfde overtuigingen. Als Gereformeerden drukken wij onzen discipelen op het hart, dat de Schrift de eenige kenbron der waarheid is, maar ook dat zonder wedergeboorte niemand het Koninkrijk Gods kan zien. Gedurig wordt hun voorgehouden, dat doode orthodoxie niet baat, maar alleen een levend geloof in Christus zalig maken kan. l z b a d o

Een zeker niet zeer gelukkige toelichting, daar een Luthersch, Baptistisch of Engelsch-Episcopaal directeur precies hetzelfde zou kunnen zeggen. d d d b v

Hieruit volgt dat deze definitie den bepaalden naam van Gereformeerd niet verklaart. r b

Doch, gelijk gezegd, niet die uitlegging, de naam van Gereformeerd beslist hier, en die naam spreekt voor zichzelf klaar en krachtig. z s m o

Zeer terecht merkt de geachte Directeur daarentegen op, dat deze naam hier niet een kerkelijke onderscheiding aanwijst. Immers een gymnasium doceert geen kerkrecht, en heeft met kerkrechtelijke onderscheidingen niets te maken. G d m b a

Alle schrikbeeld, alsof het tweede Gereformeerd gymnasium te Amsterdam dat van Zetten verdringen zou, is gelukkig vol­ 0 komen ijdel gebleken.

Waar de Roomschen reeds een twintigtal eigen gymnasia bezitten, is een tweetal voor de Gereformeerden stellig niet te veel. d

Eer zullen we met blijdschap den dag begroeten, waarop in het Noorden en Zuiden van ons land, in Rotterdam en 's-Gravenhage, even schoone stichting verrijzen mag. V l b

We ontvingen de wel eenigszins zonderinge vraag, of het al dan niet raadzaam is tot de Teetotalers toe te treden. i G

Uit die vraag toch maakten we op, dat men in de Heraut een tegenstander van de geheelonthouding meent te begroeten. En dit nu is volstrekt niet het geval.

Het dreigend gevaar van het Alcoölisme rkennen we zoogoed als iemand, en eerbied boezemt ons elke poging in, om dezen vijand te bestrijden. g w t

Slechts een paedagogische bedenking hebben we nu en dan in het midden gebracht. z v

Er is alle eeuwen door een streven merkbaar geweest, om de booze uitbottingen van de zonde te bestrijden, door den tak af te houwen, waar dat kwaad uitbotte, m v m l

Doch hiertegenover zien we in de Christelijke religie een heel ander streven, om namelijk de oorzaak van het kwaad inden wortel op te sporen, en het in den wortel te genezen.

„7«/5 én wortel" is dan de leuze.

Het is om deze en geen andere reden, dat we ons de paedagogische vraag hebben gesteld, of de altoos eenzijdige bestrijding van het Alcoölisme door de practijk der Teetotalers, niet te veel op het kwaad in den tak was gericht en te weinig op het kwaad in den wortel.

Men vergete namelijk niet, dat alle eenzijdige bestrijding van een of ander kwaad, zonder dat het beginsel des levens genezen wordt, bijna door heel de historie geleid heeft, tot het „raak niet en smaak niet en roer niet aan, " het standpunt van de wettische zielsgenezing; en dat ten andere zulk een wettische bestrijding van zulk een bepaalde zonde bijna in den regel zekere zelfverheffing kweekt.

Dit zijn geen bedenkingen, die wij verzinnen, maar die in alle land, en in alle tijdperken der historie, door de diepste denkers zijn gemaakt, en waar we daarom niet zoo over mogen heenglijden.

Maar hierin ligt in het minst niet opgesloten, dat we deelneming aan de geheel-onthouding aan iemand zouden willen ontraden, vooral niet aan den Bond van Christelijke geheelonthouders.

Een iegelijk sta e.i valle hierin zijn eigen Heere.

Alleen zie men toe, dat men een open oog houde voor de gevaren die van zulk een stelsel onafscheidelijk zijn, en wake er tegen.

De geheel-onthouding mag nooit iets anders dan'een afgeleid beekje zijn; de bron van redding ook tegen het Alcoölisme ligt in Christus en in zijn waarheid.

Tegen de door ons gebezigde uitdrukking, dat een ieder God den Heere te dienen had „in zijn Goddelijk beroep", kwam een woord van bedenking bijonsin. Men vroeg namelijk, hoe men dan wist, voor dit of dat ambacht een Goddelijke roeping ontvangen te hebben.

Deze bedenking rust op een misverstand.

De uitdrukking „Goddelijk beroep" is niet van ons, maar uit het huwelijksformulier overgenomen ; en beduidt volstrekt niet, dat wie timmerman of winkelier is, een Goddelijke roeping voor zijn bedrijf ontving.

Dit verschil komt hierin uit, dat niemand als Dienaar des Woords, Ouderling of Diaken mag optreden, tenzij hij er door anderen toe geroepen worde. Daarentegen mag iemand zeer wel bakker, metselaar, dokter of advocaat worden, zonder dat iemand hem aanstelde, of zonder dat anderer opdracht hierbij noodig zou zijn.

Ambten en bedrijven moeten dus wel uit elkander worden gehouden.

In ambten wordt men met macht bekleed, om, In opdracht van Godswege, die macht of dien dienst uit te oefenen. In bedrijven daarentegen treedt men eigener beweging op, om een geregelden arbeid te hebben, n door dien arbeid zijn levensonderhoud te verdienen.

Bij het bedrijf, in zijn wijdsten zin genomen, is dus nooit een roeping, gelijk die bij het ambt voorkomt.

Maar wel is het daarom een beroep, geijk men b.v.zegt: Ik ben van beroep warmoezier, of barbier, of cargadoor.

En dat beroep heet nu „Goddelijk", inooverre we er onder Gods voorzienig estuur in geplaatst worden, en er Hem, ls den God onzes levens in hebben te ienen.

Het is door onze geboorte uit die en die uders, door onze woning in die stad of in at dorp, door dezen of genen aanleg, en oor allerlei bijkomstige omstandigheden, at we ten slotte in zulk een bedrijf ons rood verdienen; en dit alles komt ons toe an Gods Vaderhand, niet alleen ons beoep, maar ook het brood dat we ia dat eroep verdienen.

En dat we dit »Goddelijk" er nu bijeggen, is omdat een iegelijk in zijn concientie verzekerd moet zijn, dat zijn beroep et de eere Gods bestaanbaar is; dat hij ok in zijn beroep niet zichzelven maar zijn od zoekt te dienen, en er dus noch slor-; ig, noch lomp, noch oneerlijk in verkeeren ag; en opdat hij uit de winste van zijn eroep Gode offerande doe in zijn kerk en an zijn armen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Niet genoeg kan er op gelet

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's