GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE STiLJONCIEW.

EEN ANDER, GEEN BETER LEVEN,

XIV,

Na een lange reis, waarop hij zich echter niet verveelde, want alles was nieuw voor hem, kwam Kees eindelijk waar hij wezen moest. Hij stapte uit den reiswagen en meteen trad iemand op hem toe en riep hem bij zijn naam. 't Was zijn vader.

Heel hartelijk was de begroeting niet. Kees wist niet recht wat hij zou zeggen en het eerste wat vader sprak was: „Zoo, ben je daar eindelijk". Wist ik waar je gebleven was! Wat heb je al dien tijd voor den kost gedaan? Wie heeft je in zoo'n knap pak gestoken? "

De gelegenheid om op al die vragen een nog veel meer antwoord te geven kreeg Kees in een herberg ot kroegje, waar zijn vader met hem heen wandelde. Dat de jongen het daar niet aangenaam vond begrijpt gij, want het was er benauwd van tabaksrook en jeneverlucht en er werd gevloekt en geraasd door eenige menschen die, zooals zijn vader zei, »vroolijk" waren. Maar dan was het eenvroolijkheid uit den Booze. De Schrift zegt, dat de sterke drank woelachtig is en dat had Kees al dikwijls gezien.

Toen Kees alles had verteld hoorde hij van zijn vader hoe deze »möt had gehad" (dat wil zeggeii: twist) met den kapitein, ook weer over het drinken van sterken drank, en daarom op het schip niet had kunnen blijven, *

»En nu, " zeide de vader, > heb ik hier weer werk op een werf. Je kon er ook wel komen, maar je handen staan daar verkeerd voor. Dus weet ik niet beter dan dat je maar in je vak wat zoekt. Want je begrijpt, ik kan je nu niet meer als vroeger onderhouden. Ten minste je moet ook wat inbrengen."

Dat viel Kees bitter tegen. Hij vroeg wel, of 't dan niet beter was dat hij naar zijn ouden patroon terug ging, maar vader zei: »neen, ik heb je hier noodig en onder al dat fijne volk waar je geweest bent, zou je heelemaal versuffen. We zullen 't anders aanleggen. Wil je ook eens proeven ? "

Kees had nog nooit sterken drank 'geproefd en de Heere gaf hem ook nu de wijsheid om voor dat verderfelijk vocht te bedanken, en te blijven weigeren, ook al nam vader dat niet vriendelijk op. Daarna stapten vader en zoon naar de woning, welke de eerste had gehuurd en die al niet veel beter was dan de vorige.

Toen zij daar wat gegeten en gedronken hadden, moest Kees op vaders bevel er op uit om een baas te zoeken, of althans een gelegenheid om wat te verdienen, en ging vader zelf ter ruste. K

Reeds dienzelfden dag had onze jonge vriend het geluk bij een kruidenier een plaats te G krijgen. Hij zou een gulden in de week verdienen en bovendien nog wat te eten krijgen H ook. Daarvoor moest hij dan ook den heelen t dag bezig zijn. Dat was nu wel niet best om K nog wat te kunnen leeren, maar aan den an­ W deren kant was Kees nu vanzelf weinig thuis, P en dat speet hem volstrekt niet.

Want, hoe treurig 't ook was, de vader van onzen vriend was nog dezelfde als vroeger. »Een iegelijk die de zonde doet is een dienstknecht der zcnde", zegt de Schrift, en dat bleek hier ook. Hoewel de dronkaard zeer goed wist dat, als hij zoo voortging, alles zou misloopen, toch kon hij het drinken niet laten, ja, hij beproefde telkens ook zijn zoon er toe over te halen. Doch Kees weigerde beslist, en dat maakte den vader juist boos. Zoo gaat het, als de Heere niet wordt gevreesd, Dan is het hart boos en toont men zijn boosheid juist als iemand doet wat goed is. W GtN c W s g m B k r r

n 't Was gelukkig voor Kees dat hij althans H bij zijn patroon voor de helft te eten kreeg l en ook nog wat geld, want hij moest bijna ( geheel voor zich zelf zorgen. Even als vroeger fe zag hij zijn vader weinig en even weinig zorgde K deze voor zijn zoon. Hij had hem eigenlijk Ds alleen laten overkomen om iemand te hebben die voor de huishouding zorgde, waar echter J P niet zooveel aan te doen viel. Gelukkig had t Kees daarvan bij De Ruyter wel wat geleerd, c en zoo was hij althans in staat om koffie N te zetten en, zoo goed en kwaad als 't ging, Zondags voor het eten te zorgen. In de week at hij bij den kruidenier en vader ergens anders. Bovendien had Kees te zorgen, dat er op tijd brood en melk en zoo meer was. De grootste kunst echter was om voor dat alles het geld van vader te krijgen. Want of Kees alles al opschreef, dat gaf niet veel, wijl vader toch niet kon lezen. Gedurig was er over dat geld twist, wat eerst ophield als de bakker of de melkboer weigerden iets meer te leveren, als 't vorige niet eerst werd betaald. d

Dat zulk een leven Kees erg afviel begrijpt gij. Van het lezen en schrijven en rekenen kwam ook niet veel meer. Toch deed hij zijn best om het bij te houden en hij bespeurde dat dit, schoon niet zonder moeite, veel hielp, en hij langzamerhand vlot begon te lezen en ook allerlei bestellingen voor den winkel kon opschrijven. Wat zou hij zijn blijdschap daarovei: graag eens lucht gegeven hebben. Maar och! er was niemand om er naar te luisteren. h v

Doch het beste van alles was zeker dat onze jonge vriend niet vergat wat Jorisse en vele anderen hem telkens hadden voorgehouden, namelijk dat de vreeze des Heeren het beginsel der wijsheid is. Hij had, zooals gij weet, een psalmboek meegekregen. Daarin stond ook het Nieuwe Testament en Kees beproefde nu voor 't eerst in zijn leven daarin te lezen. Maar dat ging heel moeielijk. Want de Bijbels en Testamenten waren in dien tijd meestal nog gedrukt met zoogenaamde Duitsche letters, en alle daarbij nog in de oude spelling van twee eeuwen geleden. d

Nu hadKees zu/èe letters nooit leeren lezen en nog minder de woorden zoo leeren spellen, 't Kostte hem dus groote moeite te begrijpen wat er stond en dikwijls dacht hij was Steven maar hier, die zou 't wel weten,

Zoo leidde onze vriend geen gemakkelijk leven. Hij droeg het juk in zijn jeugd. Doch des Heeren Woord leert ons dat zulks voor een man goed is.

(Wordt vervolgd.

Vicrroetige inzamelaars.

tn Londen woont een man, die Dr. Barnardo heet. Hij besteedt zijn leven om arme, verwaarloosde en havelooze kinderen, die tot deugnieten zouden opgroeien op te nemen en m de vreeze Gods groot te brengen, zoodat L zij later nuttige, degelijke menschen worden, Ccd die bovenal geleerd hebben wat de Heere ons in zijn Woord zegt.

Natuurlijk kost dat heerlijke - frêrk veel geld en daar Dr. Barnardo niet rijk is, moet hij dat geld ontvangen van vrienden, die om des Heeren wil de kinderen willen helpen. Nu dat gebeurt ook trouw, en zij vinden er allerlei op uit om geld voor de kinderen te krijgen.

Kort geleden kreeg de goede doctor zes gulden gestuurd. Die waren opgehaald door — een kleinen hond, Rose geheeten. De menschen, wien hij toebehoorde, hadden om den hals van Rose — een mooi beest naar het portret dat ik van hem gezien heb — een bus gehangen, waarop stond, dat wat er inkwam was voor de havelooze kinderen. Als er nu een bezoeker kwam, ging Rose voor hem opzitten met de bus om den hals. En 't moest dan al een heel raar mensch wezen, die niet iets gaf. Zoo kwamen de zes gulden bij elkaar.

Toen Dr. Barnardo nu kort geleden dat geld kreeg, was hij — al kon hij den collectant niet bedanken — recht in zijn schik. Maar, zoo zei hij. Rose is wel een braaf beest, maar toch nog overtrofïen door — een slimme kat, die in het noorden van Londen woont.

Die kat moet gij weten, is een oud, goedig dier, dat Tiny heet, en al een jaar of vier, zonder 't zelf te weten, geld inzamelt voor de arme kinderen. Met een busje om den hals wandelt de poes rond en als er iemand komt en vraagt wat dat beteekent, wordt het hem aan 't verstand gebracht. Iedereen geeft wat, te meer daar de Engelschen bijzonder veel van katten houden. Tiny is in 't jaar 1888 begonnen en elk volgend jaar bracht haar busje meer op. In 't laatste jaar 1891 was het zelfs — twee en zeventig gulden!

Gij ziet wel, wie wil vindt ook een weg. Denkt daaraan, als men u vraagt anderen te helpen. Als de hond en de kat kunnen meehelpen, dan kinderen althans, die van den Heere 't verstand kregen om te begrijpen wat ze doen. De dieren zouden u anders beschamen.

HOOGENBIRK,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's