GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor  Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE STILJOMGEIV.

Een nienwe post.

XVIL

Toen Kees den volgenden morgen wakker werd, stond de zon reeds hoog in de lucht, 't Kostte hem eerst moeite te begrijpen, waar hij zich eigenlijk bevond. Doch weldra kwam hem alles weer voor den geest, wat er den vorigen avond en nacht was gebeurd. Hij stond op; in orde te brengen had hij niet veel, want hij was in zijn kleeren gaan slapen, hoofd-en voetdeksel uitgezonderd.

Een oogenblik later verscheen de juffrouw, die. Kees gereed en gekleed vindend, hem met zich meenam naar de huiskamer, waar ook de stalbaas zat. De jongen moest nu al zijn wedervaren vertellen en toen hij van den schrik verhaalde, dien hij op zolder had doorgestaan, sprak de baas:

»En wat hadt ge nu eigenlijk zoo hardop ie praten? "

»Ik heb gebeden, mijnheer!" sprak Kees. »Ik was bang en bedroefd en ik vroeg onzen lieven Heer mij te helpen? ''

»Dat is dan wel gebeurd ook."

»Ja, mijnheer!" zei Kees; »en ik bedank de juffrouw en u ook wel.

»Eet nu maar eerst een boterham, " zei de baas, 3> dan zullen we verder zien. Daarbij krijg je van de ratten je maal toch niet weerom."

Het eerste wat Kees na te zijn verzadigd en verkwikt, deed, was, dat hij eens ging zien of vader al thuis was gekomen. Hij had de juffrouw beloofd haar te komen vertellen hoe 't stond en keerde dan ook weldra terug met het bericht, dat de deur nog gesloten en vader nog altijd niet thuis was.

Dat ziet er gek uit, jongen, " sprak de baas die 't gehoord had, »ik zal zelf eens zien of ik niet wat naders kan te weten komen." Reeds na een uur kwam de stalbaas terug, die rechtstreeks naar de politie was gegaan, en daar dan ook dadelijk gehoord had wat hij weten wilde. h l o r d

De vader van Kees was, zoo vernam de koetsier, den vorigen avond van zijn werk gegaan en weldra beschonken geraakt. In dien toestand was hij in 't water gevallen en eerst na veel moeite gered. In 't gasthuis zou men er wel meer van weten. Daar ging de baas dan ook heen, maar slechts om te vernemen, dat de drenkeling, welke den vorigen avond gebracht was, reeds eenige uren na zijn aankomst was gestorven.

't Was met deze treurige boodschap, dat de baas na een paar uren terugkwam. Kees wist iet wat hij hoorde. Dat had hij zich nooit unnen voorstellen. Nog dienzelfden dag moest ook hij in het gasthuis komen om het lijk te erkennen en allerlei vragen te beantwoorden mtrent den naam, den ouderdom en de woonlaats en zoo meer van hem, die zoo plotseing was weggenomen. Kees vertelde wat hij ist, doch 't scheen hem alles een droom toe. lleen begreep hij dat hij nu alleen stond. Midden uit zijn zondig leven, , nog beneveld oor den sterken drank, ja geheel onbewust an wat met hem gebeurde was de dronkaard e eeuwigheid ingegaan, waarvan ons gezegd ordt, dat daarin geen dronkaard het koninkijk Gods beërven zal. Op dit oogenblik besefte ees daarvan echter minder. Alles was zoo aastelijk geschied; er had nooit liefde tusschen ader en zoon bestaan; in den laatsten tijd agen zij elkander haast niet en Kees wist zelf og te weinig van den ernst der eeuwigheid m daaraan aanstonds te denken. Misschien zijn wel vele jonge lezers, om andere redenen, in dat laatste hem gelijk.

Toch gevoelde onze vriend zich bitter bedroefd over den dood van den eenigen bloedverwant dien hij had, en tegelijk eenzaam en verlaten, als iemand die nu gansch alleen op de wereld staat en voor zich zelf heeft te zorgen. Nagelaten had de vader zoo goed als niet en Kees had reeds zooveel wijsheid opgedaan, om te begrijpen, dat hij op eigen beenen zou moeten staan.

Dat begreep de stalbaas ook, bij wien Kees nog blijven mocht. Toen echter de begrafenis en wat er meer was, was afgeloopen — waarbij de arme jongen al zeer weinig troost van wien ook ontving — vroeg hem de baas wat hij nu verder dac'ht te doen.

»Ik weet het niet", sprak Kees verlegen, »kon ik hier maar blijven".

De baas dacht even na en liep toen naar zijn 'vrouw, om haar te vragen wat haar er van docht: »'t Is een vreemde jongen",

Ik zou het toch doen" was 't antwoord, »een jongen die in den nacht opstaat om te bidden kan geen deugniet zijn. Er is in dien jongen iets waardoor ik hem vertrouw. ^Probeer het althans eens met hem".

De baas kwam terug en sprak toen : »Nu, fwat mij betreft is 't goed. Maar ge moet als staljongen beginnen. Past ge goed op, dan zullen we zien wat er van u te maken is."

Aldus werd afgesproken en reeds denzelfden dag trad Kees in zijn nieuwen werkkring, die inhield dat hij den stal moest schoonhouden, voor de paarden zorgen, en nog velerlei dat »wel leeren j^u" siooals de baas zei.

(Wordt vervolgd.)

Een wonderiijke vosrel.

II.

De Toekan schijnt te denken: verscheidenheid van spijs doet eten.

Daarom zoekt hij de zijne dan ook niet enkel onder de zoogenaamde Mangrove-boomen, die in grooten getale aan de zeekust groeien, maar is ook zeer belust op de eieren van andere vogels. Hij kan met behulp van zijn langen bek die eieren gemakkelijk bereiken, al liggen ze ook in de holten van rotsen of van boomen. Ook brengt hij wel eens een bezoek aan hangende vogelnesten. Die bouwen de vogels in de warme landen om beveiligd te zijn tegen apen en andere vijanden. De nesten hangen dan aan de twijgjes van een vooruitstekenden tak.

De Toekan echter is niet verlegen. Hij steekt ziin bek in een opening, welke zulke nesten op zij hebben en haalt er voorzichtig een ei uit. Is het hem gelukt er een machtig te worden dan houdt hij 't voor een oogenblik met de punt van zijn bek vast, werpt dan plotseling den kop achterover en laat zoo 't lekker hapje in zijn keel vallen, heel netjes en behendig. Gij ziet dus dat de groote bek, die zoo v/anstaltig schijnt, toch allereerst uitnemend dienst doet om den-bezitter te voeden.

Doch die lange, sterke bek of snavel dient nog voor meer.

Ik zei zoo even, dat de apen belust zijn op eieren; natuurlijk ook op die van de Toekans en kunnen zij geen eieren krijgen dan lusten zij de jongen, die er uit zijn gekomen, ook wel. Zij doen dan ook al hun best om eieren of jongen, die in holten van boomen liggen, te kapen. Maar de Peperdief heeft daar even natuurlijk veel tegen en houdt wacht. Den heelen dag springen en buitelen de apen door 't bosch en zijn op den loer. Zoodra echter komt er een niet wat dicht bij het nest of de Toekans vliegen toe, en dan ontstaat er een geweldig gevecht. De aap slaat pooten en nagels uit; de Toekan pikt onbarmhartig met zijn ijzersterken bek den aap in 'tvleesch, en heeft het voordeel dat hij al vliegende telkens van een anderen kant kan aanvallen. Dat de aap dan niet veel eieren of jonge vogels te smullen krijgt begrijpt gij, en ook dat de Heere niet zonder doel alweer den Toekan zoo'n grooten snavel gaf.

snavel gaf. (Wordt vervolgt? )

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1892

De Heraut | 2 Pagina's

Voor  Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1892

De Heraut | 2 Pagina's