GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Veel geleden van vele medicijnmeesters.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Veel geleden van vele medicijnmeesters.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En eene zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad had, en veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan te kosten gelegd, en geen baat gevonden Had, maar met welke het veel eer erger geworden was. Marcus : 25, 26.

De medicijnmeester vervult in veler leven een maar al te breede plaats, en een plaats, waaraan soms bitter droeve herinneringen kleven, ja, die soms aanleiding gaf tot een bangen geloofsstrijd. En ook hierop wil de Schrift, dat ge letten zult, en daarom legt ze ons gedurig weer die tragische woorden uit het verhaal van de bloedvloeiende vrouw voor: »Er was eenvrouw, die twaalf jaar den vloed des bloeds had gehad, , en veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan te kosten had gelegd, en geen haat gevonden had, maar met welke het veeleer erger was geworden.'"

Snijdende woorden, en die toch ook op het heden nog haar droeve toepassing vinden; want nóg zijn ze er in alle landen, die, met een verborgen of ongeneeslijke kwaal omloopende, het nu bij dezen en dan bij genen arts beproefd hebben, en telkens weer hoopten dat hij ze genezen zou, en die toch telkens teleurgesteld uitkwamen. Dan leden ze vaak veel, en ondergingen allerlei kunstbewerking en onderwierpen zich aan allerlei levensregel, en slikten allerlei medicijn; en dat toch het einde vaak niet anders dan bij die bloed vloeiende vrouw was: veel betalen, geen baat vinden, en niet zelden nog achteruitgegaan.

Ge zult hierin niet overdrijven; want tegenover deze droeve gevallen staan duizend andere, waarin het der geneeskunde gelukte, metterdaad wondere redding aan te brengen. Vooral de heelkunde doet in onze dagen groote dingen. En ook de genezingen van krankheden, waarvan men soms hoort, doen u niet zelden verbaasd staan.

Maar het feit blijft daarom niettemin waar, dat ook de geneeskunde maar al te vaak een gebroken rietstaf_ blijkt, en de bittere klacht en teleurstelling, die ge vaak over de medicijnmeesters hoort uiten, is lang niet altoos ongegrond.

Het is waar, dat de arme niet zelden haastiger en slordiger wordt behandeld, dan de man van geld. Het valt niet te ontkennen, dat meer dan één kraamvrouw stierf aan een besmetting, die de arts haar aanbracht. Het is, helaas, zoo dat menig arts te kort schiet in een behoorlijk onderzoek naar den wezenlijken aard der ziekte, en daardoor een onjuiste medicatie aanwendt, o. De lijst der klachten tegen de medi­cijnmeesters ware zoo breed uit te meten.

Maar wie goed in zijn geloof staat, morË daarom niet tegen de geneeskunde, noch mort tegen zijn God, die ons de geneeskunde zoo gebrekkig laat toedienen.

Al wat de geneeskunde ons aan verademing en redding brengt, en dat is zoo ongelooflijk veel, is loutere genade, die u uit Gods ontferming toekomt.

Gij hebt uzelven niets dan ziekte en dood door uw zonde besteld.

En al wat die macht van ziekte ea dood nog voor een tijdlang of voor een deel althans breken komt, is een gave van uw God om niet, een balsem dien Hij u druppelt in de wonde, die ge uzelven sloegt.

We moeten door menschen geregeerd worden, en wat is de klachte niet luid over allerlei misgreep van de overheid. Door menschen moet ons het Evangelie bediend worden, en wat leed Christus' kerk niet alle eeuwen door van de ketterijen en hooglieden en slordigheden der predikers. En zoo ook moet ons door menschen de geneeskunde bediend worden, door zondige menschen evenals onze overheden en predikers, en is het dan zoo wonder, dat ook zij, die ons de geneeskunde bedienen, op allerlei wijs te kort schieten en u gedurig teleurstellen ?

Of heeft dan God het niet alzoo verordend, dat er op elke honderd menschen in ieder vak slechts zeer enkelen uitnemend, zeer velen middelmatig, en ook niet weinigen beneden het middelmatige zijn? Is dat niet zoo voor alle vakken en posten? En waarom zouden uw dokters dan op dien regel een uitzondering maken ?

En wat allerlei zondige schuld bij uw medicijnmeesters aangaat, zeker die is er. Maar is bij uw burgemeesters, uw advocaten, uw predikers, uw huismoeders, uw dienstboden, die velerlei zonde van overschatting van eigen kracht, van slordige behandeling, van baatzuchtige bedoeling en zoo veel meer dan soms niet aanwezig?

En zoo ja, waarom zouden dan uw artsen een uitzondering op dien algemeenen menschelijken regel maken ?

We geven u toe, ze zijn niet beter, maar ze zijn stellig ook niet minder dan andere standen. Uitstekend kundig zijn slechts enkelen onder hen, en met allerlei zonde zijn ze evenals gij behept.

En het feit blijft nu eenmaal onloochenbaar: God geeft u wel de geneeskunde, als een gave zijner ontferming, maar Hij laat ze u toebedienen door gebrekkige en altoos zondige menschen.

De klip voor het geloof ligt dan ook alleen hierin, dat we den Heere onzen God, en zijn gave, gedurig scheiden, en soms wel tegen over elkander stellen.

Bij bekende ongesteldheden van minder ernstigen aard, dan alleen op den arts vertrouwen, en niet tot God roepen. En wordt het dan ernstiger, dat er gevaar komt, en de kunst van den arts te kort schiet, dan zelf in het gebed gaan en om anderer voorbede smeeken. En • die tegenstelling nu mag Gods kind niet vasthouden.

Dat was de zonde van koning Asa, van wien het zoo scherp staat aangeteekend: »Daartoe ook zocht hy den Heere niet in zijne krankheid, maar de medicijnmeesters."

En dat nu mag niet. Dit is ongodvruchtig. Zoodoende gaat ge uw Vader, die in de hemelen is, voorbij.

Neen, zijns is elke artsenij, die Hij schiep, en die Hij den mensch vinden liet, en zijns is evenzeer de kunst en de wetenschap, het beleid en het inzicht, waarmee Hij den arts verrijkt heeft."

De geneeskunde is niet een menschelijke, en veel min een booze demonische kunst, maar een middel dat God in zijn ontferming aan den mensch schonk om tegen ziekte en dood te strijden.

Het is daarom een geestelijke vergissing, als iemand denkt: »Ik roep geen dokter en slik geen medicijn, maar ik zal bidden, en dan kan God mij zonder middel genezen." Want om u in het leven te houden, heeft God de Heere ook geen spijs noodig. Zoo kondt ge dus evengoed zeggen: »Ik koop geen spijs, en onthoud mij van voedsel. God kan mij toch wel in het leven behouden." Dat toch kon Hij oök, maar Hij doet het niet, omdat Hij zelf het anders verordend heeft, en u gezegd heeft: »In het zweet uws aanschijns zult gijbrood eten."

En evenzoo nu als God het brood laat groeien, zoo schiep Hij ook die menigte vari kruiden en stoffen, die allerlei ziekte in uw lichaam stuiten, en is Hij het, die ook op dat terrein zijn Aholiabs bedeelt met kennis.

Alleen maar, wee u, zoo ge de geneeskunde buiten God om gebruikt, en niet bidt dat Hij •ze u zegene en niet dankt zoo Hij ze u ge­zegend heeft. En wee ook den medicijnmeester, die in stede van deze gave Gods als een priester der barmhartigheid te bedienen, buiten God rekent, en trotschelijk [roemt, dat zijn macht en de kunst van zijn hand dit gewrocht heeft.

Laat daarom het volk dat God vreest, niet te hard toornen over het soms brutale ongeloof van veel artsen. Gods kinderen zelven toch zijn op dit stuk maar al te dikwijls de artsen in ongeloof voorgegaan.

Vergeet niet, voor onze artsen is de verzoeking, om van God af te vallen, zeer groot. Hun studie is bijna enkel stoffelijk. De school waarin ze opgroeien weet van God niet af. En ook, een zeer groote macht is in hun hand gelegd.

En wat heeft nu de Kerk van Christus, wat heeft het geloovige volk gedaan, om onze artsen klein voor God te doen zijn?

Immers zoo bijna niets. Erger nog door het kleingeloof en ongeloof van zoo menig kind van God op zijn ziekbed, heeft zoo menig arts allen eerbied voor het geloof ingeboet. Dit nu kan en zal anders worden.

Ook over de geneeskunde zal eerlang weer de adem des Christelijken levens gaan. Christus en de medicijnmeester zullen niet altoos gescheiden blijven.

Maar ook al komt het daartoe, denk niet, dat daarom de zonde in onze artsen zal zijn te niet gedaan, noch dat daarom hun onvolkomenheid een einde zal nemen.

Ook dan zal menig arts zich vergissen. Ook dan zal er nalatigheid en verzuim voorkomen. Ook dan zal menig patient door den arts niet kunnen gered worden. En ook dan zal er menig kranke sterven, die, menschelijk gesproken, bij beter behandeling had kunnen gered zijn.

Maar al dwingt dit u, bij de keuze van uw arts niet lichtvaardig te werk te gaan, toch schokkehet uw geloof niet, noch make u bitter.

Immers ge weet nu eenmaal, dat de gave Gods, die ge geneeskunde noemt, u niet door engelen kan worden, toebediend, en dat, nu ze u door menschen ww."/bediend worden, ge uw eigen menschelijke onvolkomenheid en zonde ook in uw artsen terugvindt.

Maar bovendien, ge valt, met een arts te roepen, niet uit het bereik van Gods Voorzienigheid.

Wat de arts ook doe, toch is het Zijn verborgen wil, die uitkomt, en Zijn raad die be­staan zal.

Geen arts, wie hij ook zij, kan aan de lengte van iemands leven een elle toe doen of af doen. En daarom verbitter door zoo bange ge­dachte uw hart en vergiftig uw ziel niet.

De Heere regeert toch, en Hij alleen is het, die onzen levensdraad en den levensdraadonzer lieven afsnijdt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Veel geleden van vele medicijnmeesters.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's