GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een godvreezend held.

(Slot.)

Ook Spanjaarden hebben over onzen De Ruyter geschreven. De tijden waren wel veranderd bij vroeger. Want gij weet hoe het •ens ïo© machtige Spanje voor twee eeuwen onze hulp vragen moest, toen het in oorlog was met Frankrijk, 't Was in dien oorlog dat De Ruyter sneuvelde.

Ook de Spaansche geschiedschrijver spreekt met den grootsten lof van de Ruyter. Het is zeker, zegt hij, dat De Ruyter al zijn vertrouwen stelde op God: dat hij al 't geluk dat hij in den krijg had aan den Heere toeschreef. Niemand heeft meer dan hij God geëerd en liefgehad. Wanneer hij zich aan wal bevond, liet hij alle werk rusten, alles staan om de predikatie in de kerk te kunnen bijwonen. Alle avonden las hij zijn gezin uit de Heilige' Schrift voor, en dikwijls zong hij psalmen. Zijn vrouw en kinderen mochten daar gaarne naar luisteren, niet alleen wijl hij hun godsvrucht en eerbied had ingeprent, maav ook wijl hij een schoone stem had. Deze held, zoo zegt de schrijver, die daarin zeker overdrijft, al meent hij 't goed, bezat alle deugden en had geen enkele ondeugd.

Deze schrijver was Roomsch en zegt: »De kerk zou ongetwijfeld de nagedachtenis van De Ruyter vereeren, indien hij in haar schoot geleefd had. Maar hij behoorde tot den Gereformeerden godsdienst". En zoo dachten meer Spanjaarden.

In Den Haag bv. was een Spaansche gezant, een groot heer, die zeer bevriend was met onzen admiraal. »Ik beschouw", zoo zeide die gezant eens tot den schoonzoon van De Ruyter, »den admiraal als een heilige en als een aposteli Ik meen dit oprecht en uit den grond van mijn hart."

Zoo sprak de Spanjaard-Merkt nu wel dat hij hiermede niet doelde op De Ruyter's dapperheid en krijgskunst maar op geheel andere dingen, op zijn vroomheid en godsvrucht.

Daarom beschouwde hij den admiraal als een heilige. En hoewel dat nu verkeerd was, want een mensch in zonde geboren zal nooit op aarde een heilige zijn in dien zin als de gezant bedoelde, maar toch bewijst het ons wat groote achting de vreemdeling voor den vromen De Ruyter had.

Het is een groote zegen als een land zulke mansen heeft en ook als een volk in later tijd op hen wijzen kan, gelijk wij. Doch laten we er nu niet trotsch op zijn maar liever bedenken dat De Ruyter ons een voorbeeld is, ook nu nog. Hij doet ons zien dat de beste krijgsan die is, welke boven alles is »een goed rijgsknecht van Jezus Christus". De menschen enken daar dikwijls anders-over, maar wij ien nu hoe het is en als wij 't mochten vereten, herinneren de vreemdelingen het ons.

En al worden wij ook geen groote helden ls De Ruyter, de godzaligheid is tot alle ingen nut: op de school, op het werk, tot lles. Begint met de vreeze des Heeren, dan al Hij uw werk wel doen gelukken. Wie op em betrouwt v/ordt niet beschaamd n zijn werk den Heere, om 't even evel voert over een kudde schapen s lands vloot. en dient of hij 't of over slands vloot.

Iiij zorgt voor u

{Slot)

De meid zette een zuinig gezicht. »Maar, dominee", sprak zij, »hoe moet dat gaan? De dag is nu om, maar we hebben hoogstens nog maar genoeg om morgen een paar uur te stoken, en u weet wel..."

De dominee begreep heel goed het vervolg, al zei de dienstbode 't niet ronduit, toch sprak hij :

»Nu wat doet er dat toe ? De Heere God woet nog beter dan wij wat we noodig hebben, en zal ook wel zorgen dat er morgen steenkolen zijn. Die vrouw wacht er op en wij hebben voor vandaag nog genoeg. De morgen zal voor 't zijne zorgen, staat er in de Schrift."

Misschien wist de meid dat ook wel, maar toch schudde zij 't hoofd. Zij ging evenwel heen en deed, gelijk behoorde, wat haar heer gezegd had. De arme vrouw ging hartelijk dankend en verblijd weg, en zei tot de meid. sDie dominee Henke is toch een goede man."

Soms al te goed", zei de andere, een beetje knorrig.

De goede dienstbode zou echter nog knorriger worden. Want wat gebeur.? Den volgen­ v den morgen werd er al om vijf uur, toen het v nog pikdonker was, gescheld, terwijl ieder in huis nog in diepe rust lag. De meid moest al vóór dag en dauw op, en 't was erg koud.

Benieuwd wie daar al zoo vroeg kwam spoken, en juist niet vriendelijk gestemd, opende zij de deur.

»Woont hier dominee Henke ? " vroeg een zware stem.

»Ja man, al tien jaar", was't antwoord; »een uurtje later was ook goed geweest."

»Dat docht mij ook", sprak de man, die in een dikken jas en een pelsmuts op het hoofd, bij een hoog opgeladen wagen stond. Maar ziet ge, het heerschap, dat mij stuurt, zei mij dat die wagen met steenkolen bepaald van morgen vroeg al bij den dominee moest wezen Ik heb nu den heelen nacht doorgereden en ...

»Maar man, ge zijt niet terecht. We hebben geen kolerr besteld."

»Nu nog mooier! Niet te recht! Hier woont immers dominee Henke 't Is besteld en betaald ook. Maar laat mij nu afladen."

De meid werd ontroerd en al zei ze er niets van tot den man, in haar hart dacht zij des te meer. Terwijl hij de zakken aflaadde en in den kelder bracht, zette zij gauw koffie en maakte een paar flinke boterhammen klaar. Vóór 7 uur was alles afgeladen, de man verkwikt en weer weg.

Aan 't ontbijt vertelde de dienstbode den dominee al wat er geschied was. Hij moest mee naar de kelder, waar een voorraad lag voor een heel jaar genoeg.

„Nu zal de dominee wel veel zeggen", dacht de meid. Maar och neen-Hij sprak eenvoudig :

»Ziet gij wel dat het Woord Gods de waarheid spreekt. Daar staat in: »Hij zorgt voor u." Den aardschen gever kunnen wij niet danken ; wij zullen het den Hemelschen doen."

En toen werd de kachel eens goed opgestookt.

AAN VRAGERS.

Onze vriend W. I. die in een Nieuwjaarsvers heeft gelezen:

ïKind, heeft u ook iets ontbroken A In het jaar dat achterligt" vraagt of de tweede regel niet »raar" is. Nu dat vinden wij ook. Want het wil zeggen W dat dit jaar een verschoveling is, dat men het te minacht. Ik denk echter dat de schrijver bedoeld heeft: »het jaar dat achter u of ons C ligt" en dan is 't goed. Zooals het hier staat j D is het echter »raar" of liever: het deusrt niet. J.

CORRESPONDENTIE.

We zeggen dank voor de brieven over»om zeep gaan"; 't nadere de volgende week.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's