GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Universiteitsdag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Universiteitsdag.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam^ 9 Juni 1893.

De Universiteitsdag, die dag van rijke genieting voor het Gereformeerde volk, óns landjuweel, nadert weer.

Op 28 en 29 Juni zal Arnhem de vrienden dezer Stichting op haar jaardag zien sa*mvloeïen, en ook nu zal ongetwijfeld de behoefte sterk spreken, om op dien dag weer uit alle corden des lands op te komen, de broeders en zusters weer van aangezicht tot aangezicht te zien, en saam onzen God te danken voor den verrassenden voortgang, dien Hij in het jongste tiental jaren aan de heerschappij der Calvinistische beginselen gegund heeft.

De Ure des Gebeds zal op Woensdag 28 Juni des avonds te 7V2 uren gehouden worden in de Oosterkerk, een ruim en aangenaam lokaal. Ds. K. Fernhout van Dordrecht zal daarbij voorganger wezen.

Donderdagmorgen te negen uren wordt, in de groote zaai van Musis Sacrum de Algemeene Vergadering geopend, die geleid zal worden door Ds. B. van Schelven.

Des middags te twee uren komt weer de Openbare Meeting, waarop Prof. Dr, Bavinck zijne inzichten over „Geloof en Wetenschap" in publiek debat zal brengen.

En na afloop van die Meeting is er eerst een diner in de Pays-Bas, en 's avonds een receptie bij een der Arnhemscbe vrienden.

Op de Jaarvergadering krijgen we een referaat van Prof. Dr. Rutgers over de University-movement, en van Prof. Mr. Fabius over hetgeen de socialistische beweging voor onze Vereeniging te zeggen heeft.

Beide uiterst intere-ssante onderwerpen. Alles belooft dus, dat we schoone dagen te Arnhem zullen beleven.

Stelle de Heere onze God ook dit jaarfeest tot een zegen voor deze Stichting en voor die haar liefhebben.

Secties.

In de jiNed. Herv. kerk" duurt de strijd over de sectievorming nog altoos voort.

Pliermee wordt, gelijk men weet, bedoeld, dat in deze kerk secties van Gereformeerden, secties van Ethischen, secties van Irenischen, secties van Groningers en secties van Modernen zouden gevormd worden, die onder zekere bedingen een eigen predikant konden beroepen en een soort eigen huishouding voeren.

Tegen dit sectieplan is met name Prof. Gunning van Leiden met kracht opgekomen. Hij acht dit voorstel onaannemelijk. Hij schreef er zelfs een brochure: Wij mo^en niet, tegen. Zelfs sprak hij zóó kras, dat men, ging het toch door. Prof. Gunnings breken met het Synodaal genootschap kon verwachten. Althans indien consequentie op zijn weg bleek te liggen.

Het standpunt, waarop hij zich hierbij plaatste, is, dat men wel de Moderne prediking, Avondmaalsbediening enz. dulden kan en mag, maar dat men nimmer aan de Modernen als zoodanig recht van bestaan in de kerk van Christus mag toekennen.

Dat dit een sterk standpunt is, zouden we niet durven beweren. Het zoekt toch zijn sterkte bloot in den schijn.

Het heet dan, dat de „Ned. Herv. kerk" nog steeds de Drie Formulieren van eenigheid in de kist heeft liggen. Wel niet om ze te gebruiken; niet om ze te handhaver; en veel minder om ze als maatstaf van tucht aan te wenden. Maar dan toch als opgerolde vlag die in de kist ligt, en waarvan historisch geconstateerd kan, dat ze nog nimmer officieel door een andere vlag is vervangen.

Zoo heet het nog, zoo schijnt het nog, alsof het een belijdende kerk ware, en op dien schijn gaat Prof. Gunning af. Of heel de practijk dezer kerk ook tegen dezen schijn vloekt, en of al de stoutste loochening van de waarheid en de brutaalste ontheiliging van de Sacramenten, week aan week, door de ofiicieele Dienaren dezer kerk plaats grijpt, dit deert niet.

Abstract idealist als hij is, vraagt hij niet naar de realiteit, maar is voldaan zoo men maar erkent, dat de „opgerolde vlag in de kist, ", nog altoos de oude historische vlag is.

Hiertegen nu is de fractie-Bronsveld in verzet gekomen.

Aan die zijde toch oordeelt men, dat er nu eenmaal allerlei geesten in de > Ned. Hervormde kerk" bestaan, woelen en werken, dit toch niet weg te cijferen feit, dan ook maar moedig moet erkend.

Men is een allegaartje; welnu, laat men dan ook als een allegaartje leven.

Van de kerk moet dan niets anders overblijven, dan een open veld, waarop door allerlei richtingen een geestelijke worsteling gestreden wordt, en aan de uitkomst moet het verblijven, uit te maken, welke richting zal onderliggen, en welke richting triomfeert.

Zoo de zaak bezien, schijnt dus hetsectievoorstel nog zoo kwaad niet.

Feitelijk zijn de Modernen thans toch officieel erkend, en of een Moderne in Leiden zelf tot zijn doel komt, of dat bereikt door over Soeterwoude te loopen, kan toch in het beginsel geen verschil maken.

Eer mag gevraagd, of het eerste niet kloeker, het laatste meer de geniepige weg is.

Zoo ongeveer staan de opinion tegenover elkander, terwijl de Gereformeerden in het genootschap natuurlijk gansch geen uitweg zien. De beweging gaat thans buiten hen om. Zij tellen niet meer mede. Ze hebben allen invloed ingeboet. En de eenige rol die hun overblijft is die van stille toeschouwers, of morrende pruttelaars. De droeve vrucht van hun transactie op het stuk van beginselen.

Voor ons, die, Gode zij dank, buiten dezen onverkwikkelijken strijd staan, is de ontknooping van dit drama uiterst belangrijk.

Het toont namelijk, hoe volstrekt onmogelijk het is, aan de doorwerking van een valsch beginsel te ontkomen.

Dit valsche beginsel is hier, dat men kerk noemt, wat geen kerk is.

De geïnstitueerde kerk toch is wel een maaksel van menschen, maar toch altoos een instituut dat aan het Woord des Heeren gebonden is, en moet ingericht zijn naar zijn ordinantiön.

Christus als Koning der kerk stelde de ambten in, gat aan die kerk zijn Woord, en verordende voor de kerk zijn Sacramenten.

Nu heeft elk ambt zijn strekking en doel, en elk Sacrament zijn ordinantie.

Hield men zich hier nu aan, dan ware het uiteraard ondenkbaar, dat in het ambt van den Dienst des Woords ooit iemand kon optreden, die dat Woord loochent, of dat in den Dienst der Sacramenten iemand handelde, die deze Sacramenten niet erkent.

Maar de Synodale heeren wisten het beter.

Leervrijheid kon ook wel, en de heiligheid der ambten en der sacramenten moest aan de conscientiën worden overgelaten.

Van Christelijke tucht om beider heiligheid te handhaven, wilde men niet hooren.

Hiermee nu was blijkbaar het valsche beginsel binnengeloodsd, dat niet de Christus in zijn Woord, maar de mensch in zijn reglement zou bepalen, wat en hoe de kerk van Christus zich op aarde openbaren moest.

En natuurlijk, dit beginsel werd een wigge, die den muur steeds verder splijten deed.

Immers, toen eenmaal de mensch deformatie der kerk zou bepalen, en niet meer de Christus in zijn Woord, achtte de Moderne mensch zich voor evengoed als de Ethische mensch, en was niet in te zien, waarom de laatste op den eerste voor zou hebben.

Een tijdlang hield zeker onderscheid nog stand, zoolang de Ethischen althans de Heilige Schrift nog tegenover de Modernen verdedigden. Maar nu ze er allengs toe kwamen, om één voor één al de negatiën van Kuenen over te nemen, en geheel de Heilige Schrift uiteen te rukken, vraagt de Moderne met goed en deugdelijk recht, naar wat titel de Ethische beweren kan iets op hem voor te hebben.

Niet de Heilige Schrift, want die rafelen ze saam los.

Niet de Kerkenor de, want die verwerpen ze beiden, om er beiden een reglementenbundel voor in de plaats te stellen.

En ook niet de Formulieren van eenigheid, daar er niet één formulier is, waarvan van de Ethische nog erkent, dat het de uitdrukking der waarheid is.

De consequentie van dit valsche beginsel moest dus wel zijn, en is dan ook, dat het een strijd wordt van menschelijke opinie tegenover menschelijke opinie; een strijd die ten leste door stemmenmeerderheid in de Synodale en andere Besturen moet worden beslist.

Vandaar dat én Prof. Gunning én Dr. Bronsveld ook beiden toegeven, dat de velerlei menschelijke opiniën zich tegelijk moeten kunnen uiten.

Noch de één noch de ander wil aan deze vrijheid banden aanleggen.

Het moet zijn en blijven het allegaartje vah elk wat wils.

Het verschil is alleen, dat Prof. Gunning zekeren schijn wil redden, door de opinie te dwingen zich r.u en dan in bochten te wringen en sluipwegen te bewandelen; terwijl Dr. Bronsveld dien schijn zooveel moeite niet waard acht, en nu meer franchement de zaak wil laten uitkomen, gelijk ze feitelijk is.

Zoo althans oordeelt de Vaderlander.

En nu heeft het laatste natuurlijk veel voor, in zoover het oprechter is.

Edoch met een oprechtheid, die het Sacrament brutaalweg aan ontheiliging overgeeft, de kerk zonder omwegen ontkerkt, en den Dienst des Woords afschaft, om er de prediking van allerlei menschelijke opinie voor in de plaats te stellen.

Zoo zinkt men al dieper.

Be laatste troef.

Zekere groep in de Nederland.? che Hervormde kerk is bezig om haar laatste troef uit te spelen.

Met een ijzeren noodwendigheid, die niemand keert, deelen zich de geesten opnieuw in een conservatieve en een vooruitstrevende strooming.

Dit is natuurlijk en goed.

Zoo dikwijls de stroom van het leven weer aan een keerpunt is gekomen, zoodat het weer een hoek omgaat, zijn er die vooruit willen, en anderen die, voor dit vooruitgaan bang, den stroom pogen tegen te houden, en opkomen voor het bestaande.

Zoo was het in heel de historie, in alle eeuwen, door alle landen, en waarom zou het dan zoo ook niet thans ten onzent zijn?

Een conservatieve macht is aan het opkomen. Ze consolideert zich. En het is verre van onmogelijk, dat ze eerlang een tijdelijken triomf viert.

Edoch er is óók een les van de historie, die even onverbiddelijk doorgaat, en deze leert, dat elke conservatieve actie reeds bij haar geboorte opgeschreven is ten doode.

Juist omdat ze tegenhoudt, kan ze niet nieuw scheppen.

Zoo boet ze telkens een deel van haar kracht in, en moet telkens de grenzen vare haar terrein inkrimpen.

Elke conservatieve strooming leeft van haar opgelegd kapitaal; ze_verdient niet meer; ze maakt geen rente; ze kan veel minder opleggen; en daarom kan ze niet aan de fataliteit ontkomen, dat ze ten slotte voor een leege geldkist staat, en haar kapitaal verteerd heeft.

Na '48 heeft men het juist zoo ten onzent gezien.

Ook toen vormde zich een machtige conservatieve reactie, en het Dagblad van 's-Gravenhage heeft in de jaren van 1848— 1869 een schoonen bloei gekend.

Maar toen was het ook uit.

Heemskerk, haar groote profeet, heeft met de toenmalige ontbindingen haar levenskracht uitgeput.

En sinds verliep ze zoo in het oogloopend snel, dat de kiesvereenïgin; f Vaderland en Koning te 's-Gravenhage haar eenige vastigheid bleef.

Overal elders in het land was ze spoorloos verdwenen.

En zoo zal het ook nu gaan.

De nieuwe conservatieve macht, die zich) thans opnieuw concentreert, zal ongetwij' feld een laatste ernstige worsteling wagen.

Waarschijnlijk wacht haar nog een dag van voorbijgaanden triomf.

Maar na dien triomf zal ze dan ook uitdooven.

Haar dagen zullen geteld zijn.

En ook deze tweede editie van de conservatieve macht zal na niet lange dagen naar den politiken doodenakker worden uitgedragen.

Juist daarom echter verdient het de aandacht, dat zekere groep ia de Nederlandsche Hervormde kerk zich thans, als zoodanig, opmaakt, om in deze conservatieve partij een eigen fractie te voïmen.

Ze doet dit natuurlijk in de hoop, dat mede door haar hulp, de aanzwellende stroom zal gestuit worden.

Zag ze in, dat dit toch no Dit gelukt, ze zou zich voor zulk een dwazen stap wel wachten.

Maar ze kan niet anders.

Eenvoudig wijl ze een groep van privilege en pretentie is, en een groep die op privilege en pretentie steunt wel conservatief moet werken, om te houden wat ze heeft.

Ze strijdt voor het privilege van de Staatsruif, en voor de pretentie van nog altoos een soort Staatskerk of Volkskerk te zijn.

Om geestelijk sterk te staan, zou ze natuurlijk moeten inzien, dat een kerk niet op privilege en pretentie drijven mag en kan. Dat dit beide ongeestelijke machten zijn. En dat ook voor haar de ure gekomen was, om beide deze krakken eigener beweging weg te werpen. Beter dan dat men ze haar later van onder de armen slaat, zpnder dat ze geleerd heeft, op eigen beenen te loopen.

Maar zie, gelijk het meestal gaat, in zulk een positie is men met blindheid geslagen.

Men is buiten staat zich rekenschap te geven van den toestand.

En zoo loopt men het verkeerde pad op.

Feitelijk schijnt dan de teerling ook reeds geworpen.

Goede raad helpt niet. Het oor iser doof voor. En nu werpt deze groep zich in de armen van het conservatisme, dat altoos met de tering geboren wordt.

Dus de laatste troef.

Gevolg waarvan zijn zal, dat ze juist het kwaad, dat ze beaweren wil, verhaast.

Gevolg van haar optreden toch kan geen ander zijn, dan dat ze den invloed der Christenmannen, die de antirevolutionaire beginselen belijden, een tijdlang tegenhoudt, en de revolutionaire beginselen tot vollediger triomf helpt brengen.

Iets wat te erger is, omdat zij nu in bond met Romes conservatisme moet optreden.

Niet gelijk de antirevolutionairen het een tijdlang deden, in bond met Rome, voor zoover ook deze kerk nog de ordinantiën Gods in zake de Overheid belijdt, maar met Rome, dat strijdt voor /^««r pretentie en voor haar privilege.

Dat ze zich hieraan den dood eet, staat vast.

En toch juichen we hierover niet met leedvermaak.

Want nu reeds mag het geprofeteerd: Eens komt de dag, dat ook aan deze broederen de schellen van de oogen zullen vallen.

Maar dan zal het te laat zijn.

Democratisch.

Het feit is moeilijk te weerspreken, dat in óns nationale leven, en evenzoo in het nationale leven der ons omringende volkeren, zekere democratische strooming gaat.

Óp zichzelf nu heeft dit mstvolksre^eering niets uitstaande, veel min met volkssouvereiniteit. Er wordt alleen door aangeduid, dat de kring die zich in het nationale leven met 's lands zaken bezig houdt, er zich voor interesseert, er invloed op poogt te oefenen, en allengs recht van meespreken erlangt, zich gestadig uitbreidt.

Die kring was langen tijd zeer eng getrokken.

Sinds werd hij aanmerkelijk uitgebreid. En nu schijnt het, dat die kring eens voorgoed een uitbreiding zal erlangen, die geheel deze beweging tot rust brengt.

Dank u b.v. dat de Czaar van Rusland er vroeg of laat toe overgaat, om ook aan de Russen zekeren invloed op het beleid van 's lands zaken te verzekeren. Dan zal hij natuurlijk beginnen, met dien invloed te beperken tot zeer kleinen kring, omdat het Russische volk in politieken zin nog niet meeleeft. Gaandeweg echter zal het volk cneer gaan meeleven. Ia evenredigheid hiermee zal ook die kring worden uitgebreid. Uitbreiding zal in de natuur der zaak liggen. En eindelijk zal het in Rusland, gelijk in Duitschland, Frankrijk, Engeland en Amerika, worden, dat deze kring feitelijk met den kring der natie saamvalt.

Hierin ligt dan ook niets onnatuurlijks. Het heeft niets met de quaestie van volkssouvereiniteit uitstaande. Het deert of raakt de monarchie niet, mits deze constitutioneel zij.

Er ligt alleen in, dat het meeleven van heÉ volk met het leven van heel het land een verschijnsel is, dat de natuur bezit, om zich uit te breiden tot het niet verder kan.

Dat we dit punt ook in de Heraut sprake brengen, heeft goede oorzaak. ter

Niet alsof ons weekblad zich in den politieken strijd ging mengen, maar wel om er met ernste op "te wijzen, dat deze nieuwe staat van zaken hoogeren eisch aan de kerk 'Dan Christus zal stellen.

In tweeërlei opzicht.

Het veld winnen toch van dezen democraiischen invloed zal er, zij het ook pas na lange jaren, toe leiden, dat de kerken geheel vrij worden. Een volk dat niet van ééne confessie is, maar allerlei confessiën is toegedaan, kan, zoodra het zich in zijn breeder rangen met 's lands zaken gaat bezighouden, onmogelijk op den duur aan ééne confessie een soort officieel karakter geven, noch ook door dotatie op den duur de ééne kerk boven de andere bevoordeelen.

Hierdoor zullen ook de Vrije kerken allengs in heei andere positie komen. Ze zullen niet meer een soort sekten naast de nationale kerken zijn, maar met alle deze kerken op voet van gelijkheid komen.

Doch daarmee komt dan ook de geestelijke opvoeding van het volk geheel voor rekening der kerken, en zal men de krachtsinspanning vertiendubbelen moeten, om den invloed van de Christelijke religie op den volksgeest te behouden en testerken.

De toestand zal dan aangenamer worden, in zooverre de bitterheid zal verdwijnen. Da bitterheid wortelt alleen in het privilege en in de pretentie. Neem dat privilege van het zilveren koord, en die pretentie van de kerk tegenover de sekten weg, en alle bitterheid verdwijnt. Gelijk de uitkomst dan ook toont, dat in Amerika, waar niets dan Vrije kerken zijn, een bitterheid als ten onzent de kerken tegen elkaar in het harnas jaagt, eenvoudig ongekend is, en de kerken er bloeien zooals nergens elders.

Maar ia de tweede plaats brengt deze democratische strooming in het volksleven aan de kerken den hoogst ernstigen eisch, dat op de catechisatie en van den kansel beter dan dusver gewezen worde op die beginselen uit Gods Woord, die ons Christenvolk leiden moeten bij zijn optreden in het land.

Onderricht in die beginselen is noodig en onmisbaar. En blijft nu de kerk zich schuil houden, en is zij alleen op de zaligheid der zielen bedacht, dan zijn er andere geesten, die ons volk op hun wijs onderrichten zullen, en het eind is, dat dan ons Christenvolk op onheilige paden wordt meegesleurd.

Want natuurlijk zoo van heeler harte als we de democratische richting, als goede Calvinisten toejuichen, zoo onverbiddelijk hebben we ons aan te kanten tegen elke poging om de demonische beginselen der revolutie in onze Christelijke ktingen in te dragen.

Een Christenvolk, dat in de kerk bij het Woord bleef, maar op de markt van het leven Gods Woord opzij zette, ware rijp voor den ondergang.

Niet bidden in Gods huis, om straks op de markt van het leven God en zijn Woord te verloochenen; maar ook als burgers in den staat opgetreden met het licht, dat ons geschonken is, en daarmee anderen voorgelicht.

Bedoelt dit nu, dat de kerk politiek moet gaan drijven?

In het minst niet.

Maar wel, dat de kerk haar beginselen, moet belijden cók omtrent het nationale leven, en dat ze deze beginselen aan haar leden heeft in te prenten.

Vergeet niet, de Doopsrscbe richting was reeds in de i6e eeuw zeer revolutionair, en deswege hebben oaze vaderen zich tegen het Anabaptisme' met hand en tand aangekant.

En nu is dit Anabaptisme wel in naam weg, maar feitelijk woelt het nog allerwegen.

En daarom ligt in een gezonde opvatting van den heiligen Doop niet alleen een voorwaarde voor beter huiselijk leven, maar evenzeer het uitgangspunt, om ons Christenvolk te sterken tegen de machtige bekoring, die van meer dan één socialistische dwaling uitgaat.

Reeensie.

Nogmaals zij de aandacht gevestigd op de Leerredenen over den Heidelbergschen Catechismus, die Ds, Hoekstra voortgaat uit te geven.

Hij is nu toegekomen aan het Gebed. De Wet is afgehandeld.

En juist dit geeft ons aanleiding nogmaals op deze uitnemende predikatiën de aandacht te vestigen.

Deze predikatiën onderscheiden zich toch door pittigen, boeienden stijl, door helderheid van uiteenzetting, door rijke materie en door stichtelijke strekking.

Ze zijn niet zoo volgestouwd als de Catechismuspredikatiën uit de i8de eeuw. Daarvoor leven en lezen we te snel. Ons publiek vraagt, en niet ten onrechte, in een predikatie geen volledigheid, daar juist de volledigheid de helderheid van het inzicht schaadt.

Maar vergelijkt men Hoekstra'i preeken met de Catechismuspreeken die in deze eeuw uitkwamen, dan komt ge van het hooi in de klaver, en van het wilgen-in het eikenhout.

Hier geen enkele poging om naar aanleiding van den Catechismus over andere dingen te spreken, maar de Catechismus zelf uitgelegd. Hier geen zweem van balanceerkunst, om tusschen ja en neen op het koord te wippen, maar een kloek en moedig belijden, met groote be-slistheid en kracht.

En eindelijk, hier geen jacht op het nieuwe, maar een u voorzetten van den ouden wijn in gouden schaal, die naar den eisch van onzen tijd gedreven is.

Nog lange jaren zullen deze predikatiën dan ook kostelijke vrucht dragen, vooral in afgelegen buurten, waar men geen Catechismusprediking volgen kan.

En ook, deze predikatiën zullen er toe bijdragen, om den Catechismus heel het land door op hooger toon te zetten.

En dat mag wel.

We waren te veel gezonken. Vooral door het improviseeren van wie niet improviseeren kon.

KÜYTER;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Universiteitsdag.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1893

De Heraut | 4 Pagina's