GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN TROUWE GETUIGE.

XVL

WEDEROM WOLKEN.

't Was omstreeks'den tijd, waarvan we hierboven spraken, het jaar 1555, dat Baldo op zekeren dag een pak kleederen ontving, hem door een medelijdend mensch toegezonden. Dit aan de gevangenen te doen was geoorloofd.

Toen Baldo het pak opende viel er een brief uit. Haastig greep hij er naar en liet de kleederen liggen. Want een brief was verboden waar en bovendien zoo zeldzaam, dat de gevangene er alles voor vergat.

In dit geval was daar dubbele reden voor. Want de brief kwam van.... Schwarze, Baldo's ouden vriend, die nu in Duitschland het Woord Gods verkondigde. De brief die blijkbaar veel gezworven had, zat in een omslag, waarin Baldo werd medegedeeld dat hij dezen kreeg door een ouden lotgenoot, die hem liefhad. Denkelijk was het een der vroegere medegevangenen, misschien wel hij, die met zoo groot genoegen de Geloofsbelijdenis van Lupetino gelezen had.

Van den inhoud van het schrijven kan ik u weinig meededen, vrienden. Wel weten wij, dat het grootendeels raadgevingen en vermaningen bevatte aan Baldo, om den goeden strijd des geloofs ten einde toe te strijden.'j Want hoeveel zijn vrienden ook gedaan hadden, dit begrepen zij wel, dat het hun toch niet gelukken zou, den gevangene uit zijn banden te bevrijden. Vooral nu er een paus was opgestaan, die de ketters met zooveel heftigheid vervolgde.

't Was misschien goed dat Lupetino juist nu dezen brief ontving. Want al kon hij er, zoover wij weten, niet op antwoorden, toch was hem dat schrijven tot grooten troost en bereidde het hem tevens voor op de dingen die stonden te komen. Ook in zijn kerker had hij er trouwens al van gehoord. Was hij ook al verouderd, begon zijn lichaam zeer zwak en lijdend te worden, toch bleef zijn geest krachtig. Want hij sterkte zich in den Heere zijn God, die hem de kroon der rechtvaardigheid geven zou.

't Was te begrijpen, dat de paus, nu hij eenmaal besloten had, de ketterij uit te roeien, ook Baldo niet ongestoord in den kerker, hoe treurig een verblijf dat ook was, laten zou. In naam van paus Paulus IV eischte dan ook weldra de Inquisitie, dat over Baldo, den hardnekkigen ketter, het doodvonnis zou worden uitgesproken. Men wilde hem verbranden, gelijk weleer ook den vromen martelaars Huss, van Praag, en zooveel anderen was geschied.

Doch nu moest er nog iets gevonden worden om tegen Baldo als beschuldiging te kunnen dienen, of liever als reden om hem, dien men zoolang, als bestond hij niet meer, had met rust gelaten, opnieuw voor 't gerecht te betrekken. "Daarop echter was spoedig iets gevonden. En nu kreeg de Inquisitie 't zoover dat de Raad van Tienen (het bestuur van Venetië) het besluit uitvaardigde, »dat men vernomen had, dat broeder Baldo in de gevangenis ongepaste redenen hield en veel tegen het geloof sprak, zoodat men tegen hem beslist moest optreden."

Zoo had dan de republiek Venetië aan de eischen der Inquisitie toegegeven, die nu naar believen met Baldo — althans naar den mensch gesproken — kon handelen.

Weldra werd den gevangene aangezegd, dat hij weder voor het gerechtshof der Inquisitie moest verschijnen. Het verschrikte hem niet. Toch bevond hij zich in een deerniswaardigen toestand, want het lange leven in duffe vochtige kerkers had hem ten slotte zeer zware jicht of rheumatiek bezorgd en juist nu begonnen de pijnen zoo hevig te worden, dat hij haast aan niets anders kon denken.

Een paar malen was Baldo reeds in 't verhoor geweest, toen op zekeren dag, terwijl hij in hevige pijnen op zijn stroobcd lag, een trotsch adellijk heer, een ridder uit Bergamo, hem kwam bezoeken. Deze heer was nieuwsgierig om den hardnekkigen ketter te zien en meende tevens, dat hij hem wellicht nog tot andere gedachten zou brengen.

Toen de ridder kwam, leed de gevangene juist zulke hevige pijnen, dat hij kermend, ja soms schreeuwend op zijn stroo lag uitgestrekt. »'t Is een bezoeking van God, " spraken sommige gevangenen tot hem, niet wetende wat zij zeiden. Doch ook de ridder was van die meening.

»God tuchtigt u voor uw zonden; gij moet u bekeeren, " sprak hij tot Baldo, nadat hij zich bij dezen had neergezet.

»Ook ik weet dat God mij kastijdt, " was het antwoord, »en ook daarom geloof ik dat God mij liefheeft, Hij, die zegt: Zoo wien Ik Uef heb, dien kastijd Ik. Ik heb vele zonden; dus heeft Hij wel oorzaak mij te tuchtigen.

Maar mijn geweten klaagt mij niet aan van zulke zonden, als waaraan gij nu denkt."

»Waarom niet? " sprak de ridder; «verwerpt gij niet het vagevuur? Wilt gij niet wijzer zijn dan anderen? "

«Integendeel, hernam Baldo, »ik voor mij weet minder dan anderen. Maar mijn wetenschap is niet uit mij, maar uit Hem, die meer is dan allen."

De ridder zweeg en vertrok. Baldo verhaalde dit gesprek later zelf aan zijn rechters en voegde er toen bij :

»Den volgenden nacht bad ik God mijn pijnen te verminderen en Hij nam in zijn oneindige barmhartig heel de kwaal zoo weg, als had ik die nooit gehad."

DE NIEUWE SCHOOL.

Ruim honderd jaar geleden zctt'en zich op de heide in 't Luneburgsche een aantal gezinnen neer om den grond te ontginnen. In verloop van tijd kwamen er meer, zoodat er eindelijk een 250 menschen, mannen, vrouwen en kinderen woonden.

In 'teerst ontbrak het hun aan veel. Er was geen kerk, geen school, geen winkel. Om nu toch niet als heidenen te leven — wat zij volstrekt niet waren — kwamen zij Zondags tweemaal samen in een schuur. Daar werd dan Gods Woord gelezen en de Luthersche Catechismus, gebeden, gezongen en soms een leerrede gelezen of een woord gesproken.

Meest geschiedde dit door een man die Hanssen heette en die niet alleen scheerder en heelmeester was, wat toen veel voorkwam, maar ook nog bode, briefschrijver en eindelijk tuinman. Al deze ambachten gaven hem te zamen nog maar een sober bestaan.

Nu was Hanssen niet alleen de knapste onder de heibewoners, maar, schoon niet in zijn eigen oogen, toch in de hunne — ook de vroomste. Daarom hadden ze hem gevraagd Zondags in de schuur de samenkomst te leiden, en vriend Hanssen die in alle geval veel kennis van de Schrift bezat, had dat bereidwillig aanvaard. Wel was hij geen dominee, maar een vroom man die Gods Woord weet te|bespreken en van den Heere geleerd is, kan toch tot grooten zegen wezen en doet zeker beter met zijn licht te laten schijnen, dan de menschen in 't duister te laten 2itten.

Erger echter stond het wat het onderwijs van de jeugd betreft. De kinderen liepen zich te vervelen of deden allerlei werk, maar leerden lezen noch schrijven. Hun ouders vonden dat wel niet goed, maar wat was er aan te doen? Er was nog veel meer kans een kerk te krijgen dan een school, Wel vroegen zij Hanssen ook de kinderen te leeren — hij was toch zoo knap — maar de man zei: »Hoort eens vrienden, een schaap heeft geen vijf pooten. Ik heb al zooveel te doen."

En daar viel niets tegen te zeggen.

(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1893

De Heraut | 4 Pagina's