GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vele eersten de laatsten"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vele eersten de laatsten"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzoo zullen de laatsten de eerstee zijn, en de eersten de laatsten: -want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren . Matth. 20 : i6.

Lager leven kent nog geen rangorde.

Het gras des velds heeft, als we ons zoo mogen uitdrukken, maar één lid, of wilt ge, maar ééne verdieping. Er is aan het gras, als ge met het ongewapend oog, en op zekeren afstand, de groene weide overziet, niets dan de eenvormige spriet. Op vetten grond moge er klaver tusschen ingroeien, en ook enkele tijden van het jaar moge de grasbloem en boterbloem er tusschen mtschieten. Maar al den overigen, langen lijd is er niets dan ééne grootc groene vlakte, meest laag bij den weg, en uit niets gevormd dan uit de gewone anderhalf palm hooge grasspriet.

Zoo heel anders dan bij de roos, die u aanstonds aan drie verdiepingen doet denken, eerst de stam, dan het bladergroen, en dan de rozen zelve, die op dat groene loover schijnen neêrgevleid.

En zoo nu ook ziet ge onder menschen, de ééne groep in huisjes van één verdieping, soms zelfs nog in hutten, wonen; en een andere groep in halve of heele paleizen, met vier en meer verdiepingen; en ook hier gaat de regel door, dat het lagere leven onder menschen aan al zulke rangorde .vreemd is, terwijl tegelijk met het hoogere leven de rangorde opkomt.

Als de Grieksche bouwkunst die rangorde in haar schoone ordinanliën heeft gegrepen, geeft zij er vastheid aan door haar Dorische zuil op den bodem te laten rusten, de Jonische kolom in het midden te plaatsen, en het geheel m£t haar Corinthische zuil af te sluiten; doch natuurlijk alleen bij een gebouw van hoogere orde komt van zulk een zuilenrij en dus ook van deze rangorde sprake. , Dit denkbeeld van rangorde nu is niet uit menschen, maar uit Hem, die heel dit samenstel der aardsche dingen schiep.

Mos en gras en zeiewier heeft Hij, en Hij alleen, als lagere planten van den wijnstok en vijgeboom, en deze weer van den eik en den ceder onderscheiden.

Dat de worm kruipen zou en het paard van edel ras „als met den donder om zijn hals zou bekleed zijn" (Job 39 : 22), heeft Hijy^rordend.

Dat maan en dwaalster van de zon, waarom de planeet zich wentelt, verschelen zouden in pracht en glans en wijdte van afmetingen, is zijn bestel.

Dus is de rangorde uit Hem.

Hij is een rijk God, die niet maar één vorm, maar vele vormen in elke soort schiep, en het is hiermee en hierdoor dat God de Heere 2.elf de rangorde als heerschende gedachte op zijn schepping heeft afgedrukt.

Gaat nu die rangorde naar den vasten zetregel, dat het lagere leven in elke soort er niet van weet, dat die orde eerst bij hoogere levensuiting opkomt, en dat eerst in de hoogste levensuiting die 'rangorde al haar schoonheid vertoont, hoe zou dan in het genadeleven die rangorde ontbreken kunnen ?

Het genadeleven is prinselijk. Het maakt kinderen der menschen tot zonen en dochteren van Hem, die Koning der koningen en Heere der heeren isi Het komt op uit het rijkste en machtigste werk, dat op aarde ooit volbracht is, uit het offer van den Middelaar, gebracht op Golgotha's kruis.

Het is een leven, dat gekroond wordt, en wel eens gekroond wordt met onnavolgbare, niet te overtreffen heerlijkheid.

Zijns is de glorie die alle glorie van aardschen luister zeer verre overtreft.

Een gansch uitnemend gewicht van heerlijkheid bereidt het aan wie het bezitten mag.

Het zal eens blijken te zijn meer dan ooit ons oog gezien, ons oor gehoord had, of in eenig hart des menschen was opgeklonamen.

Indien derhalve in heel Gods schepping de regsl geldt, dat de door God in het leven geroepen rangorde te schooner en te rijker uitkomt, naarmate een soort van leven hooger staat, hoe zou die rangorde dan in de wereld van hei genadeleven ontbreken kunnen?

Ja, mag dan niet eer vermoed, dat in dit genadeleven ook die rangorde eerst haar rijkste ontplooiing vindt?

Zoo blijkt dan ook uit Gods heilig Woord, dat er gelijk in de Grieksche bouworde drie zuilenrijen, zoo ook in het leven des Koninkrijks in hoofdzaak drie ordiriantiën zijn.

Hierop wijst de Heere Jezus als met zoovele woorden, waar hij ons de kinderen Gods voorstelt, als ontvangen hebbende de één slechts één, de ander twee, en de derde vijf talenten.

Waarmee dan correspondeert en overeenstemt, dat onze Heiland in de gelijkenis van den Zaaier, als het op de geestelijke vrucht van dat genadeleven aankomt, ons de heilige driedeelige ordinantie leert kennen, van kinderen Gods die dertig-, van anderen die zestig-, en van weer anderen die honderdvovLÖxg^ vrucht dragen.

Ook hier dus het heerlijk getal van drie, dat overal in Gods schepping zoo sprekend uitkomt.

Want immers ook als er van de eersten en de laatsten gesproken wordt, keert ^nogmaals de heilige driedeeling terug.

Waar er slechts twee zijn, spreekt niemand van eerste en laatste. Deze tegenstelling ontstaat dan eerst, als er nog een tweede tusschen den eerste en den laatste in staat.

Ge ziet dit dan ook in de gelijkenis, aan wier slot Jezus dat veelzeggend woord van de eersten en de laatsten uitriep.

Uitdrukkelijk toch staat er, dat Jezus meer dan twee soorten van arbeiders in den wijngaard uitzond.

Arbeiders die in de morgenuren, arbeiders die omtrent de derde ure, en arbeiders die omtrent de zesde of elfde ure werden gehuurd i).

De voorstelling alsof in het genadeleven niet dan eenvoudige gelijkheid zou bestaan; alle plante Gods even hoog uitgroeiend; even vol met bloesem gesierd; en even rijk in het vrucht dragen, — blijkt dus niet uit Gods Woord te zijn, maar uit een, tegen dat AVoord ingaande, verbeelding.

Neen, ook in het rijk der heerlijkheid zal geen gelijkheid bestaan. Er zullen er zijn die zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels. Er zullen er zijn, die gekroond zullen worden als martelaren. Er zullen er zijn, die hun loon weg hebben, maar ook anderen aan wie de Vader in het openbaar hun moeite en hun stille godsvrucht vergelden zal. Wie niets zal verlaten hebben, om Jezus' wil, zal ook niets in stee ontvangen, maar wie verlaten zal hebben huizen en akkers om Jezus' wil, zal honderdvoudig wederontvangen.

In talenten, in tijd van roeping, in vrucht , en in mate van heerlijkheid, in alles alzoo rangorde, verschil van mate en van graad en van levensontplooiing.

Wel zal aan allen en een iegelijk de zaligheid gemeen wezen, gemeen zijn de inwoning in het Vaderhuis en de heerlijkheid der vrijheid van Gods kinderen, zoodat geen gebrek

i) Die van de zesde en elfde ure worden in het verhaal bijeengenomen. gekend zal zijn, en geen naijver zal opkomen, en geen heimwee naar hooger glorie de borst zal verteren ; maar niettemin het verschil blijft.

De rangorde kan niet wegvallen.

Johannes, Petrus en Jacobus staan in rangorde hooger dan de overige apostelen. Onder deze drie is Johannes weer in rangorde rijker, omdat hij alleen de 'discipel is die in Jezus' schoot aanligt. En ook tusschen de discipelen die na deze drie overblijven, is zeker onderscheid onmiskenbaar. Een Filippus, en een Mattheus, en Andreas kent ge nog in hun optreden, terwijl een Thaddeus en Simon Kananites geheel op den achtergrond schuilen, en een Thomas door zijn lagen stand eer ten boozen exempel werd.

Waar nu echter op gelet dient, en wat zoo telkens uit het oog wordt verloren is, dat ook in het genadeleven de rangorde uitsluitend naar den maatsta'f van het genadeleven zelf gaat, en niet naar iets bijkomstigs.

De rangorde onder de bloemen gaat niet naar de stokjes met of zonder vergulde knopjes, waar ge de bloemstruiken aan hebt opgebonden, maar alleen naar den aard der bloemen zelve. Omdat lelie en roos als bloemen schooner zijn, dan anjelier en balsemien, daarom en daarom alleen bekleeden ze ondtr de bloemen een hooger rangorde.

En zoo nu ook regelt zich de ware rangorde onder Gods kinderen nooit naar wat bij Gods kind bijkomt, maar enkel en eeniglijk naar wat hooger of lager^Rtaat in het leven der genade.

Nu ontstaat* eclitcr op dit heilig erf de mogelijkheid dat schijn bedriegt.

Een kind van God kan behalve in zijn genadeleven óók nog zich verheugen in een invloedrijke positie op aarde, en daarom meer gevierd zijn; hij kan behalve dat hij genade ontving, óók nög begiftigd zijn met gaven van vernuft en kennis, en uit dien hoofde geëerd worden; hij kan bij zijn genadeleven óók ontvangen hebben kloekheid 'en doortastendheid en heldenmoed, en hierdoor veler bewondering wekken.

Een ander daarentegen, die in de rangorde van het genadeleven hooger staat, kan schuilen als een vergetene in de lagere standen der maatschappij, verstandelijk niet dan gewone gaven hebbén, en ook in krachtsbetoon achterstaan.

Ook zal de één meer de kunst verstaan, om uit te stallen, om te pronken, om te koop te loopen met wat hij ontving, terwijl de ander, van alle geestelijke reclame warsch, alleen voor het oog des Heeren wandelt.

En hierdoor nu zal het telkens gebeuren, dat wij ons vergissen. Vergissen met anderen, en vergissen voor ons zelven.

Zóó vergissen, dat we een kind van God van den derden rang aanzien, als bekleedde hij de hoogste rangorde in het Koninkrijk.

Of ook zoo vergissen, dat we onszelven aanzien voor hoog in rang en vroomheid staande, terwijl we toch feitelijk tot de laagste orde behooren.

Zoolang we nu in dezen bedrieglijken schijn omdolen, kan' die booze vergissing stand houden; maar eens heeft die vergissing uit. Hij toch die levenden en dooden zal oordeelen, Zal alleen naar den keursteen van het genadeleven eens de juiste rangorde van al Gods kinderen uitbrengen.

En dan zal het blijken, dat velen die hier de eersten in rangorde leken, feitelijk de laatsten in rangorde wasen. En omgekeerd, dat wie hier in de . laag^tte orde staat, voor God zal behooren lot èc hoogsten in de rangorde van zijn Koninkrijk.

Wie nu wijs is, en God vreest, is er op bedacht om reeds bier den valschen schijn van zich te v/erpen.

En hij is het zaligst reeds hier op aarde, die én de andere kinderen van zijn God, én zichzelven zóó weet te plaatsen, zóó weet te schatten en zóó weet te beoordeelen, dat de laatsten voor God ook hem de laatsten, en de eersten voor zijn Vader in de hemelen de eersten ook voor hem zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„Vele eersten de laatsten

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's