GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Congres aller godsdiensten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Congres aller godsdiensten.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook het Congres, dat te Chicago, op religieus terrein bijeenkwam, behoort v/eer tot het verleden, en de ïleidener, Joden, IVÏahomedanen en Christenen, dier er saam oreerden en zongen en baden, zijn een iegelijk naar hun land teruggekeerd.

Vraagt men ons, of er in dit Congres niet eenig element van waarheid lag, dan zeggen we: Ongetwijfeld.

Ook hier kwam namelijk ten duidelijkste uit, wat onze Gereformeerde vaderen steeds geleerd hebben, dat er zekere aangeboren of ingeschapen religie is, zsker „-^aad der religie", gelijk Calvijn het noetnde, dat potentieel althans in ieder mensch, hij zij Jood of Heiden, Mahomedaan of Christen, ' aanwezig is.

De waarheid van Rom. i : 19 en Rom. 2 : 15.

Had dan ook dit Congres bedoeld, desj waarheid nogmaals aan het licht te laten treden, en ware hierbij gevoegd het woord van & cn apostel: , ., 0(> dat ze niet te verontschuldigm souden zijn; " en had daarop de Christen, gelijk-Petrus op den Pinksterdag, aan alle deze natiën het Evangelie verkondigd, zoo ware de vrucht allicht uitnemend geweest.

Maar dit deed men niet.

Integendeel, alle deze mannen kwamen saam op voet van gelijkheid. Er moest een iadruk gevestigd, dat het verschil tusschen valsche godsdiensten en den eenig waren godsdienst slechts in onze verbeelding bestaat.

Want, gelijk Ds.. Hugenholtz van Grand Rapids het in de Hervorming uitdrukt:

Wat recht, zoo vraagt men in zulk gezelschap onwillekeurig zichzelven telkens af, wat recht zouden wij hebben die alle valsche godsdiensten te noemen en aan den onzen alleen onvcrvalschte waarheid toe te schrijven?

En dit juist was de angel die onder het gras schooi.

De doolgsraakte wetenschap had de Theologie omgezet in een wetenschap der godsdiensten. Die wetenschap der godsdiensten was er op uit, alle bestaande godsdiensten te vergelijken, om daarnaar te beoordeelen, welke waarde aan de Christelijke religie moest worden toegekend.

Zoo boog de Christelijke religie het eens zoo fiere hoofd, gaf eigen eere en roeping prijs, en in plaats van den eenigen Naam uit te roepen, die onder den hemel gegeven is, waardoor de mensch kan zalig worden, werd zij genoodzaakt naast de Buddhisten en Shintoisten en Islamvereerders en Rabbijnen, ais óók een godsdienst, een religie als andere religiën op te treden.

Dat hierbij vooral de Roomsche kerk wol spon, was begrijpelijk. Een kardinaal opende en een ander Roomsch geestelijke sloot de vergadering. De Protestanten raakten al mser op den achtergrond. Want natuuilijk, als het Christendom op moet treden in gezelschap van de Heidensche en Mahomedaansche priesters niet hun hoogwaardigheidsbekleeders en tabberden en ornamenten, darï is R)me alles en zijn wij niets.

Juist daarom echter was het zoo onnoozel, dat nog tal VÏR Protestantsche Christenen zich in deze luik vangen lieten.

Ea het alJti treurigst dat ook vrienden der Zending er aan meededen.

Immers, indien iets uit dit Congres volgde, dan wel dat de Zending vocrtaan kan worden afgeschaft.

W.-it toch zal een Christelijke kerk Zending drijven onder Joden, Heidenen en Mahomsdanen, als ze reeds, zonder dat deze den Christus aannamen, met hen, als waarlijk vrije vrome mannen, =^'gebeden en gezongen en gfjabeld heeft?

Theologie en Theologie.

Toegegeven is nu, zonder iemands tegenspraak, dat de Theologie als wetenschap ook buiten de bemoeiing der geïnstitueerde kerken mag en kan beoefend worden.

Hieruit volgt, dat de beoefening der heologie niet uit eenig kerkelijk ambt oortvloeit, want buiten de geïnstitueerde erken is geen kerkelijk ambt denkbaar.

Stel nu al, dat de geïastitueerde kerken ók Theologie als wetenschap gaan beoeenen, zoo doen ze dit dus buiten het ambt m; en overmits het «ïVif-ambtelijke nooit ot de speciale taak en de eigenaardige oeping der kerk kan behooren, — zoo blijkt uidelijk, dat als de Theologie door de erken beoefend wordt, de kerken dit niet nders kunnen doen dan alizid aqentes, geijk orize vaderen zeiden, d. i. iets doende, dat raadzaam, dat ijt casti noodzakelijk kan zijn, maar iets dat niet voortkomt uit den wortel van haar eigen aard.

Bij dit resultaat blijven we nu een oogenblik staan, om thans de aandacht te vestigen op een geheel andere lijn van gedachten, t.w. op het verschil tusschen Theologie als wetenschap en Theologie als kennisse Gods.

Meer dan eens is door broederen, op wier oordeel we prijs stellen en wier geestelijke tact gemeenlijk fijn is, de stelling uitgesproken, dat aan de kerken de woorden Gods zijn toevertrouwd.

we geheel met deze broe­ Dit nu zijn deren eens.

Metterdaad ligt Gods Woord niet op straat, voor den eerste den beste, die er zich van meester wil maken; maar het heeft Christus als onzen Koning beliefd, om wachters voor zijn Woord te bestellen; een ambt in te stellen, om met dat Woord te doen, wat er mee gedaan moet worden; en zijn geïnstitueerde kerken zijn op Christus' eigen initiatief en last opgetreden, om haar roeping aan dat Woord te vervullen.

Ook hierover bestaat dus tusschen deze broederen en ons geen het minste verschil. Of laat ons liever zeggen, zoo denkt elk goed-Gereformeerde er over. Niet de Darbisten, niet de liefhebbers van het mysticisme, zooals de Kwakers en andere sec-'en, ea ook niet de lieden van het Genootschapswezen, die geen kerk dien naam waard, erkennen. Maar zoo denkt'en belijdt wel elk Gereformeerde.

Indien nu echter enkele broederen van uit deze stelling den sprong maken, om te zeggen: „Aan de g'.ï-istitueerde kerken is het V/oord Gods toebetrouwd, dtis moeten ook zij de Theologie als wetenschap beoefenen, " dan klopt hun redeneerïng en hun betoog eenvoudig daarom niet, omdat ze dan op de Taeologie als wetenschap toepassen, wat aüeea geldt van de Theologie ais kennisse Gods.

Begrijpelijk is deze vergissing alleszins; en de oorzaak van deze vergissing schuilt veel minder bij deze broederen dan bij de kerken ? elve van oudsher, dïe het ééne woord Theologie in zoo ondeischeiden zin hebben gebezigd.

Wie ia de hi'.torie der Godgeleerdheid thui-5 is, weet dat een tijdlang Theologie niets anders beteekende, dan het mysterie der Vieeschvvording; dat de heilige apostel Johannes den bijnaam van den Theoloog kreeg, in het minst niet omdat hij de theologische wetenschap beoefende, maar enkel wijl Iiij het mysterie der Vieeschwording, het diepst had opgevat en het rijkst openbaarde.

Doch ook afgezien hiervan is het woord Theologie alle eeuwen door óók gebezigd voor de kennisse Gods.

Ia onze oude Dogmatieken kan een ieder dat nazien.

Daar toch leest men dat er is een archetypische Theologie, waaronder dan verstaan wordt: de zelfkennisse die God Drisësnig van zichzelven heeft; en dat hier tegenover staat de ectj^'pische Theologie, ak die kennisse Gods, die Hij ons mededeelt.

We lezen van een natuurlijke Godgeleerdheid, van een ingeschapen en verkregene, en eindelijk van een geopenbaarde Theologie. Theologia naturalis, insita, acquisita en revelata.

Dit alles nu heet Theologie, hoewel het duidelijk is en in het oog springt, dat er in elk dezer benamingen van verre zelfs van theologische wetenschap geen sprake is.

Ten overvloede willen we dit nog bewijzen.

De jageschapen Godgeleerdheid, of de Theologia insita, was het deel van Adam in het Paradijs. Zal ^nu iemand daarpm zeggen, dat Adam de xvetenschap der Theologie beoefende.''

En ook, de ingeschapen Theologie is het deel van elk kindeke dat in de wieg ligt. Nog «iet in dadelijken zin, maar naar het vermogen, bezit elk mensch die in de wereld komt, deze Theologie. Zal nu iemand daarom zeggen, dat een kindeke in de wieg aan de wetenschap der Tticologie doet .•'

Het ware immers te dwaas, om van te spreken.

Zoo ziet men dus, d*t er wel waarlijk een diep indringend onderscheid bestaat, tusschen hetgeen v; ij de wetenschap der Theologie noemen, en die gemeenlijk „Theo-IfJgie" genoemde kennisse Gods, die geheel buiten de wetenschap omgaat.

Nu is het zeker te betreuren, dat men voor beide zaken het ééne zelfde woord |Theologie heeft gebezigd. Veel b: ter ware het, op geregelde wijze, het eene Godgeleerdheid, en het andere kennisse Gods te noemen.

Miar dit kwaad is nu eenmaal geschied, en in bijna alle Godgeleerde werken die uit vroeger eeuw tot ons zijn gekomen, bestaat diezelfde verwarring.

; ^Het ééne zelfde woord Theologie v/ordt overal voor deze twee zeer verschillende zaken gebezigd, Ttieologie is het woord zoowel voor de wetenschap der GoJgeleerdheid, als voor de Godskennisse.

Ia het onderhavig gedmg kan^men dus zeer wel zeggen, dat de geïnstitueerde kerken van Christus' wege geroepen zijn, om de Theologie voort te planten en zuiver te houden, mits men, zoo sprekende, hieronder dan maar versta de Godskennisse. Maar dit dient er dan o»k altovs bijge; ; voegd. Anders toch verstaat een ieder e onder: de Theologie als wetenschap, en helpt zoodoende én zichzelven én zijn hoorders in de war.

Mits men dit verschil echter goed in het oog houde, en deze twee andersoortige zaken niet onderling vcrwarre, staan wij geheel aan de zijde van hen, die beweren, dat de geïnstitueerde kerken voor de Theologie hebben te zorgen. Ongetwijfeld toch is de geïnstitueerde kerk het orgaan waarvan Christus zich bedienen wil, om de Theologie (in den zin van Godskennisse) in stand en zuiver te houden, en verder te ontwikkelen.

Dit doen de Gereformeerde geïnstitueerde kerken dan ook ambtelijk, ert wel op tweeërlei manier.

Ten eerste door het ambt der Dienaren, die geroepen zijn het Woord te prediken in de vergadering der geloovigen en te bedienen op de catechisatiën en bij het huisbezoek.

Maar bovendien doen de kerken dit nog in heel anderen zin, t. w. in haar vergaderingen, in zake de vaststelling der Belijdenis en het handhaven of wijzigen hiervan.

Niet de Theologie als wetenschap, maar de geïnstitueerde kerk heeft de bevoegdheid en de roeping, om de leerstukken vast te stellen, over afwijking van die leerstukken te oordeelen, en naar de norma van Gods Woord die leerstukken steeds zuiverder en vollediger voor te stellen.

Niet de wetenschappelijke Theologie, maar deze kerkelijke Theologie bindt de conscientie en teekent het spoor ter zaligheid.

De kerk kon niet wachten tot de wetenschap gereed kwam, die dit nooit is en nimmer zijn zal; ze moest in elke eeuw gereed zijn, om het spoor ter zaligheid aan te wijzen; en daarom heeft zij roeping en bevoegdheid, om de kerkelijke Theologie vast te stellen, ea zoo noodig te wijzigen.

_ Er is dus geen sprake van, dat de eigenlijke en wezenlijke Theologie, in den zin van de kennisse Gods ter zaligheid aan de wetenschap zou zijn overgelaten. Dat kan eenvoudig niet. En het zijn de kerken, en de kei ken aDeen, die hierin zeggenschap hebben.

Dit nu hebben de broeders, op wier oordeel we wezen, met geestelijken tact zeer wel geveeld. Daarom hebben ze er tegen geprotesteerd, dat de Theologie aan de buiten-kerkelijke wetenschap zou worden overgelaten, en de Theologie voor de kerken opgeëischt. AlUen maar bij dezen strijd hebben ze het woord Theologie in twetërlei zin verward, en op de Ttieologische wetenschap toegepast, wat alleen geldt_ van da Theologie genomen als de kennisse Gods, gelijk ze in leerstukken verklaard en in de Belijdenis beleden wordt.

Op deze verwarring hebben we toen terstond opmerkzaam gemaakt, dorr te zeggen dat er tweeërlei Theologie was. Maar ongelukkigerwijze heeft men dit zeggen toen misverstaan. En zoo werd de verwarring nog grcoter.

_We hebben dit toen laten loopen, en niet geantwoord op wat men tegen ons aanvoerde, omdat de atmosfeer vóór de Synode allerongeschiktst was voor kalm debat.

Thans echter is zulk een kalm debat zeer wel mogelijk. En daarom hebben wé thans een poging gewaagd, om ook voor de eenvoudige leeken dit verschil duidelijk uiteen te zetten.

We twijfelen dan ook niet, of thans zal men ons wel verstaan.

Conservatief.

In de Zuider Kerkbode van 3 November komt een stuk van Ds. Littooy voor, dat niet onbesproken mag blijven.

Met dezen bejaarden, maar nog altoos even wakkeren broeder is toch alle debat aangenaam en bemoedigend, omdat bij metterdaad alleen voor beginselen strijdt, eaeerlijkweg u toegeeft, wat toegegeven moet worden.

Zij hst dan al, dat polemiek onder broederen altoos haar schaduwzijde heeft, bij hem slinkt die schaduw der wijs in, dat de moed u nooit behoeft te ontzinken.

Alleen is bij zulk een debat zekere mate van geduld noodig, om allerlei kleine oneffenheden glad te strijken.

Volgen wij zijn opstel op den voet. Hij begint aldus:

•"Conservatief^ heeft Dr. Kuyper onlangs de groep van broederen genoemd die niet voor de Concept-regchng waren, maar een tegen-Voorstel hebben ingediend. Die qualificatie heeft velen en ook mij gehinderd. Wij stonden met ons beginsel tegenover dat der broederen. Dat is meer dan eens, ook door mij nadrukkelijk uitgesproken op de Synode. En het beginsel dat wij in zake de Opleiding zijn toegedaan en waarvoor wij zijn opgekomen, is alles behalve conservatief. Het is sinds en met de vrije kerken opgekomen. Het is bij vernieuwing uit de ontwikkeling der vrije kerken voortgekomen. Het is nieuw in betrekking tot de eeuwen die achter ons liggen. Naar de eerste eeuwen gaat het terug. Maar dat noemt Dr. Kuyper immers niet conservatief?

Na gelieve Ds. L'.ttocy op te merken; dat hij hier een slag in de lucht doet.

Duidelijk toch is door ons uitgesproken, , dat o. i. niet conservatief is een iegelijk, die cok in deze zaak, uit een beginsel handelt. We voegden er, juist met het oog op Ds. Littooy zelfs bij, dat niet conservatief is, wie streed gelijk gestreden is, uit de overtuiging dat de Theologie aan de kerk hoort, of ook dat zelfs de Gymnasiale opleiding theologisch getint moet wezen.

Conservatief, zoo zeiden we, zijn alleen zij, die er op staan dat alles bij het oude blijve, dat wat zit moet blijven zitten, en die zelfs den moed missen om uit Kampen te verhuizen, de fiymnasiale oplet-

ding zelfstandig te maken, en de examina aan'de Classis te hergeven, enkel wijl het nu eenmaal is zooals het is, en overmits ze in geen geval van eenige verandering hoegenaamd willen weten.

Ds. Liltooy zal ons toegeven: Zoo, en niet anders drukten we ons uit, en schre­

ven we. ..... Doch hoe ter wereld kan^hij dan nu zeggen, dat we ook hem, Littooy, conservatief noemden, indien hij althans, tegen alle wijziging die met zijn beginsel niet saamhar, gt, geen bezwaar noch bedenking

heett, en er c. q. toe wil medewerken? __ Ten overvloede hebben we er nog lijaevoegd, dat we den vrede der kerken óók Sen begin.'iel achten te zijn, en dat der-• halve ook niet conservatief is, wie, om den vrede der kerken zijn wijdgingen uitstelt, mits hij dan ook zijn invloed en de macht van zijn woord gebruike, om de kerken beter in te lichten en van haar verkeerd conservatisme af te brengen.

Dan vervolgt Ds. Littcoy aldus: Over de drie door Dr. Kuyper genoemde dingen ging de eigenlijke strijd op de Synode nief. Dat weet, zou ik zeggen, een ieder.

Maar, omdat de Concept-regeling van de stelling uitging, »dat er uit de zichtbare en de gtïnsutueerdc kerken zich niets anders laat afleiden dan dut erecne plaats van opleiding beschikbaar moet zijn, doodde zij prmcipieel hetgeen verleden jaar verklaard v/as roeping der kerken te zijn, en daarom doodde zij op den duur hetgeen wij tengevolge dier roeping hebben zouden, namelijk, eene eigene inrichting voor de Opleiding.

Kit nu had tal van kerken bedroefd en verbaasd, ja, het was oorzaak dat de Synode de geheele nadere regeling heeft moeten uitstellen. Doch daarvan nu de schuld van zich af en op anderen te werpen, is al te naief. De ondergeteekende zoekt ze, als men zijne meening weten wil, bij de opstellers der Concept-regeling.

De drie genoemde dingen zijn: i". de verplaatsing der Theologische School, 2". de zelistandigheid van de Gymnasiale opeiding, en 3". de overbrenging van de examina naar de Classis.

Hierover nu, zegt DJ. Littooy, liep de eigenlijke stsijd niet. Het zij zoo; over wat eigenlijk ot oneigenlijk is, twisten we niet. Maar een deel van den strijd liep er wel terdege over.

Immers toen de Deputaten voor de Opleiding eigener beweging het contract hadden teruggenomen, en een voorstel hadden ingediend, wearin niet eens deze drie, maar slechts twee, en desa twee denkbeelden nog op zeer getemperde manier werden voorgesteld, heeft men van conservatieve zijde hieraan ternauwernood zijn aandacht willen schenken, en als iets dat van zelt sprak de stelling verdedigd, dat alles blijven moest zooals het was.

Hoewel de terugbrenging van de examina naar de Classis de billijkste zaak ter wereld was, geen enkele nadere regeling eischte, en alzoo met ééa kort besluit ware tot stand te brengen geweest, heelt men ztlis dit zoo onschuldigs punt niet slechts niet willen toegeven, maar heeft er zelfs ttrnauwetnood zijn aandacht aan gewijd. Leuze was en bleef: Alles moet blijven zooals het is. Er mag niets veranderd worden.

De houding had kunnen zijn: Op het beginsel staan we, en staan we cnveizettelijk, 'maar in bijzaken en over wat het beginsel niet raakt, zijn we bereid tot alle billijkheden.

Doch dit was de houding niet.

Het was en bleef het: ./.Malum bene fositum non movere", waarmee Calvijn het Conservatisme doorstreek en brandmerkte. Een kwade stee die goed zit, mag niet gebeterd worden.

Dat nu DJ. Littooy zeer wel tot deze wijziging, die niet het beginsel raakt, bereid zou geweest zijn, nemen we gaarne aan, maar laat hij dit dan eens uitspreken, en de kerken op wie hij invloed heeft, in dit punt eens voorlichten en verder brengen.

Oirer het gebruik door hem in de bovenafgedrukte woorden van een zinsnede uit het Concept gemaakt, spreken we hier niet. Dit raakt het geding in principe, waarover we week aan week bezig zijn, licht te verspreiden.

Wat het , ., derde deel" aangaat laat Littooy zich aldus uit: Ds.

En wat het woord - "iirde deel" betreft, waarop de Heraut ook weer terugkomt, ja, het is door mij uitgesproken, doch niet in den zin waarin Dr. Kuyper het in de Heraut aangehaald en besproken heeft. Toen de broeders, die voorstellen in betrekking tot de zaak der opleiding hadden ingediend, saamgekomen waren, stond ik naast Dr. Bavinck, en er was toen na de spanning reeds ontspanning gekomen, wij waren familiaar geworden en bespraken wat de gevolgen zouden geweest zijn van het staan blijven tegenover elkander. Bij die gelegenheid nu heb ik tegen Dr. Bavinck ten aanhooren van ^r. Kuyptr, die bij ons stond, gezegd, dat m. i. wel een derde deel met ons op de bedingen' zou blijven staan. Maar daarmee was niet gezegd, veel minder bedoeld, en zoo heeft Dr. Kuyper het verklaard, dat slechts een derde deel der kerken of lidmaten tegen de Concept-regeling was. Naar mijne bescheidene meening was meer dan de helft daar tegen. Velen toch die het met Dr. Bavinck in beginsel eens waren, waren er tegen, omdat ook zij met ons geloofden, dat een jaar vroeger anders besloten was. Maar een derde deel was en is het principieel wel met ons eens, en dat deel zou dientengevolge den moed van zijne overtuiging hebben gehad en getoond.

Hier schuilt niets dan een vergissing, die Ds. Littcoy ons onmiddellijk toe zal geven.

De zaak was deze.

Er was voorgesteld in het finale besluit te lezen: dat de meerderheid der kerken de bedingen van Amsterdam geschonden achtte. Vandaar de oorspronkelijke uitdrukking: met het oog op de vrij algemeen heerschende overtuiging der kerken dat de bedingen geschonden waren.

Daartegen is toen geprotesteerd, en gezegd, dat dit niet kon, want dat die overtuiging niet bij de meerderheid der kerken heerschte, en dat dus alleen kon verklaard, gelijk het dan ook later geworden is: dat die .overtuiging in een zeer aanzienlijk aantal kerken., of bij zeer vele kerken leefde.

Bij het debat hierover nu erkende Ds. Littooy, dat het feitelijk niet meer dan een groot derde deel was.

Zijn zeggen desaangaande bedoelde dus, en bedoelde zeer bepaaldelijk: de kerken die oordeelen dat de bedingen van Amsterdam geschonden zijn, vormen niet de meerderheid, maar een groot derde deel.

Alle broederen die tegenwoordig waren, kunnen getuigen, dat de zaak zich zóó en niet anders toedroeg.

En Ds. Littooy zal de eerite zijn, om te erkennen: Ja, zóó is het.

Over de Gyamasiüe opleiding te Kampen schrijft Ds. Littooy nog dit:

Aan Dr. Kuyperm.oeten wij vrijheden verooiloven. Voor eenige weken deelde onze hooggeachte bloeder wel iets mede, dat in comité behandeld was, en vóór veertien dagen schreef ZHG, dat te Kampen voor het admissieexaraen iemand was aangenomen die daarvoor te Amsterdam gezakt was. Nu, dat is voor ieder die weet dat men te Kampen met de literarische studiën begint en daarom vier jaren langer er moet wezen dan te Amsterdam, zoo verklaarbaar als iets. Men kan te Kampen eer wezen, maar men moet er langer zijn. Maar dat te Amsterdam, zooals men mij verledene w^eek te Kampen mededeelde, iemand in eene klasse werd geplaatst, waarvoor hij te Kampen was afgewezen, weet Dr. Kuyper misschien niet.

Dit antwoord speet ons.

Di. Littooy kan toch zeer wel begrijpen, dat door ons 7iiet kon bedoeld zijn, wat hij hier onderstelt.

Als wij zeggen, dat iemand die in Atnsterdam werd afgewezen, te Kampen is toegelaten, zou het natuurlijk in hooge male oneerlijk van ons zijngeweest, zoo we bedoeld hadden, dat iemand die in Amsterdam op het ad.missie-examen droop, te Kampen was aangenomen voor de eerste klasse.

Dat we dit niet bedoelden, vat hij best.

We bedoelden natuurlijk dat iemand, te Amsterdam op zijn admissie afgewezen, te Kampen slaagde voor dat examen, dat met het Amsterdamsch admissie-eïimen gelijk staat.

En ook het andere feit kan niet waar zijn. Er kan te Amsterdam niet iemand in een klasse zijn geplaatst, waarvoor hij te Kampen was afgewezen, en Ds. Littooy moest zich zulke dingen niet op de mouw laten spelden.

Immers te Amsterdam zijn geen klassen. Klassen heef: men wel aan een Schoal, maar niet aan een Universiteit.

Hoe kan men r.u iemand in een klasse te Amsterdam plaatsen, als er te Amsterdam ganscheiijk geen klassen zijn?

Met opzet hebben we ons zoo de moeite gegund Ds. Littooys betODg over te drukken en op den voet te volgen.

Hij is dat waard.

En bovendien, een enkel maal is dat wel goed.

Anders komt men er zoo licht toe, om over en weer in den blinde te schermen, en alzoo een polemiek gaande te houden die, door allarlei misveriitand, geen hout snijdt, en volkomen doelloos is.

I)e punten van geschil zijn:1°. ot de Theologia als wetenschap tot de ambtelijke roeping der geïastitueerde kerken behoort; 2". of de kerken een Tneologische Schooi moeten hebben, uit beginsel van roeping of uit beginsel van noodzakelijkheid; 3 . of de Taeologische School al dan niet contracttieei met een Univeisiteit kan verbonden worden; 40. of de Theologische School gebonden is aan Kimpen, dan wel kan verplaatst worden; 50. of de Gymnasiale opleiding op den voet waarop ze thans bestaat, tot haar recht komt; en ó**. of de praeparatoire examina bij de classis of bij de School hooren.

Laat nen daarover nu redetwisten.

Dat kan de moeite loonen.

En mits die redetwist eerlijk, ordelijken naar eisch van vtetenschap toega, zal de weg, waarop we te gaan hebben, ons spoedig duidelijk worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Congres aller godsdiensten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's