GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De derde Bede.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De derde Bede.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONOAGSAFDEELING XLIX.I

Want het is God, die in u werkt beide het willen en het werken, naar zijn welbehagen. Philipp. 2 : 13.

De derde bede van het Onxe Vader, waaraan we thans toe zijn: »Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzoo ook op aarde", is de eenige der zes beden, die vaak tot misverstand aanleiding geeft, en we beijveren ons daarom in de eerste plaats dit misverstand af te snijden.

Dit misverstand komt daaruit voort, dat er in deze bede sprake is van Gods heiligen wil, en de uitdrukking »Uw wil geschiede" g dus zoowel kan worden verstaan van zijn verborgen als van zijn geopenbaarden wil. Als ik een lief kind, waar mijn hart met innige teederheid als aan hangt, voor mijn oogen zie verkwijnen, en ik beproef elk middel, om het kwaad te stuiten, maar niets baat; en de arts zegt mij eindelijk, dat alle hoop moet worden opgegeven, en het duurt niet lang of ik sta aan zijn stervenssponde, dan zal ten slotte het geloof toch triomfeeren over het trekken van het bloed, en de betuiging: »Heere, uw wil geschiede", ook al schreit er het hart bij, in heilige stilte over de lippen komen. Doch dan slaat dat: »Uw wil geschiede" op Qoé% verborgen ^'•^^ en niet op zijn Wet. En ook, daö is die uitroep: »Uw wil geschiede" in het minst geen gebed, riiaar veeleer een betuiging van berusting, waar het vaderhart nog heimelijk tegen in bidt. Als daarentegen een kind van God, dat klaar en helder voelt: »Gad wil, dat ik als dankoffer bij het heilig Avondmaal voor zijn armen of voor zijn kerk, zeg, honderd gulden geve", daar uit geldgierigheid niet aan wil, en door zijn even geldgierige vrouw er van wordt afgemaand, en misschien ook door zijn kinderen er van wordt afgehouden, en daarom geslingerd wordt op en neer; dat hij het 's morgens geven wil, en 's avonds weer niet; en de dag van het Avondmaal is komende, en hij voelt toch dat hij moet, maar bang is dat hij toch zijn geld zal inhouden, alsnu aan den vooravond neerknielt, en bidt: »Heere, niet mijn wil, en niet die van inijn vrouw en van mijn kinderen, maar uw zt/*/geschiede", dan is er sprake niét van Gods verborgen, maar van zijn geopenbaarden wil, en spreekt in dien uitroep geeii betuiging van berusting, maar een gebed, een smeeking om hulpe van boven, opdat Gods geopenbaarde wil niet weerstaan, maar metterdaad volbracht en uitgevoerd worde. Hieruit blijkt derhalve dat men deze derde bede misbruikt en in haar kracht als bede vernietigt, zoo men haar opvat, als sloeg ze op den verborgeti wil des Heeren, en dat ze dan alleen recht wordt verstaan en naar Jezus' bedoeling wordt aangewend, zoo men haar toepast op den geopenbaarden wil des Heeren, en er dus niet door verklaart in iets te berusten, maar er door afbidt en afsmeekt, dat God ons bijsta en kracht 5 ^ verleene, om zijn wil zélf, mét éigéh hand, te volbrengen. Toen Abraham met Izaak naar Moria toog, en alles in hem riep: »Dood uw kind niet", maar Gods duidelijk geopenbaarde wil het offer eischte, eischte niet als een dood dien God zelf aan Izaak zou aandoen, maar als een dood dien God wilde dat Abraham zelf over zijn eigen kind zou doen komen, toen kon Abraham bidden, en zal hij, zij het ook in andere woorden, zeer stellig in zijn ziel gebeden hebben: > Heere, uw wil geschiede; " en zulks niet om daardoor zijn berusting uit te drukken, maar om te bidden, dat God, die in ons het willen en het werken volbrengt, hem tot het brengen van dat offer mocht bekwamen. Dat zoo en niet anders de bedoeling van deze bede is, blijkt bovendien duidelijk, uit hetgeen Jezus, als tot afsnijding van misverstand, er aan toevoegde: »Uw wil geschiede op aarde, elijk in den hemel." Die bijvoeging toch: ^gelijk in den hemel, " slaat duidelijk op de engelen, die nooit Gods gebod overtreden, maar steeds den geopenbaarden wil des Heeren volbrengen, en wijst er dus op, dat het dan eerst met Gods kinderen op aarde goed zal zijn, als zij op aarde den wil des Heeren e veil vol vaardig en standvastig volbrengen als dit Gods engelen in den hemel doen. Onze Catechismus aarzelt dan ook geen oogenblik, maar past deze bede geheel en uitsluitend op Gods geopenbaarden wil toe, als hij onze bede aldus vertolkt:

» Geef dat wij, en alle menschen, omen eigen wil verzaken, en uwen wil, die alleen goed is, zonder eenig tegenspreken gehoorzaam zijn; opdat alzoq eeti iegelijk zijn ambt eti beroeping zoo gewilliglijk en getrouwelijk moge bedienen en uitvoeren, - als de engelen in den hemel doen."

Toch loope men hier niet te spoedig over heen, en wane niet, dat, mits men het verschil tusschen Gods geopenbaarden en verborgen wil maar recht in het oog vatte, alle misverstand hier vanzelf wijkt. Dit is niet zoo. En dat komt hier vandaan, dat bij Gods verborgen Avil steeds te onderscheiden is tusschen dien wil, zoolang hij ons verborgen blijft, en dien wil, nadat er allengs een tip van den sluier voor ons oog wordt opgelicht, en hij dus ophoudt, geheel verborgen te blijven. In het zoo straks aangehaalde voorbeeld, begon die vader allengs in te zien, dat God zijn kind ging wegnemen. In zulk een geval nu ontstaat er ook ten opzichte van Gods verborgen wil in ons een strijd. Wij willen dan niet, wat God wil. En in zooverre komt het alsdan ook bij Gods verborgen wil er op aan, om onzen eigen wil te verzaken, niet te morren, maar ons aan onzen God te onderwerpen, en ten slotte met zijn wil eenswillend te..j; ijn. Zeer terecht heeft men daarom de tegenstelling van Gods verborgen en geopenbaarden wil hier omgezet in de tegenstelling tusschen Gods besluitenden en gebiedenden wil, en het is eerst door deze laatste verscherpte tegenstelling, dat het verschil tusschen de betuiging van berustifig: »Uw wil geschiede, " en de bede: »Uw wil geschiede", helder uitkomt. Het komt hier maar aan op de vraag, wie den wil uitvoert. Is het God, die zijn wil elf uitvoert, zonder dat wij in die uitvoering w ot medewerking geroepen zijn, dan komt e bede: »Uw wil geschiede" niet tepas, z en kan er alleen sprake zijn van een uiting van berusting. Is het daarentegen dat God ons zijn wil bekend maakt, opdat ïvij dien zouden uitvoeren, en wij alzoo de handelende personen zouden zijn, dan komt vanzelf de bede op de lippen: »Sta mij bij, help mij door uw genade, o God, opdat uw wil door mij geschiede." Het zou daarom dui­ h delijker geweest zijn, indien deze bede door onze överzetters anders vertaald ware. Stond er toch: »Uw wil worde volbracht, geVilk in den hemel alzoo ook op aarde", zoo zou de bedoeling van deze bede terstond door een ieder verstaan worden, en de oorspronkelijke tekst laat deze vertaling zeer wel toe. Nu echter de vertaling: »Uw wil geschiede" eenmaal burgerrecht verkreeg, en in zoo overbekend gebed, als het Onze Vader niet meer te veranderen is, blijft ons niet anders over, dan telkens v/eer op het voor de hand liggend misverstand te wijzen, opdat een iegelijk die het 0? ize Vader bidt wel inzie, dat hier alleen van dien wil des Heeren sprake komt, die door ons moet uitgevoerd en volbracht worden. De predikatie van den Catechismus heeft dan ook de roeping, om steeds, bij de behandeling van deze bede, duidelijk op deze eenig geldende beteekenis van deze bede te wijzen. En alle predikatie, die, gelijk, helaas, zoo dikwijls geschied is, om aandoenlijk en roerend te zijn, hier spelen ging met de berusting in Gods verborgen wil, heeft Gods Woord aangerand, het Onze Vader ontheiligd, en hetgeen de Catechismus ter uitlegging zegt in het aangezicht weersproken.

Ook hiermee intusschen is nog niet genoeg gezegd. Immers het is Gods kinderen gezet, om ook de harde zaken, die hun in hun leven worden opgelegd, niet eenvoudig lijdelijk te ondergaan, maar er zelven in mede te werken. Om altoos weer op het straks gestelde voorbeeld van den vader, die zijn kind verliezen moest, terug te komen, zoo wil God de Heere niet, dat zulk een vader, indien hij een kind des Heeren is, zich zijn kind lijdelijk zal laten ontnemen, alsof God het van hem wegstal en het hem ontroofde; maar stelt Hij aan dien vader den eisch, dat hij dan zelf zijn lief kind aan zijn God in den dood geve. Ook al wordt het hem atgescheurd van zijn hart, toch mag hij niet als de wereld, die God niet kent, er onder verkeeren. En zoodra hij eenmaal tot het duidelijk inzicht is gekomen, dat God zijn kind van hem afeischt, dan moet ook zijn eigen wil werkzaam worden, en staat het niet goed met zijn ziele, zoolang hij ook niet vanzelf tot de daad komt, om zijn kind aan zijn God af te staan. Worstelt hij hier nu in, zoodat hij ziet: »Ik moet", maar nog niet kan, dan zal het voor hem een behoefte der ziel worden, om zijn God aan te loopen, of die hem kracht in zijn ziel wille instorten, opdat hij, medewerkend in Gods werk, ook zelf er toe kome, niet enkel oiti te berusten, maar ook om te willen, en ten slotte het Isaaks-offer met eigen wil te brengen. Alleen maar, wijl in zulk een geval God het kind doodt, en niet gelijk op Moria de vader zeil hiertoe geroepen wordt, zoo geldt dan die bede uitsluitend voor zijn zielszoerking, d. j. voor dien overgang in zijn eigen ziel, om waar hij ee»-st met zijn wil zijn kind van God wilde terughouden, het nu met zijn wil aan zijn God over te geven, Zoo merkt ge dus wel hoe in zulk een harde zaak tweeërlei worsteling in zit. In de eerste plaats de worsteling, om te zwichten voor Gods besluitenden wil, dat Hij uw kind u gaat ontnemen, maar ook ten andere, de worsteling, om uit te voeren Gods gebiede? tden wil, zoodat gij uw kind Hem alsnu geeft. En dit nu is het, wat ook bij de worsteling van Jezus in Gethsémané moet onderscheiden. Ook hier toch was van de ééne zijde de worsteling, of Gods besluitende wil niet kon veranderd worden, zoodat de drinkbeker 7iiet behoefde gedronken te worden; en anderzijds de worsteling met Gods gebiedenden wil, of hij kraéht mocht ontvangen, om als het moest, zelf met eigen hand dien bitteren beker aan de lippen te zetten, en tot de heffe toe te ledigen. Moeilijk in het oog te houden is dit verschil tusschen de worsteling tegen Gods besluitenden. en Gods gebiedenden wil niet, en evenmin is het zoo ingewikkeld om de saamvoeging van deze twee worstelingen in één en dezelfde zaak juist in het oog te vatten. Immers elk kind van God staat gedurig voor soortgelijke verwikkelingen in zijn leven, en voelt dan én het verschil én de saamvoeging zeer Wel in zijn eigen gebed. Alleen maai-in de uitlegging en in de predikatie verzuimt men zoo dikwijls scherp de scheidslijnen te trekken. En daarom nu zij het hier herhaald, dat het onderscheid ligt, eenerzijds in de vraag of Gods wil iets over ons besluit, of««« ons iets ^^/5? > ^/; en anderzijds, of wij, in verband hiermee, den goddelijken wil hebben te ondergaan, of zelven dien hebben uit te voeren. Besluit nu Gods wil iets over ons met een ^^j/? «/, waarin tevens een _f^1^0^ ligt aangaande iets dat wij hebben uit te voeren, dan ontstaat hierdoor vanzelf de combinatie. Er is dan berusting in hetgeen God over ons besluit, en dus ook daarin dat Hij dit gebod ons oplegt; en ten andere de bede om kracht, opdat wij het aldus in het besbdt ons gebodene, naar eisch mogen uitvoeren en volbrengen. Bij Abraham op Moria eerst de berustiiig in het besluit Gods over zijn kind, en in het gebod dat in dit besluit vervat was; en daarna de bede om genade, opdat hij dit in het besluit tot hem gekomen gebod moge volbrengen. En zoo ook bij Jezus in Gethsémané; eerst de bencsting in het besluit Gods, dat hij onzen vloek zou dragen, en in het daarin vervatte gebod, dat hij zelf door eigen daad dien vloek op zich zou nemen; en daarna de bede om Goddelijken bijstand, opdat hij zonder wankelen, trouw en gewilliglijk dat ontzettende gebod mocht volbrengen.

Hoe m.u\v dn%d& besluitende e^a gebiedende il Gods ook soms saamhangen en als ooreengevlochten liggen, toch kan er nooit erwarring ontstaan. Ge hebt u slechts af e vragen, wie de zaak doet. Is het God ie het doet, en zelf, buiten u om, zijn beluit uitvoert, zonder*dat gij er in medeerkt, dan is er uitsluitend plaats voor de etuiging van berusting en komt de bede: »Uw wil geschiede", niet tepas. Wordt u aarentegen iets opgelegd, waarin gij zelf e kiezen hebt; dat gij zelf hebt uit te voeen of te volbrengen; of waarin gij althans ebt mede te werken met uw eigen wilskeuze, dan kan noch mag er voor wat uw andeel aangaat, ooit sprake van berusting ijn, maar moet er door u een daad worden olbracht; heeft uw wil te willen; en komt us vanzelf de bede aan de orde: sGeef, eere, dat ik uw wil williglijk uitvoere. Verleen mij daartoe uw genade en de kracht van uwen Heiligen Geest." En voorzoover het gemengde gevallen betreft, zoodat God zijn besluit ten deele zelf uitvoert, en ten deele wil dat gij het zult uitvoeren, liggen de twee zielswerkingen gescheiden, en hebt ge voor hetgeen God zelf uitvoert te berusten, en voor hetgeen God wil dat gij zult uitvoeren te bidden om hulpe en genade, opdat het innerlijk daartoe bij u kome. Soms nu kunnen die twee zóó in elkaar vloeien, dat beide zielsworstelingen, hoe verschillend ook in aard en oorsprong, toch uitvloeien in den éénen uitroep: »Uw vial geschiede." Dit is dan een symphonic der ziel, maar die, hoe ook in den klank gelijk, dan toch zeer beslist tweeërlei inhoud saamvat. Tegenover hetgeen God doen gaat en wij ondergaan moeten, de betuiging der berusting: f, Uw wil kome over mij" en ten opzichte van hetgeen we zelf te volbrengen en uit te voeren hebben, de bede: sGeef mij de kracht, opdat uw wil door mij geschiede."

Met het oog op het Onze Vader houde men er intusschen ook bij zulke gecompliceerde gevallen altoos wel aan vast, dat het Onze Vader niets te maken heeft met de betuiging van berusting, en ons alleen de bede op de lippen legt. Denkt menj dus aan Gethsémané, dan zie men vtéi in, dat de betuiging : Niet mijn wil, maar uw wil geschiede, " terugslaande op de vraag der vertwijfeling, ol de drinkbeker niet kan voorbijgaan, niets met de bede in het Onze FaaJp^ uitstaande heeft. Het »Uw wil geschiede" in Gethsémané was. de betuiging van berusting, • geen bede. Het »Uw wil geschiede" in het Onze Vader daarentegen is geen betuiging van berusting, maar uitsluitend een bede. Wil men dus ook in Gethsémané datgene aanwijzen wat in deze bede van het Onze Vader ligt, dan moet dat niet gezocht in de gelijkheid van klank van het: »Uw wil geschiede", maar veelmeer in het: «Tenzij dat ik hem drinke." In het eerste toch was Jezus bezig met Gods besluitenden wil, en alleen in het laatste met hetgeen hij zelf zou moeten volbrengen. En hierop wel te letten, is daarom zoo noodig, omdat niets zoozeer als juist de gelijkheid in klank van AQ betuiging in Gethsémané en van Ac bede in het Onze Vader, de verwarring van beide

denkbeelden en het misverstand van deze derde bede in de hand heeft gewerkt. Zeer terecht spreekt de Catechismus hier dan ook niet van onderwerping, maar van gehoorzaamheid. Aan Gods besluitenden wil 07ider-r werpen we ons, Gods gebiedenden wil hebben we te gehoorzamen. In beide is God onze Souverein, voor wien we ons te verloochenen hebben, maar ten opzichte van zijn besluitenden wil, doordien we ons lot in zijn hand stellen, ten opzichte van zijn gebiedenden wil, doordien we zijn gebod uitvoeren.

AI wat op onze onderwerping aan en berusting in Gods besluitenden wil betrekking heeft, laten we uit dien hoofde verder rusten. Bij de toelichting van het derde gebed uit het Onze Vader hebben we toch niet hiermede, maar uitsluitend met de bede, met de snieeking, met de inroeping van Gods genadige hulpe te doen, ten einde hetgeen Gods gebiedende wil ons oplegt, door ons gcwilliglijk en getrouwelijk moge volbracht worden. In heel deze bede staan we op één lijn met de engelen Gods in den hemel. Bij die hooge wezens in den hemel nu is van berusting in Gods besluitenden wil geen sprake, eenvoudig omdat ze nooit lijden ondergaan kunnen, noch ook eenige harde zaak hun overkomen kan. Een drinkbeker des lijdens bestaat in den hemel niet, en kan dus aan Gods engelen nooit op de hand worden gezet.' Waar* sprake is van-Gods wil, in verband met de engelen in den hemel, kan er dus van niets anders dan van de uitvoering van zijn gebiedenden wil sprake zijn. Ook de engelen hebben een Goddelijk beroep, een Goddelijken dienst, een Goddelijk gebod te volbrengen, en hun eere en hun glorie is, dat zij volvaardig passen op het woord dat uit des Heeren mond uitgaat. Ze zijn allen dienende geesten, wier lust en liefde het is, om eiken morgen en eiken avond te doen wat God hun gebiedt. Ze stellen geen wil tegen Gods wil over, maar zijn eenswillend met hun God in elke geestesuiting. Zij staan in den hemel, gelijk eens Adam in het paradijs stond, en gelijk eens weer de gezaligden op de nieuwe aarde onder den nieuwen hemel zullen staan. Zelfs strijd om te gehoorzamen kennen ze niet meer. De gehoorzaamheid is hun een vanzelf heid, is hun natuur, is hun lust en liefde en leven geworden. En als dus Jezus ons de bede op de lippen legt, of Gods wil door ons mocht geschieden, gelijk die thans reeds door de engelen in den hemel geschiedt, gaat deze bede zóó diep en zóó ver, dat er niet alleen gebeden wordt, om dan, ja, ten slotte onzen wil te laten zwichten, en als het dan moet, Gods wil te laten triomfeeren; neen, maar om zoo eenswillend met den gebiedenden wil Gods te worden gemaakt, dat er geen wil in ons meer tegen zijn wil, die alleen goed is, oversta, en de uitroep van den Psalmist in Psalm 119: »Zè heb uw gebod met lust e7i liefde ontvangen", de uitdrukking ook van ons innerlijk zielsleven zij.

Met Psalm 119 moet de derde bede dan ook in rechtstreeksch verband worden gezet. Geheel deze Psalm is toch niets anders dan de zielsuiting van een kind van God, dat zich alsnu losmaakt van zijn eigen wil, en bekoord, verrukt en in geestdrift ontstoken wordt bij het inzien in de Wet zijns Gods. De golving van het zielsleven gaat in dezen Psalm gedurig op en neer. Telkens een terugzinken in het nog te eigenwillig zielsbestaan, en dan weer een hoog opstuwen van de golven der bewondering en aanbidding bij het zich verliezen in de schoonheid van Gods bevel en gebod, van zijn wet en getuigenis. Wat onze Catechismus zegt: »Uw wil, die alleen goed is, " kan niet bezielender, kan niet welsprekender, en kan niet in roerender toon worden uitgejubeld, dan het door dezen zanger gedaan is. Het is niet een naakte, dorre, gebiedende wil, die als een druk en een last over hem komt, maareen schoone, heerlijke orde van heilige ordinantiën, die hem gedurig in verrukking brengt en waarvan hij de verborgen heerlijkheid niet breed genoeg in woorden kan uitdrukken. »In alle ding heb ik een einde gevonden, maar uw gebod is zeer wijd". Het is niet een overmacht en oppermacht, die hem dit gebod oplegt, en waarvoor hij bukt, maar het is de vader-• lijke verordineering, waarin hij het hart zijns Gods voelt kloppen, zoodat hij ontwaart, »hoe Gods geboden hem tot Zijn Hefde trekken." Zijn ingaan tegen die geboden, maakt dan ook op zijn, ziel den indruk van heiligschennis en van het schenden met vermetele hand van een heilig kunststuk, dat zijn God in zijn heilige Wet voor hem ontsluierd heeft. Het is het verbreken van het altaar, waarop God hem vergunde Hem de offerande van zijn toewijding te brengen. En daarom is er geen commentaar op deze derde bede zoo welsprekend als in dezen o verheerlijken psalm voor ons ligt. »Uw wil geschiede" is de bede van Gods kind, dat er de hand naar uitstrekt, om, als het dan moet, zich te schikken en te zwichten, maar de bede van den geloovige, die Gods Wet lief kreeg, Gods wil alleen schoon en goed bevond, en nu door het schoon van die Wet bezield en aangetrokken, het van zijn God atbidt, dat Hij door genade zijn ziel met die Goddelijke Wet vereenige.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

De derde Bede.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's