GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Levensteeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Levensteeken.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 Maart 1894

Naar men ons meldt, is de actie, door Ds. Karres onder de Hervormden te 's-Gravenhage gewekt, toch niet van zoo geringe beteekenis.

En wat aan deze actie nog meer relief geeft, is het feit, dat Ds. Felix van Utrecht nu zelf een klacht geuit heeft over de bangheid en onmanlijkheid van de Gereformeerden in de Nederlandsche Hervormde kerk.

Te begrijpen is dit.

Een man van zijn jaren, en die, zonder nu juist ooit een held te zijn geweest, toch uit de dagen van zijn eerste optreden al het schoon kent van een besliste oppositie tegen de kerkverwoestende machten, kon ten leste niet anders dan geërgerd zijn over zoo stuitende afwezigheid van hoogeren zin.

Ten slotte dorst niemand zich verroeren of verwegen.

Ademhalen mocht men nog, maar ook dit vooral zachtkens.

Dit bewees nu natuurlijk volstrekt niet, dat er niet nog elementen van heroïsche natuur in de Nederlandsche Hervormde kerk overig waren; doch wel, dat ze voor het oogenblik onder Synodale narcose verkeerden.

Na de droeve gebeurtenissen van 1886 stond men blijkbaar min of meer verbluft, en wist niet, hoe het nu aan te vangen.

Van den éénen kant zong zoo verleidelijk de Antinomiaansche slaapster haar hed, om van het nietsdoen een schijnbaar vroom systeem te maken; en toch ook van den anderen kant riep telkens een stem van binnen, om de eere van den Christus in zijn kerk niet te verlaten.

Tusschen die beide is men nu lang geslingerd.

Maar ten slotte schijnt er dan toch een begin van zedelijke overwinning te zijn.

Niet dat men iets op het oog heeft, ; , of in den eersten tijd in moeite zal komen.

Maar aan het vernederende der positie schijnt dan toch een einde te zullen komen, en dit verheugt ons om der wille onzer broederen zeer.

Onze Zendingavereeniging.'

Naar aanleiding van ons jongste artikel over de Kerkelijke Zending ontvingen we reeds zooveel inhchting, dat ook o. i alle gevaar voor een botsing geheel is afgewend.

Ook al is de zaak wat traaglijk ter hand genomen, ze 'schijnt dan nu toch met ijver en goede intentie te zijn aangevat, en de Vereeniging blijft getrouw aan het devies waaronder eens Dr. Schwartz ze liet optreden: Voor de kerk zoolang de kerk slaapt.

Nu de kerken wakker werden, neemt de kerk zelve de zaak weer over, en de Vereeniging wenscht niets liever en niets hartelijker, dan dat alles op tijd zijn beslag krijge.

Dat het een oogenblik anders scheen, lag waarschijnlijk daaraan, dat de zaak door twee kokers liep.

Op de Generale Synode kon men niet handelen met het Bestuur der Vereeniging, maar alleen over hetgeen Deputaten der Zending aangaande de Vereeniging berichtten.

Nu was, gelijk men zich herinneren zal, het Rapport over de Zending al zeer treurig uitgevallen.

Meer poëtisch-aphoristisch dan zakelijk en juist gesteld.

En vandaar dat het Synodaal besluit allicht niet zoo juist sloeg op wat eigenlijk het Bestuur der Vereeniging bedoeld had.

Zoo gaat het bij onderhandelingen door de tweede hand gemeenlijk, en zoo ging het ook nu.

Dit is nu wel jammer in zoover allicht van twee kanten een indruk is ontvangen, die niet met de werkelijkheid overeenstemde; maar ook hier komt men wel overheen, als men maar eerst over de zaak heen is.

Er kan uit dien hoofde tot al wat achter ons ligt het zwijgen gedaan worden, en dankbaar de bereidwilhgheid der Vereeniging gewaardeerd, om harerzijds geheel deze netelige quaestie op orde te brengen.

Haar beginsel stond altoos recht, haar bedoeling was goed, en niet genoeg kunnen de Gereformeerden er haar dankbaar voor zijn, dat ze zoo moedig het initiatief nam, toen vele kerken haar plicht zoo schandelijk verwaarloosden.

Natuurlijk zijn de kerken thans gehouden, alles over te nemen, gelijk het bij de Vereeniging bestond ; met name ook de zendelingen die onder haar arbeidden; een wel klein korps, maar dat toch in Midden-Java uitmuntend gewerkt heeft, en in Dr. Scheurer nog onlangs een zoo uitnemende versterking ontving.

Een goede wenk.

Naar aanleiding van ons artikel over »Melkfabrieken", schreef de heer L., zelf zuivelboer, ons dit:

Naar aanleiding van het artikel Melkfabrieken, voorkomende in het voorlaatste Herautnummer, ben ik zoo vrij, zoo niet eenige aanmerkingen, dan toch eenige bedenkingen daartegen in te brengen.

Met genoegen heb ik daarin gezien, dat ook UHEw. de levering der melk op Zondag liefst niet zaagt geschieden, maar dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn, waarvoor de melkboer moet zwichten. Eerstens, dat hij geen contract kan sluiten, als in verband met de Zondag, en ten tweede, dat zijne bouwhoeve niet ingericht is, om zelf zijn zuivel te bereiden.

Op het eerste moet ik vragen, is zulks ernstig beproefd ? Ook ik ben (zij het in 't klein) landbouwer en zuivelbereider, en lever ook nu mijne melk aan eene melkfabriek een I/3 uur afstand van hier met vele anderen in onze gemeente, zoodat er geregeld van hier, drie vol geladen wagens met melk naar toe gaan — mkkr — uitgezonderd des Zondags, in weerwil de fabriek des Zondags toch werkt, en de melk ontvangt, die haar gezonden wordt, nochtans heeft ze tot nog toe te vergeefs getracht contracten te sluiten, waarbij de Zondag verbonden was; ja toch? met één, wie dat is, een zoogenaamd lid van de N. H. K., staande beneden de Heidenen, komt nooit ter kerk, zijne kinderen hebben nooit ter schole gegaan, is nooit tegenwoordig geweest bij het doopen van dezelve; deze is de eenige leverancier op Zondag uit deze gemeente.

En wat het tweede argument betreft, dat de woning niet is ingericht tot de zuivelbereiding, wensch ik de vraag te doen zoo hij zelf die hoeve zoo heeft laten inrichten, en wetende dat er de Zondaglevering der melk aan verbonden was, heeft hij daarmede zich niet wel bewust bezondigd, en zoo dezelve gehuurd is, heeft hij eerst niet naar|eene andere uitgezien; maar neem aan, dat zijne bouwhoeve zoo klein was, (dat onmogelijk is, ) dat als de kieswet Tak met het amendement de Meyier ware aangenomen hij geen kiezer ware geweest, (stel dat hij de melk op Zondag niet behoefde te leveren) dan noch zoude hij met eenige geldelijke schade uit zijne melk boter kunnen produceeren, hetwelk hier ook zoo geschiedt.

We danken zeer voor deze opmerking.

Al wat ook maar even kan, moet in het werk gesteld, om op den dag des Heeren én zelf te rusten én te laten rusten, mits maar de valsche wetsgeest uitblijve.

Zelfs dient het afgekeurd, als men zich op Zondag zijn melk thuis laat bezorgen. De melk kan zeer goed 's Zaterdags genomen, en zelfs des zomers gekookt tot Zondag bewaard worden.

Van het op Zondag aan huis laten bezorgen van brood enz. zwijgen we nu maar liefst.

Dit komt in onze kringen gelukkig weinig voor.

Diezelfde regel geldt nu ook melkfabrieken. voor de

Alles moet er op ingericht, om ook op deze fabrieken des Zondags rust te laten heerschen.

Is dit niet zoo, en is men genoodzaakt toch met zulk een fabriek te contracteeren, dan moet alles aangewend, om bij dit contract den Zondag uit te sluiten.

Waar we alleen maar tegen opkwamen, is, ' dat men iemand, die zijnerzijds alles had aangewend om den Sabbat te eeren, maar door noodzakelijkheid gebonden, niet anders kon, deswege van het Verbond des Heeren zou afsnijden.

Den inzender daarom onze dank.

Ons woord was allerminst geschreven, opdat iemand zich daar achter verschuilen zou.

Maar nu mannen van het vak er zich over uitlaten, en aantoonen, dat in de meeste gevallen het kwaad zeer wel te mijden is, zij dit een ieder ten spoorslag, om geen middel tot wering van dit kwaad onbeproefd te laten.

In gelijken geest ontvingen we nog meerder inzendingen, schier alle strekkend om aan te toonen, dat in de meeste streken de moeilijkheid wel te ontgaan is, en ontgaan wordt.

Dit nu verblijdt ons.

Kraohts-verapilling.

VI (Slot).

Gelijk ons bleek, grijpt er op dit oogenblik roekelooze, d. i. zondige krachtsverspilling plaats van de weinige theologische Gereformeerde krachten, waarover God de Heere zijn volk te beschikken geeft.

Deze krachtsverspilling, zoo zagen we voorts, is, bij handhaving van het dubbele stelsel, alleen te voorkomen, zoo men de beschikbare krachten tegelijk voor beide Inrichtingen dienst laat doen.

En eindelijk, dit laatste is alleen denkbaar, bijaldien de beide Inrichtingen gevestigd worden in een zelfde stad of dorp, en zoo het leerplan beiderzijds in deugdelijk rapport wordt gezet.

Slechts aan ééne voorwaarde behoorde hierbij voldaan te worden, en wel aan deze, dat het verband tusschen beide Inrichtingen beider zelfstandigheid niet ophief noch vernietigde.

De Universiteit mag niet opgaan in de Theologische School, noch ook de Theologische Inrichting in de Universiteit.

De band moet dus zóó gelegd, dat in geval van noodzakelijkheid elke der beide Inrichtingen zich op staanden voet weer uit dat verband kunne losmaken, en haar eigen gang kunne gaan.

Om nu dit doel te bereiken is er maar één weg, en dat is de weg van contract.

Men moet een overeenkomst aangaan, en bij die overeenkomst moet gewaakt worden, dat, bij eventueel onverhoopt conflict, elk der beide contracteerende partijen volkomen vrij en bekwaam zij, om zich op eigen voet, met eigen hulpmiddelen en geheel zelfstandig te handhaven.

Voor zulk een contract hadden dan ook de Synodale Deputaten zich verklaard. Er zou noch aan de Universiteit noch aan de Theologische School eenige dwang worden aangedaan, maar beide zouden als vrije en onafhankelijke partijen saam contracteeren.

Voor de Universiteit zou gecontracteerd worden door Directeuren van de Vereeniging voor Gereformeerd Onderwijs; en voor de Theologische School door de Generale Synode der Gereformeerde kerken.

Zelfs waren de Synodale Deputaten nog verder gegaan, en hadden, om hun denkbeeld te belichamen, een ontwerp-contract met bijlagen ten dienste der kerken gesteld.

Of dit contract met zijn bijlagen voldeed en doel trof, deed natuurlijk aan het beginsel niets hoegenaamd af.

Men had als kerken Christi het bestel Gods, dat onze theologische krachten zoo weinigen zijn, kunnen eeren; men had den gebiedenden regel van verdeeling van arbeid kunnen aanvaarden; men had de zonde van krachtsverspilling die nu plaats grijpt, ootmoedig kunnen belijden; men had tot de erkentenis kunnen • komen, dat het leggen van een band tusschen beide Inrichtingen noodzakelijk was; en men had kunnen uitspreken, dat deze band in dien zin contractueel moest zijn, dat beide Inrichtingen volmaakt vrij en zelfstandig bleven; zonder daarom nochtans het ontwerp-contract goed te keuren.

Dit ontwerp-contract toch was niets dan een proeve, een voorslag, een der vele mogelijke uitwerkingen van het principieele denkbeeld.

Tot zoo kalm overleg, tot zoo principieel bezien van de zaken, tot zoo natuurlijke onderscheiding zijn echter de kerken in 1893 niet kunnen geraken.

Velen, die van achteren eerlijkweg erkenden den voorslag van de Synodale Deputaten niet eens gelezen te hebben, werden opeens onrustig, toen ze de alarmklok hoorden luiden, en zonder te vragen naar hoogere roeping, zonder te vragen naar beginsel, heeft men zich toen beangst laten maken, en is verloopen in een detailcritiek, die alle behoorlijk debat onmogelijk maakte.

De pijl van het »Beding" werd tegen het

Concept afgeschoten, waar het toch klaar als de dag was, dat er geen beding bestaan kan noch denkbaar is tusschen twee partijen, zoodra deze zich geheel vereenigd hebben en dus geen twee partijen meer zijn.

Een beding is altoos tusschen X en Y; maar als X en Y zich nu verbinden om saam in Z op te gaan, dan is er geen X en is er geen Y meer, maar er blijft alleen Z. En hoe ter wereld zou nu Z een »beding" met zich zelf kunnen hebben?

Zoo iets ook maar te denken* noemen de Franschen - Dcontresefis".

Van een contractueel beding^^^te spreken nadat de twee onderhandelende partijen in elkaar zijn opgegaan, en dus verdwenen zijn als partijen, is eenvoudig ongerijmd.

Maar natuurlijk, dat vatte de eenvoudige man niet zoo dadelijk, en het gevolg was, dat men sprak van contractbreuk, van schending van de goede trouw, en dat onder al dit opgejaagde stof de zaak zelve geheel uit het oog werd verloren.

Nu is dit niets.

Zulke oogenblikken van storm, dat het stof u van alle zij in de oogen prikkelt, en ge niet recht voor u uit kunt zien, heeft de kerk van Christus meermalen doorleefd.

Die storm gaat dan wel weer over, het stof gaat liggen, en van achteren ziet men dan beter en helderder, hoe de zaken eigenlijk liggen.

De quaestie der beginselen kan dan afgescheiden worden van de vraag, op welke wijze ge deze beginselen in toepassing zult brengen. Daarover redeneert en spreekt men dan saam. En van lieverlede komt men toch waar men zijn moet.

Ter bevordering van dit goede proces, wenschen wij daarom, voor wat ons aangaat, mits het denkbeeld van contract maar gehandhaafd blijve, het ingediende ontwerp voor zulk een contract geheel te laten varen.

We willen aannemen, dat zulk een contract heel anders zal moeten ineengezet worden, en dat het daarvoor geleverde ontwerp metterdaad mank ging aan velerlei gebrek.

Aan de afzonderlijke bepalingen van dit concept-contract of van zijn bijlagen spillen we dus geen woord meer.

De Deputaten hebben het teruggenomen. Het is dus van tafel. En wij onzerzijds denken er niet aan, het ooit in dien preciesen vorm , weer op de tafel te helpen leggen.

In bijzaken en detailpunten, waarin men toegeven mag, moet men onder broeders altoos plooibaar en buigzaam wezen. Staan mag men alleen op de deginselen, waaraan men zich voor Gods oog gebonden weet.

Over de bijzonderheden van dit in het archief gedeponeerde contract-ontwerp dus geen woord meer.

Maar wel dient daarom, eer we van dit onderwerp afstappen, de zaak van het contract als zoodanig nog met een kort woord toegelicht.

De bedenking is namelijk geopperd, of niet een Universiteit of een School afstand doet van haar »souvereiniteit in eigen kring", bijaldien ze zich door een contract bindt aan een andere Inrichting.

Dit nu berust op een vergissing.

Niemand twijfelt er in het minst aan, of de koningin van Engeland is souverein en in het vol en ongerept bezit van haar souverein gezag. Toch heeft die souvereine koningin zich op allerlei wijs en in allerlei opzicht door contracten met andere mogendheden gebonden; tot zelfs met kleine nietige vorstjes in het noorden van Voor-Indië.

Ook de Kroon der Nederlanden verbindt zich nog voortdurend door contracten met allerlei kleine, onbeduidende prinsen op Sumatra, op onze kleine eilanden in den Indischen Archipel, en zelfs op Java.

Juist op deze soort contracten wijzen we in de eerste plaats, omdat men het juist in zulk een geval beneden de eere en de waardigheid van een koningin van Engeland of Nederland kon achten, om zich contractueel te binden aan zulke nietige potentaten.

Doch natuurlijk geldt geheel hetzelfde van de contracten, die de groote en kleine Europeesche mogendheden met elkandersluiten, in zake tarief van in-en uitvoerrecht, in zake uitlevering van schuldige personen, in zake letterkundigen eigendom, muntslag en muntgebruik, oorlogsgebruiken, koloniaal bezit en zooveel meer. h d r

Bij al deze contracten toch stemt een souverein vorst er in toe, om tot op zekere hoogte zijn vrijheid van beweging in de uitoefening van zijn gezag te laten binden. Immers hij verbindt zich, om voortaan dit wel en dat niet, en een derde iets op zulk eene en geen andere wijze te doen.

Is het nu iemand ooit in den zin gekomen, om hieruit af te leiden, dat dus zulk een vorst zijn eigen souvereiniteit vernietigd of van zijn zelfstandige positie afstand had gedaan ?

Ons is de op werper van zulk een onware bedenking uit geen hoek ter wereld bekend.

Elk land, elk vorst handelt zoo, en niemand maakt er aanmerking op.

Soms zelfs gaan die contracten tusschen vorsten en koningen zoover, dat ze gelijk thans Duitschland, Oostenrijk en Italië zich over en weer verbinden, om het goed en bloed van heel het volk - beschikbaar te stellen, indien een van de drie mocht worden aangevallen.

Valt dus een vijand Italië aan, dan is de keizer van Duitschland of van Oostenrijk niet meer vrij. Ze hebben zich verbonden. Ze moeten dan hun millioenen soldaten en hun millioenen geld beschikbaar stellen, om Italië bij te springen.

Dat men nu alle eeuwen door zoo gedaan heeft, en nog zoo doet, berust alleen hierop, dat men zich bindt uit vrije beweging, dat men zich bindt, om c. q» weer los te raken, en dat men door deze verbintenis wel van iets afstand doet, maar zoo dat hiertegenover een gelijke ïvinste staat.

Een contract is een ruil. Een do ut des. Een overeenkomst, waardoor men saam iets bewerkt, dat voor èeide? i dienstig en nuttig is.

Tot dusi'er was de bedenking, dat men door het sluiten van zulk een contract zijn eigen zelfstandigheid ophief, dan ook nog nimmer vernomen. Ons althans is niet bekend, dat ooit door iemand beweerd is, dat een souverein door het sluiten van een contract zich van zijn souvereiniteit beroofde.

Zeker het contract kan zoo zijn, dat er dit van komt; doch dit ligt dan aan de verkeerde bepalingen die in het contract - Staan, maar niet aan het contract als zoodanig.

Doch te beweren, dat het tijdelijk, in ruil voor een begeerlijk goed, zich binden aan een medecontractant, zoodat ik tegelijk hem bind, — als zoodanig, een vernietiging der zelfstandigheid zou insluiten, is een nieuwigheid van de laatste vinding.

Wij, onzerzijds, blijven daarom de stelling handhaven, dat er thans zonde van krachtsverspilling plaats grijpt; dat deze zonde niet is weg te nemen, dan door het leggen van een verband tusschen beide inrichtingen; en dat zulk een verband niet anders kan gelegd worden dan contractueel.

Iets waaraan we even beslist de nadere bepaling toevoegen, dat dit contract in casu zóó moet worden ingericht, dat, rees er onverhoopt vroeg of laat een conflict, én de Universiteit én de Theologische School, onmiddellijk bekwaam en in staat moeten zijn, om scheiding van tafel en bed door te zetten.

Een kiesohe zaak.

Van den heer K. V., te P., ontvingen we, met zeer dringend verzoek om plaatsing, onderstaand schrijven, dat we niet willen terughouden, al plaatsen we het niet zonder zekeren schroom.

Waar esn benoeming in het spel is, is altoos ook de persoon in het spel, niet alleen van wie benoemd werd, maar ook van wie [geacht kon worden gepasseerd te zijn, en dit maakt alle bespreking van dien aard zoo uiterst kiesch.

Toch is smoren van de gewaarwordingen, die deze benoeming gewekt heeft, evenmin raadzaam.

Het feit ligt er nu^eenmaal toe, dat twee groepen van kerken, die beide nagenoeg even sterk waren, ineen zijn gesmolten, en dat zich thans herhaaldelijk het verschijnsel voordoet, dat de mannen van ééne .dier groepen te werk gaan, als hadden ^y het rijk alleen, en als behoefde met de andere kerken kortweg niet te worden gerekend.

Men zag dit op de Synode van Dordrecht, waar uit de ééne groep dertig en uit de andere groep slechts tien afgevaardigden zaten. Men ziet dit aan bijna alle deputatiën, waarin hoogstens een enkele broeder uit de andere groep zitting heeft. En men zag ditzelfde verschijnsel ook nu weer. nu er een docent te Kampen moest benoemd worden.

Alle docenten, die er dusver doceerden, waren natuurlijk uit de oudste groep, en nu eindelijk de gelegenheid zich aanbood, om ook eens een der andere broederen te nemen, liet men die gelegenheid ongebruikt voorbijgaan, en koos weer een man uit dezelfde groep, waartoe reeds al de overigen behooren.

Dat dit in hooge mate onaangenaam aandoet spreekt vanzelf. Niet in het minst natuurlijk om den benoemde. Hij zelf is hier geheel onschuldig aan. Zelfs mag men vrijelijk zeggen, dat het gebeurde allerminst uit zijn geest is. Hij staat hier dus geheel buiten. Maar schokt het niet het gevoel van broedertrouw, wanneer men in den Naam des Heeren zich als kerken aan elkander toevertrouwt, wel wetende dat de stemmenmeerderheid aan de overzijde is, en dan ervaren moet, hoe noch ridderzin noch broederliefde noch kieschheid genoeg vermogen, om misbruik van die stemmenmeerderheid te voorkomen?

Zelven wezen we hier een vorig maal reeds op.

Ziehier wat de heer V. klaagt:

Hooggeachte Redacteur !

Van eene zeerjeerwaarde vergadering, bestaande uit de uitgelezenste mannen der Geref. kerken, zooals die in de vorige week te Kampen bijeen kwamen, mocht men toch zeker wel verwachten dat deze zich zou plaatsen op het ideale standpunt van de vereeniging der beide Geref. kerkengroepen waar A, B en C verdwijnt. Temeer mocht dit naar mijn bescheidene meening worden verwacht, waar zij zulk eene ver strekkende beslissing voor de Geref. kerken had te nemen als de benoeming van een docent aan de Theol. school. In hoeverre haar dit is gelukt, beoordeele een ieder die kennis nam van het resultaat. Niet minder dan zes doctoren in de H. Godgeleerdheid werden toch gepasseerd. Waarom ? Omdat men in onderscheiding eener Academie, voor een Theol. school meer let op practische oefening, dan op geleerdheid ? Maar waarom dan mannen met veeljarige pracrische oefening achter zich als de H.H. v. Goor, Schot en Wagenaar, die tevens doctoren in de H. Godgel. zijn, over het hoofd gezien ? Of was men wellicht bevreesd dat bij hen de »grootekerkszuurdeesem" nog niet is uitgezuurd ?

Welnu, er zijn doctoren in de H. Godgeleerdheid, die hunne studiën aan eene Geref. Universiteit volbracht hebben over wier wetenschappelijken arbeid zelfs de tegenstander een zeer loffelijk oordeel velde, en die toch ook geen vreemdelingen zijn in de praktijk.

Maar, zoo zegt men wellicht, hunne practische oefening is niet van zoo'n langen duur dan die des benoemden; doch waarom dan wel destijds eene exceptie gemaakt ten opzichte van Dr. Bavinck en nu, waar een blijk van ongeveinsden broederzin kon worden gegeven, dit nagelaten? Bij alle verdiensten die den benoemden toekomt, leverde hij toch op wetenschappelijk gebied nog niets, waarop zulk een voorkeur kon rusten. Maar waartoe meer ? Op de a.s. Generale Synode zal zeker naar de motieven dezer benoeming wel onderzoek worden gedaan?

Wie voor acht of minder jaren door Goddelijken drang in heiligen ijver de reformatie ter hand nam gevoelt zich, geachte Redactie, niet in zijn nieren geprikkeld over de toepassing dezer Kappeijniaansche taktiek ?

Van-deze beslissing gaat er dan ook een sprake uit tot de Geref. kerken die sinds 1886 uit het Synodaal verband traden, een sprake tot verootmoediging, een sprake tot handhaving van dat beginsel dat in 1887 door een zeer geacht leeraar als een goddelijk recht in woord en geschrift is verkondigd, doch dat thans als equivalent staat opgeofferd te worden ter wille van een overmoedigen broeder.

Waartoe toch zooveel moeite en miskenning als de kerkelijke actie voorafging gedragen? Het antwoord op deze vraag geeft de Heraut van 12 Oct. '84: jEen operatie is noodzakelijk. Alleen tot die operatie kan noch mag worden overgegaan zoolang verzuim van goede voorbereiding de operatie tot een MOORD zou maken." De operatie is geschied. Maar de lijder eischt nu ook nog teederder zorg, nog meer liefderijke toewijding, en het zou beneden alles zijn NU de handen van den lijder terug te trekken, ot ook maar eenigermate in opofferende liefde te verflauwen. Ai wat verminkt is te herstellen, al wat gedeeld is te vereenigen en niet te rusten voor .het geringste lid weer op zijn plaats is gezet, moet het eerste, het biddende oogmerk der doleerende kerken zijn, der »claegende gemeinte". En in de TWEEDE plaats behoorde zij haar stemme uit te doen gaan in het geïsoleerde kamp der gescheidene broeders om hun te herinneren aan de akte van afscheiding waarin gezegd wordt: i Scheiden wij ons van de Ned. Herv. kerk TOTDAT deze terugkeert tot den waarachtigen dienst, des Heeren" en hun toe te roepen dat dezen haren tijd vervuld is.

Zijn er tientallen van jaren van voorbereiding noodig geweest, wat is er van dit standpunt in de acht jaren geworden sinds de eerste kerk het Synodale juk afwierp ? Heeft het tweede niet allengs de eerste plaats ingenomen ? En wat zal er in het vervolg van worden, wanneer de deuren der Theol. school stelselmatig gesloten worden voor de doctoren in de H. Godgeleerdheid uit de kerken van '86 en mannen van minder capaciteiten de leerstoelen innemen om elk jaar een belangrijk aantal predikanten op te leiden teneinde de lijnen der doleantie te verflauwen, ja, geheel uit te wisschen!

Kunnen, vergun mij, hooggeachte Redacteur, deze vraag in het publiek te doen, kunnen wij na de Kampensche votum der vorige week de Theol. school wel ONZE school noemen ?

Uit vreeze dat de kerken van '86 aan den ingang van een smadelijken weg staan en uit liefde tot haren bloei in de ongerepte handhaving van haar Goddelijk recht verzoek ik U, hooggeachte Redacteur, voor bovenstaande een plaatsje in de Heraut.^ waarvoor ik U bij voorbaat mijn weigemeenden dank betuig.

Met de meeste hoogachting en heilbede,

Hooggeachte Redacteur,

UEd. dw. dien.

F. 6/3 '94.

K. V.

Deze klacht nu verstaan we best, en we zijn overtuigd, dat op de vergadering te Kampen ditzelfde gevoeld is.

Zonder dat we op die vergadering tegenwoordig waren, kunnen we ons dan ook best voorstellen, dat drieërlei meening hier geworsteld heeft. Eenerzijds van mannen, die achtten, dat alles aan A moest blijven en met B niet te rekenen viel; en anderzijds van hen, die oordeelden, dat ditmaal behoorde rondgezien of B geen geschikte candidaten had, en dat men, zoo dit bleek het geval te zijn, zedelijk verplicht was, uit B te kiezen. En bij deze beide zal dan een derde groep gekomen zijn, die om noch aan A noch aan B te sterk aanstoot te geven, haar keuze vallen liet op iemand, die, hoewel uit A, toch geacht kan worden voor B sympathiek te zijn.

En is dit zoo, dan toont de uitkomst, dat de laatste of derde groep heeft gezegepraald.

Dat dit te betreuren is, zullen we nu niet beweren. We begrijpen best dat men, met het oog op de actie Wisse-Van Lingen, er voor terugdeinsde, om nu reeds verder te gaan.

Maar hieruit ziet men dan toch, hoe ongeschikt en onbekwaam toch eigenlijk zulk een vergadering van kerkelijke deputaten is om een theologische benoeming te doen

Zulk een kerkelijke vergadering laat zich leiden door allerlei consideratiën en motieven, die met de benoeming zelve niets te maken hebben, en verliest geheel uit het oog de eenige consideratie, die hier gelden mocht en moest.

Doch, hoezeer we dit verstaan, en deswege de gedane keuze billijken kunnen, toch gaat het niet aan, de vroegere Nederduitsche Gereformeerde kerken voortdurend het kind van de rekening te laten worden.

Wij zijn zeer lijdzaam, en zeer geduldig. Onze inschikkelijkheid is allen menschen bekend. En tot de mannen die het onderste uit de kan willen hebben, hebben de kerkgenooten van '86 stellig niet behoord.

Ze minnen dèn vrede van Sion en hebben dien lief.

Maar dit vergunne men ons voor het minst, dat we, waar wc zoo aanhoudend achteruitgezet, in den hoek gedrongen en voorbijgegaan worden, een enkel maal althans lucht geven aan wat er in ons gemoed omgaat; ook om de broederen van de andere zijde in de conscientie te raken, opdat de tijd welhaast kome, die ons het einde van deze kerkelijke miserie brenge.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Levensteeken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's