GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die vriend van Ds. Gispen te Jeruzalem is toch een even gelukkig als dankbaar man.

Niet alleen toch ontvangt hij twee en vijftig, al even interessante, brieven in het jaar van e'én enkel zijner correspondenten, maar hij zorgt ook aldoor, dat wie met hem meê wil lezen, ze te lezen krijgt.

De Bazuin doet dan als postbode dienst. Zoo bracht de Bazuin ons ook deze week weer dit pikante schrijven, dat wel wat lang is, maar al kost het dubbel port, toch ook aan de J£eraut-\tzexs moet voorgelegd. Het luidt aldus:

Tot de gunstige teekenen der tijden behoort zeker ook het verschijnsel dat, van onderscheiden kanten, de aandacht gevestigd wordt op de roeping der kerk, in betrekking tot de algemeene nooden en de daarmede samenhangende kwesties van zedelijken en godsdienstigen aard.

Duitsche godgeleerden hebben reeds lang dat belang ingezien, en zoo is die gedachte ook in Nederland doorgedrongen. In politieken zin zijn we wel niet geannexeerd, maar geestelijk zijn we het reeds lang. Onze eigene vaderlandsche theologie heeft, in de toongevende kringen, geen gezag meer, en men weet er ook trouwens weinig of niets meer van. Zeer enkele geleerden zoeken er nog wel eens in, met een of ander wetenschappelijk doel, en ook worden de handelingen der Provinciale Synoden en Classicale vergaderingen van voor 1816, ijverig onderzocht en door den druk voor iedereen verkrijgbaar gesteld, maar met het kennelijk doel, om te doen zien, hoe treurig het in vroeger dagen met het godsdienstig en zedelijk leven onder de Gereformeerden gesteld was.

Het is of men zeggen wil: ziet eens menschen, wat nare toestanden er in den bloeitijd der Gereformeerde kerken bestonden, en hoe onvruchtbaar de Gereformeerde leer is voor het godsdienstig en zedelijk leven des volks. In plaats van terug te keeren tot de oude paden moeten we veeleer dankbaar zijn, dat we van het gezag dier leer verlost zijn. Onder het gezag toch der Gereformeerde theologie en van het Gereformeerde kerkrecht kan het koninkr^k Gods niet komen, niet groeien of bloeien. Zij, die in onze dagen zich Gereformeerden noemen, zijn de grootste tegenstanders van het Godsrijk, en daarom moet, wie bidt: «Uw koninkrijk kome, " de Gereformeerden tegenstaan, en het weinigje invloed dat zij nog bezitten, trachten te breken en te vernietigen, op elk terrein.

Deze staat van zaken heeft een zeer diepen oorsprong en wortelt niet alleen in den afkeer van de leer der souvereine genade en der toegerekende gerechtigheid van Cliristus, maar in nog iets anders.

In de dagen der Remonstranten konden de partijen nog disputeeren op grond van de H. Schrift, wijl men wederzijds erkende het Goddelijk gezag des Bijbels. Van de belijdenis beriep men zich op de Schrift. De kwestie liep toen over de vraag: wat leert de H. Schrift in betrekking tot de vijf punten, waarover de strijd liep. Men erkende van weerskanten nog de H. Schrift als hoogste en beslissende macht in geloofszaken.

Maar nu staan de zaken geheel anders.

Nu loopt de kwestie over den grond van het geloof zelf. Welke zekerheid heeft de mensch van de dingen, die hij gelooft en waarop hij de zaiigbeid verwacht? Welke vasten regel heeft liij voor het ledelijk, kerkelijk; maatschappelijk leven? In de zestiende etuw was aJgeroee» be't antf woord op die vragen: in Gods Woord, in den Bijbel

Maar sedert men aan «Bijbelcritiek" zijn kracht is gaan wijden, is die grondslag weggevallen.

Op de vraag: waarom gelooft gij dit of dat, antwoordt men niet meer: ik geloof het, omdat het in den Bijbel staat.

Eerst heetten die zoo spraken, modernen. Nu heet het al: geloovige Schriftbeschouwing.

En daar het toch al te dwaas klinkt te zeggen: ik geloof het, omdat ik het geloof, heeft men andere termen gevonden.

Deze b. v. De geest van het Evangelie van Jezus Christus. Het Evangelie. De levende Heer. Het geloof der gemeente. De rots der eeuwen. Het woord des kruises. De leer der liefde. De geest des Verrezenen. En tal van soortgelijke termen, die dan het ouderwetsche Schriftgeloof moeten vervangen en aanwijzing zijn van den grond, waarop de mensch zijn zaligheid wacht, en van de beginselen, die zijn leven op aarde moeten beheerschen en leiden.

Dat deze loslating van den grond onzer zekerheid, dit verloochenen van het objectief gezag der H. Schrift als Gods Woord, invloed heeft op het gansche leven, zoowel in politieken als in socialen en maatschappelijken zin, ligt voor de hand. Tegen den verzoeker kan men niet meer zeggen: «daar staat geschreven". Dat wapen zijn de Protestantsche volken kwijt. En daar zij ook geen kerkelijk of Pauselijk gezag erkennen, hebben ze niets meer; niets dan persoonlijke overtuigingen, inzichten, liefdemachten, zelfverloocheningswonderen, overwinningen op de zelfzucht, onthoudingen en persoonlijke vroomheid. In den staat slechts politiemaatregelen, en in de kerk slechts reglementen en administratieve machten, ter bevordering van orde en rust, ter bevordering van het doel der kerk, om namelijk te zijn een groote en algemeene vereeniging van (zooals een Nijmeegsch predikant het onlangs uitdrukte) «Jezus-vrienden."

De verwarde en angstverwekkende staat van zaken, die nu in de Christelijke wereld heerscht, heeft dus wel een oorzaak. Het woord van den profeet geldt ook hier: ze hebben mijn woord verworpen, wat wijsheid zouden ze dan hebben?

Sinds een aantal jaren wordt dan ook allenvegen de klacht gehoord over vervreemding van de kerk. In Duitschland vooral moet dit erg zijn. Gij begrijpt, dat men door «kerk" alleen verstaat de Lands-of Volkskerken. Wat daar buiten bestaat, zijn volgens de opvatting der predikanten geen kerken, en die tellen dus niet meê.

Eerst keerden zich de verlichten, de beschaafden en ontwikkelden van do kerk af en daarna ook de massa des volks in de lagere standen.

In ons land is de toestand, naar men zegt, niet zoo erg als in Duitschland. Maar gelijke oorzaken hebben toch, in hoofdzaak, ook gelijke gevolgen. Geheele klassen van ontwikkelden zetten, sinds jaren, geen voet meer in de kerken. De Regeeringsbanken staan in den regel ledig. En de groote menigte der mindere standen is volkomen onverschillig voor alles wat op God en de eeuwige dingen betrekking heeft.

De toestand der Roomsche kerk is, in ons land, dan ook gunstiger dan die van de Protestantsche. Want wel neemt de Roomsche kerk ten onzent niet schrikbarend in zielental toe, maar zij wint gaandeweg aan macht en invloed, op elk terrein. Zij heeft en geeft wat, ten slotte, het arme menschenhart noodig heeft; een steunpunt buiten en toch voor dat hart.

toch voor dat hart. Nu zijn er, in alle landen en ook in ons land, tal van vrome en geleerde mannen, die zich ernstig bezighouden met de vraag: wat moet er gedaan worden om het volk weder tot en in de kerk, de Lands-of Volkskerk, te brengen?

Het geloof aan het Goddelijk gezag der geheele H. Schrift is onwetenschappelijk, verouderd en ondoelmatig voor de van alle gezag aflteerige kinderen der negentiende eeuw.

Van de belijdenis en de sleutelen des hemelrijks is zelfs geen sprake meer, tenzij men die noodig heeft in de polemiek tegen de geloovigen, die buiten de Lands-of Volkskerk leven, of ook wel in procedures om de stoffelijke goederen.

Vandaar al die termen. Over den grond des geloofs is men het niet eens, maar de vruchten des geloofs zullen nu alleen redding moeten aanbrengen.

De tijd zal' leeren of deze oplossing de ware is, en tot het beoogde doel leidt. Ofeen huis, gebouwd op den grond van persoonlijke overtuigingen, inzichten, ervaringen of bevindingen; m. é. w. ot het idealisme, in betrekking tot de hoogste dingen, sterk genoeg is om de slagregens en stormwinden te kunnen weerstaan en staande te blijven; of een boom, welks grondslag een onvaste en bewegelijke bodem is, op den duur zich zoo kan ontwikkelen, dat de vogelen des hemels in zijn takken hun nestje bouwen, en duurzaam edele vruchten kan voortbrengen.

Naar den mensch gesproken, zullen wij den uitslag wel niet beleven. Maar dat de positie der Lands-en Volkskerken in de tegenwoordige samenleving, eene sterke is, zal moeilijk aangenomen worden. Als de gronden van het geloof zelf in dispuut zijn, zal het geloof niet aan invloed winnen. De felle hartstocht tegen de Gereformeerde kerken heeft dan ook een dieperen oorsprong dan die in scheiding of doleantie gelegen is. Vandaar ook het verschijnsel, dat elke poging om tot de vastigheden des geloofs en der goede orde in het kerkelijk leven terug te keeren, als bloot menschenwerk en revolutionaire handeling scherp veroordeeld wordt. Predikanten stoken natuurlijk dit vuurtje het felst, en de menschen staan eromheen en warmen zich. Zelfs in den kring der Christelijke ongelingsvereenigingen hoort men die] oordeelen uitspreken. Van hervorming der kerken wil men niets weten.

In het zeer voortreffelijk jaarboekje van het Nederlandsche Jongelingsverbond (Christophilvs) van 1895, komt, bij wijze van bladvulling, het volgende schimp-of puntdichtje voor:

«Leven.'

«Ik wensch leven" Dies maakt Steven Lieve Steven, Zoo spreekt Steven, — »In de kerk." Daar zoo'n leven, Dat elk 't merk'. Wat zal 't geven? » Menschenwerk!'

het oordeel ook van het Menschenwerk! Ziedaar opkomend geslacht.

Het ondermijnen van alle vastigheden, ook in de kerk, schijnt als het tegenovergestelde van menschenwerk beschouwd te worden. Alleen de poging om die vastigheden te handhaven is — menschenwerk. .

Het in schrift stellen van Gods openbanng aan menschen is door menschen geschiedt. Zoo ook het opstellen van alle belijdenissen en kerkenordeningen. Het is alles menschenwerk.

En van menschenwerk is het tegenwoordige godsdienstige geslacht niet gediend.

Het schijnt, dat God zich nu onmiddellijk openbaart, aan elk mensch afzonderlijk.

Zou dit ook behooren tot de dingen van het einde der eeuw?

Dit is de zenuw geraakt.

Metterdaad, heel de strijd, dien wij plichtshalve tegen de Ethischen hebben aangebonden, had geen andere beweegreden, dan dat ze naar onze vaste overtuiging, de grondzuil des geloofs loswrikken.

En dat niet door het onderwerpelijke of subjectieve geloofsleven tot zijn recht te laten komen, want pure voorwerpelijkheid is even onzinnig als ondenkbaar; maar door het subjectieve over de Schrift heen te schuiven, in plaats van het hiist aan de Schrift aan te haken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's