GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT HET VUUR GERUKT.

V.

DE GASTHEER.

't Duurde een geruimen tijd, eer liet rijtuig weer stil hield, zoodat Jan alle gelegenheid had om den heer, met wien hij reed, alles te vertellen wat deze weten wilde en zelfs nog meer.

Na een half uur rijdens stapten ze eindelijk uit voor een fraai huis. Een knecht deed open en groett-e zeer eerbiedig den heer, die Jan vroeg hem te volgen. Weldra zaten beiden in een fraaie kamer. De heer liet wijn en gebak komen, en onze vriend kreeg nu gelegenheid om lekkernijen te proeven, die hij, sedert zijn vertrek uit Den Haag, meer gezien dan gesmaakt had. üe heer, die blijkbaar iemand was die geen tijd liet verloren gaan, hield zich intusschen bezig met een stapeltje brieven door te lezen, 'twelk de knecht hem had gebracht, en in een zakboekje aanteekeningen te maken. Middelerwijl floot hij allerlei deuntjes.

Na een half uur was Jan door zijn maaltijd en de heer door zijn brieven lezen heen, en de laatste sprak:

»Nu, vriendlief, moet ik u een poosje alleen laten. Intusschen hoop ik, dat ge u niet zult vervelen._ Er is hier wel 'teen en ander om u mee bezig te houden, al ben ik hier niet in mijn eigen huis. Bovendien in den tuin zijn kippen en duiven; hier in de kamer vindt ge boeken en platen, en wilt ge eens gaan wandelen, dan zijt ge hier ver genoeg van de stad om mooie lanen en velden te zien. Maar ik blijf zoo lang niet uit. Waar woont ge? "

Jan gaf zijn adres op; waar 'twas kan ik u niet zeggen. Alleen weet ik dat het niet heel ver was, Want dé officier zei; »Dat kan ik best bewandelen; ik ben, hoop ik, spoedig terug. Dag, mijn jongen."

Hij drukte Jan recht vriendelijk de hand en vertrok.

Toen de knaap zich nu alleen op de kamer bevond, kwam hij eerst weer geheel tot zich zelf. 't Was alles zoo snel'in zijn werk gegaan: het ongeval met het rijtuig, de rit naar 't kantoor, het gesprek met dien heer, het bezoek aan het vreemde huis en wat daar gevolgd was, dat de jongen geen tijd had gehad om recht na te denken. Dit begon hij eerst nu te doen en allerlei gedachten kwamen bij hem op. Waarom had die heer hem meegenomen, en vrijaf voor hem op 't kantoor gevraagd? Waarom wilde hij zijn adres weten? Wat zou hij hem straks nog te vertellen hebben ? Wat zou vader er wel van zeggen ?

Over al deze dingen zat Jan na te denken, doch 't duurde niet lang. Daar was onze vriend geen jongen naar.] 't Eerst wat hijj verder deed, was de kamer eens jond te; ; zien." Die zag er heel fraai uit en door de half openstaande deur kon men in een tweede vertrek zien, dat wat eenvoudiger was gemeubileerd, en waar een bed stond. Dit moet dus een slaapkamer zijn, dacht Jan.

In de kamer, waar hij zich nu bevond, hingen aan de wanden groote schilderijen, die schepen voorstelden, ot portretten van zeeoversten, die Jan niet kende. Ook hingen en lagen er kaarten, zooals hij nog nooit gezien had en waarop de zee geheel, maar van het land alleen de kust stond afgebeeld, 't Waren zeekaarten, zooals men op de schepen gebruikt. Door de glazendeuren van een kast bespeurde Jan allerlei kunstige werktuigen, die hij zelf niet bij naam kende. Ook lagen er ^op de tafel jele^boeken met fraaie platen. Jan echter verlangde op dien'schoonen zomerschen dag naar de buitenlucht. • Zoo ging hij dan de kamer uit en de trap af om, als 't kon, een bezoek aan den tuin te brengen.

Toen Jan beneden kwam, ontmoette hijj daar den knecht, die hem de deur had opengedaan. Hij bespeurde nu, dat het een reeds vrij bejaard man was, met maar één oog en een groot litteeken in 't gezicht. Jan vroeg hem waar de tuin was.

De man scheen het Engelsch, dat Jan sprak, niet best. tej^verstaan, doch toen hij eindelijk begrepen had wat de knaap wilde, sprak hij vriendelijk: sga^ maar meê, ik zal er u brengen."

Eenige óogenblikken later stonden beiden in een grooten, fraaien tuin, met dikke, schaduwrijke boomen en fraaie bloemen. , 't Was er, stil en heerlijk, heel anders dan in de drukke, warme stad. Trouwens daar was men hier ook een heel eind van af, want het huis stond in een buitenbuurt, of eigenlijk een eindweegs van Londen, 't Was zelfs nog eenj^klein half uur van Jan's woning, die ook aaii een der uiteinden van de stad schijnt te hebben gelegen. Doch we zagen, dat^^de officier dit jCen kleinen afstand noemde; hijj^waSj^^^ookj, _zooj|aan_j|grootej^reizen gewend.

De knecht bracht Jan bij .de kippenTen' de duiven, die hier een best leven schenen te hebben. Nog meer pleizier vond hij echter in allerlei vreemde vogels, die uit Oost en West kwamen en in een vogelvlucht bijeen waren. Ook was er een Araerikaansch hert en een' Kaapsche ezel en nog andere vreemde dieren, die in een perk rondkuierden. Jan vond het alles heel mooi en kon niet nalaten te zeggen:

ïWat heeft mijnheer hier een mooien tuin en een mooi huis ook. Ik zou hier wel den heelen dag kunnen blijven."

> Ja, " zei de knecht, ^jammer maar, dat mijnheer er zoo weinig pleizier van heeft." ïZoo, hoe dat? "

sWel, ten eerste woont hij niet hier, maar in Portsmouth. Maar sinds mijnheer zijn vrouw verloren heeft en zijn kinderen hier op school liggen, komt hij meestal hier logeeren bij zijn neef. Maar 't is altijd maar voor een paar weken."

»Dus mijnheer is haast liet heele jaar in Portsmouth ? "

sWel neen, " zei de knecht, imaar — 't is waar ook — gij weet dat zeker nog niet. Mijnheer is kapitein, zeekapitein weet ge, en ge begrijpt wel, zoo iemand is weinig aan land. Ik denk ook, dat hij nu zijn huis in Portsmouth wel zal verkoopen, " voegde de spraakzame knecht er bij, die blijkbaar in zijn schik was, dat hij eens over 'allerlei praten kon.

»Dus gaat mijnheer gauw weer heen? " vroeg Jan.

sMorgen althans moet hij naar Portsmouth. Hebt ge nooit van de »Charlotte" gehoord? " «Charlotte, is dat eene dochter van den kapitein ? "

Wel neen, " hernam de knecht lachende. »De ï Charlotte" is dat groote oorlogsschip, waar mijnheer kapitein op is. 't Heeft 100 stukken en er varen 1200 man op. 'k Wou dat ik er ook nog bij was!"

»Zijt ge dat dan vroeger geweest? " » Zeker."

»En waarom nu niet meer? Ge woudt misschien liever aan land wezen dan op die gevaarlijke zee."

De bediende zette een verbaasd gezicht. Doch weldra kwam er een droevige trek op zijn gelaat. Hij wees op zijn oog en op het litteeken dat over zijn gezicht liep. En Jan begreep heel goed wat dat antwoord zeggen wilde.

CORRESPONDENTIE.

A. Het door mij vertaalde boekje van Ds. Tophel: iBehoort een Christen in de komedie? " is reeds lang uitverkocht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's