GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerk en School.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en School.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, i Maart 1895.

I.

Blijkbaar is men over de verhouding, die tusschen hcrk en school bestaan moet, nog niet in het reine.

Zelfs dankten we aan ons kort artikel over dit onderwerp de toezending van een geheele reeks van belangrijke adviezen over deze quaestie, waarvoor aan onze correspondenten hiermee dank zij betuigd.

er onzer­ Ook zijn we niet ongenegen zijds nog iets over te zeggen.

En wel allereerst dit, dat men bij dit onderwerp wel te onderscheiden heeft tusschen de principieele atbakening der verschillende plichten en bevoegdheden, en tusschen de practische wijze waarop het verband tusschen school en kerk zal v/orden ineengezet.

Wat nu liet eerste punt betreft, sta op den voorgrond, dat de kerk als zoodanig macht noch bevoegdheid bezit, om zich eigener autoriteit als voogdesse op te werpen over eenige school, welke ook, die onafhankelijk van haar medewerking is opgericht en onafhankelijk van haar bettaat.

De theorie, dat de kerk zeggenschap over de vereenigingeu van allerlei aard zou hebben, verwerpen we met beslistheid, als voor alle burgervrijheid doodend.

Gunt ge toch eenmaal aan de kerk het recht, om zich uit eigen hoofde in de zaken van uw school vereeniging te mengen, dan is er geen enkele reden, waarom ze zich, krachtens dezelfde bevoegdheid, niet evenzoo mengen zou in uw kiesvereeniging, die eveneens kan handelen over onderwerpen, waarbij de belangen van de kerk en van de religie zeer nauw betrokken zijn.

De kerk heeft stipulatiën niet met de vereenigingen, maar met de leden der kc? -/i als zoodanig, en met hen alleen.

Ze heeft geen duurzaam recht op die leden, enkel als gedoopte personen, maar in beslissenden zin alleen krachtens de stipulatiën, waardoor deze leden zich bij hun toelating tot het heilig Avondmaal, persoonlijk en met bewustheid, aan haar verbonden hebben.

Ook uit den heiligen Doop ont-staat vooj? ^ de kerk wel een zedelijk recht, maar als * zoodanig gaat dit recht bver kinderen, dïfe w onder hun ouders of onder voogden staan, en het is feitelijk alleen door het intermediair van deze ouders of voogden, dat de kerk met die kinderen in aanraking komt. z

Het stelsel van Doopleden als een afzonderlijke categorie van leden der kerk, druischt, zoo men daarmee volwassen personen bedoelt, tegen den aard en het wezen der Gereformeerde kerk in.

Zoo zijn het dan de stipulatiën die den definitieven band leggen, en het is krachtens deze stipulatiën dat de kerk over hare leden zeggenschap heeft, om hen te vermanen, toezicht op hen uit te oefenen, ze onder discipline te plaatsen, en de nakoming van de kerkelijke verplichtingen van hen te eischen.

Zoo vast echter als dit recht der kerk ten opzichte van, de kerkleden geldt, even beshst moet het ten opzichte van elke vereentgifig als zoodanig betwist en ontkend worden.

Iets wat uiteraard ook geldt ten opzichte van een schoolvereeniging.

Acht derhalve een kerkeraad, dat er in zulk een schoolvereeniging gevaar steekt, of dat er uit religieus en zedelijk oogpunt iets niet goed loopt, dan kan hij wel de leden en de bestuursleden van zulk een vereeniging als leden der kerk aanspreken en vermanen; ook wel de leden der kerk die er onderwijzen, en zelfs die leden der kerk, die er als ouders of voogden hun kinderen en pupillen heenzenden, terechtwijzen; maar nooit kunnen ze zich zeggenschap over hen aanmatigen in hun qualiteit als lid der vereeniging, lid van haar bestuur, of onderwijzer.

Bleek b. v. dat e«i onderwijzer op school hetzij de Heilige Schrift, hetzij den Catemus op een wijze, die met de Belijdenis der kerk streed, voor de kinderen uitlegde, dan heeft de kerkeraad alleszins recht en plicht, om hem over zijn belijdenis te onderhouden, en volhardt hij in zijn dwaling, zelfs onder censuur te plaatsen. Ook heeft een kerkeraad dan het recht en den phcht, om de leden der kerk, die hun kinderen naar zijn school zenden, te waarschuwen. Maar over den onderwijzer als zoodanig, in zijn qualiteit, heeft de kerkeraad geen de minste bevoegdheid.

Vandaar onze stelling, dat alle inmenging van de kerk met de zaak der school beschouwd moet als een dienst dien de kerk, op verzoek van de leden der vïreeniging, ten bate der kinderen, aan die school bewijst.

Zulk toezicht moet door de schoolvereeniging worden uitgelokt en aangezocht, en door de kerk op verzoek uitgeoefend, niet om over de school te lieersclien, maar om de school te dienen.

Dit toezicht moet derhalve door stipulatiën of bij overeenkomst tot stand komen. De schoolvereeniging moet couditiën aanbieden, en de kerkeraad moet deze conditiën beoordeelen.

Maar ook dan als deze conditiën over en weer vastgesteld zijn, komt de kerkeraad in de school niet om er krachtens zijn autoriteit te handelen, maar om er een bevoegdheid uit te oefenen, die ze aan het statuut of reglement der schoolvereeniging ontleent. Is hiermee nu gezegd, dat de kerkeraad niet zelf op deze bevoegdheid mag aandringen ?

Allerminst.

De kerkeraad kaïr het oirbaar achten, de ouders, zelfs in de predikatie, te wijzen op het gevaar, dat allicht ontstaat, als de school naast de kerk gaat staan, en, zonder eenig verband met haar, godsdienstonderwijs geeft.

De kerkeraad kan de leden eener vereeniging, die buiten verband met de kerk werd opgericht, er op wijzen, hoe goed en nuttig het zijn zou, indien er een behoorlijk verband gelegd werd.

En in den regel zal de invloed van den kerkeraad sterk genoeg zijn, om dezen wensch vervuld te krijgen, al ware het slechts omdat de kerkeraad op de ouders kan werken, en ook geldelijk de school genegen of ongenegen kan zijn.

Maar ook al is het, dat zekere overeenkomst op vermaan of aanzoek van de zijde des kerkeraads tot stand komt, toch is en blijft het altijd een band, door eigen stipulatiën gelegd, en waarbij de kerkeraad nooit andere bevoegdheid kan bezitten, dan die uit het contract of uit het statuut voortvloeit.

De dienaren der kerk en haar opzieners handelen daarom wel ambtelijk, maar de uitbreiding van het ambt oJ> dit terrein ontstaat door het contact.

Geen politie-agent mag mijn huis binnendringen. Als zoodanig heeft de agent van politie geen de minste bevoegdheid om in mijn woonkamer handelend op te treden. Roep ik hem daarentegen zelf binnen, wijl ik onraad vrees, en treedt hij alzoo krachtens de bevoegdheid, die ik hem zelf verleen, handelend op, dan is en blijft hij toch ook in mijn woonkamer ambtelijk handelen en handelt hij volstrekt niet als particulier persoon.

En zoo ook is het hier.

De schoolvereeniging roept den kerkeraad binnen. De kerkeraad treedt, door het bestuur geroepen, in de school handelend op. En waar de kerkeraad als zoodanig optreedt, handelt hij ambtelijk.

Wat men tegen deze voorstelling uit de Kerkenordening der Gereformeerde kerken heeft aangewend, houdt geen steek.

Wel toch is sedert 1574 sterk aangedrongen op de noodzakelijkheid, om goede scholen voor de jeugd te onderhouden, maar nouit in dien zin, dat de kerken de scholen als tot haar instituut behoorende voorstelden.

Integendeel, wat ze hiervan vaststelden zou altoos van de Overheid gevraagd, van de Overheid begeerd, en door de Overheid betaald v/orden.

Als machthebbende in schoolzaken gold destijds alleen de Overheid, van de ouders was nog geen sprake, en nu waren de kerken, krachtens haar qualiteit als Staatskerkert, er steeds op uit, om door de Overheid met liet toezicht voor het schoolwezen belast te wórden, opdat dé lagere school feitelijk een l m a voorbereiding voor catechisatie en predikatie zou zijn.

Ook wel »talen en consten" maar »voornamelijk de Heidelbergsche-Catechismus" moest er onderwezen worden,

Nu de Staatskerk wegviel, en de ouders het recht erlangden een vrije school op te richten, en nu de-school als bedrijf bloeien kan, komt ook dit alzoo anders te staan.

Wat de kerk destijds van de Overheid moest begeeren, kan ze nu alleen van de ouders of van de schoolvereeniging vragen. De Overheid geeft aan de kerk over de school thans niet het minste recht. Hoogstens mag de kerk de lokalen gebruiken, als de school uit is, en krijgt dan, in stee van vroegeren invloed, een warme kachel als het koud is, ea als het te donker wordt gratis gas.

A.rxainiaa en Rousseau.

Op 14 November jl. is de ook onder ons genoegzaam bekende Dr. Henry E. Dosker geïnstalleerd als hoogleeraar in de Theologie aan het Seminarie te Holland, Michigan, hetzelfde waarbij ook Prof. Steffens is aangesteld.

Bij deze gelegenheid hield de nieuw optredende hoogleeraar een rede over het Arminianisme als wegbereider en voorlooper van het Humanisme, waarbij dan onder Humanisme verstaan wordt die wereldbeschouwing, die zich als de Moderne aandient, en tegen het historische Christendom overstelt.

Dit onderwerp was gelukkig gekozen.

In breeden kring toch beschouwt men ook onder de belijdende Christenen de leer van Arminius over den vrijen wil en de genade als op zijn zachtst genomen onschuldig, en liever nog neemt men haar als profijtelijk over.

Tegen de Gereformeerde voorstelling komt men met zekeren weerzin op. Van uitverkiezing, anders dsxipro memorie uitgetrokken, wil men niet hooren. Dat volkomen onmachtig zijn van een zondaar om ten leven te komen, acht men een doodelijke leer.

En zoo zijn de rollen allengs omgekeerd.

Gelijk het eertijds een bedenkelijke naam was, om Arminiaan te heeten, zoo wordt men er thans op aangezien, als men voor beslist Calvinist durft doorgaan.

Wie in het veroordeelen van de Dordsche Synode niet met de wolven huilt, staat buiten zijn tijd.

"Zelfs zijn er tal van Christelijke kerken, en dat nog wel zich orthodox noemende kerken, die niet aarzelden in haar Confes.sie even ver van Calvijn af als naar Arminius toe te zwenken

Want wel staat het Methodismc anders in deze quaestie, en in wat er meê samenhangt, dan het eigenlijke Arminianisme, gelijk Dr. Dosker dit volkomen naar waarheid aantoont ; maar dit neemt niet weg, dat Wesley en zijn volgelingen in het principieele geding toch aan Arminius gelijk gaven, en zijn dwaling voortplanten.

Nu heeft Dr. Dosker op duidelijke wijze in het licht gesteld, hoe uit deze Arminiaansche gronddwaling reeds in Arminius' dagen door Huig de Groot allerlei beginselen, ook voor staat en maatschappij, zijn afgeleid, die rechtstreeks de ontwikkeling der neologische richting op theologisch en der revolutionaire richting op staatkundig gebied bevorderden.

Metterdaad, Arminius is die schuldige, en zoo ge Erasmus, Arminius, Grotius en Spinoza saamneemt, moogt ge voor uw vaderland roemen op de e ere van vier machtige denkers te hebben voortgebracht, mits ge maar niet vergeet, dat het juist dit viertal mannen was, die niet alleen hier te lande, maar in heel Europa, ja, tot in het land van overzee, zoo machtige afbreuk aan de eere van het Koninkrijk Gods gedaan hebben.

De reserve of het voorbehoud, dat Dr. Dosker voor het Methodisme maakt, zouden we dan ook liefst niet geheel onderschrijven.

Want wel heeft hij hierin gelijk, dat noch Wesley noch de kring die hem volgde, door den geest van Arminius gedreven werden. Integendeel, wat hen dreef was de hartstocht om zielen te bekeeren, en de slapende kerk wakker te schudden.

Maar dit neemt niet weg, dat ze toch zeer beslist op dit cardinale punt de dwaling van Arminius hebben overgenomen ea de waarheid hebben vei-worpen.

Deswege behoeft men daarom de Methodisten niet te onderschatten in hun geestelijken ijver, noch ook de broederlijke banden met hen te verbreken.

Veeleer is er menig punt, waarin ze ons beschamen.

Maar juist wijl de band der liefde in Christus ten aanzien van deze broederen trekken blijft, moet die liefde zelve ons dringen, om hen rusteloos 0/ die dwaling X.^ wijzen, tegen het onzuivere van hun standpunt te protesteeren, en hun aan te toonen, hoe uit deze ééne ingeslopen dwahng allengs een geheele omzetting van het Christelijk leven en de Christelijke belijdenis voortvloeit.

Dr. Doskers uitspraak: »Het Arminianisme kantte zich tegen de souvereine genade aan, maar het Methodisme verheerlijkte haar en toonde ze" (p. 32), komt ons dan ook wel eenigszins gewaagd voor.

Zeker, het Methodisme bedoelde niet, gelijk het Arminianisme, de eere van den mensch boven de eere Gods te stellen; zijn bedoeling was veeleer, om zooveel mogelijk zondaren tot wegwerping van zichzelven, en tot aanbidding van Gods ontferminge te brengen.

Maar als men, gelijk Dr. Dosker, spreekt van »sovereign grace", d. i. van souvereine genade, dan eischt de waarheid toch, dat we de dwaling der Methodisten niet zullen verbloemen.

Het souvereine karakter van Gods genadewerk hebben de Methodisten niet verheerlijkt, noch het getoond, maar ze hebben metterdaad aan de souvereiaiteit dier genade afbreuk gedaan.

Opmerkelijk is het dan ook, hoe de Réveil van het begin dezer eeuw, die ongetwijfeld Methodistisch getint was, steeds de uitverkiezing als bijzaak naar den achtergrond drong.

Onder de •sihdofdwaarliedea der Hervorming" die men beleed, was juist de belijdenis van Gods souvereine genade niet opgenomen.

Moge Dr. Dosker ten goede houden. ons deze opmerking

Ook in Amerika gaat men vooruit, en begint men weer beter dan dusver het Calvinisme te verstaan en de Geretormeerde beginselen met bewustheid te belijden.

Dat men desniettemin de in Amerika zoo talrijk en machtig georganiseerde Methodisten niet afstoot, maar eer aantrekt, verstaan we.

Toch sluipe ook hierbij geen zwakheid in.

Naast Wesley heeft Whitfield gestaan, en het. voegt ons Calvinisten niet, om door vergoelijking van Wesleys fout, aan Whitfield schijnbaar ongelijk te geven.

Geen twijfel dan ook, of diepere indringing in de beginselen zal ook in Amerika steeds meer de oogen openen voor het bedenkelijke dat nog steeds in het Methodisme schuilt; en dan eerst zullen ook de Gereformeerde kerken in Amerika weer uit haar wortel opbloeien, zoo ze de tegenstelling niet alleen met Modernisme en Humanisme, met Deïsme en Pantheïsme, maar ook die met het Baptisme en Methodisme helder inzien, en de eere harer eigen belijdenis daartegenover handhaven.

Juist daarom verheugt het ons, dat aan Dr. Dosker de katheder der Kerkhistorie is toevertrouwd.

Want wel heet zijn katheder nog min juist, de katheder fsr historical Theology, maar Kerkhistorie is dan toch zijn hoofdvak.

En mag het nu aan Dr. Dosker gegund worden de Gereformeerde Kerkhistorie/? •««cipieel te behandelen, dan lijdt het geen twijfel, of ook over bedoelde tegenstelling zal steeds klaarder licht voor hem opgaan, en wacht ons vroeg of laat nog een even heldere redevoering van zijn hand, nu niet over Arminianisme en Humanisme, maar over het Calvinisme in zijn tegenstelling met de geestesrichtingen die in het Baptisme en Methodisme openbaar 'zijn.

Dialogen.

Ons oordeel over het houden van i> sa menspraken" in den kring van onze Jongelingsvereenigingen, komt aan enkele liefhebbers dezer dialogen wat, hard voor.

Tal van stukken werden er ons over toegezonden, om ons duidelijk te maken, hoe volmaakt onschuldig deze dialogen toegaan; hoe onmisbaar ze zijn om een jaarfeest op te luisteren; hoe weglating er van bedenkelijken kout zou uitlokken; hoe monologen en zelfs zangstukjes, nog veel sterker de ijdelheid prikkelen, als er geapplaudisseerd en gebisseerd wordt; kortom, hoe deze dialogen een heerlijke uitvinding zijn, en het op den bloei onzer Jongelingsvereenigingen schijnt gemunt te hebben, al wie aan deze dialogen durlt raken.

Ook ontvingen we wel ernstiger stukken over deze materie, waarin ons beswaar gedeeld, maar als wat overdreven gecritiseerd werd.

Maar toch over het algemeen spreken ze spijt over ons oordeel uit.

Het scheen te hard, om de pas ingevoerde dialogen, die zoo nuttige afwisseling brachten, weer te laten varen.

Nu schijnt het zeker wreed desniettemin onze bedenkingen vol te houden; maar we mogen niet anders, wijl we overtuigd zijn en blijven, dat men er meê op den verkeerden weg komt.

Zegt men dat een jaarfeest niet wel te vieren is zonder dialogen, wijl men zich anders verveelt, we zouden zeggen, kort dan uw jaarfeest in. Halveer het van zes en meer op drie uren. En zijt ge niet in staat, om ook die drie uren uw publiek bezig te houden, laat dan het publiek weg.

Men versta ons wel.

We zijn volstrekt niet van de leer, dat een Christelijke Jongelingsvereeniging zich uitsluitend met het rijk der genade moet bezig houden. Dat ware onnatuurlijk en kan op den duur niet oprecht en gemeend blijven. Op den leeftijd onzer jongelingen is een aldoor spreken over de dingen, die de genade aangaan, onmogelijk. Ook het natuurlijk leven heeft zijn recht.

Jongelingen van Christelijken huize mijden het verkeer der wereld, omdat hiervan zoo kwade invloed uitgaat. Toch hebben ze daarom behoefte aan zulk verkeer, en aan wat met zulk verkeer saamhangt.

En dit nu, wat ze in de wereld niet vinden en niet zoeken mogen, dat moet de JongeUngsverecniging hun geven.

Het moet een samenleven zijn in Christelijke kameraadschap.

Uit dien hoofde is er niets op tegen, maar is het zelfs goed, dat ernst en luim er afwisselen; dat men nu eens onder deu indruk van het heilige zij, en dan weer eens gul en vroolijk lache.

Oefening van allerlei aard, op allerlei gebied, zelfs van het lichaam, is er daarom evenzoo aan de orde als ontspanning en afleiding.

Een Christelijke Jongelingsvereeniging moet boeien door een levenstoon, gelijk die bij een Calvinistisch jong man, eu niet bij een > Dooperschen mijder" past.

Maar juist daarom waarschuwen we zoo ernstig tegen wat op den weg naar het tooneel ligt.

Van meet af hebben de Calvinisten in alle landen in de drie ontspanningen van het tooneel, den dans en het kaartspel de drie groote en ernstige gevaren aangewezen, die ons maatschappelijk leven ongemerkt in verkeerd spoor leiden, en ons op de paden der wereld voeren.

Tooneel, dans en kaartspel zijn van de dagen van Calvijn en Beza, van Danaeus en Taffijn of bij ons, Gereformeerden, in den ban.

Dit is Calvinistische levensusantie.

Daaraan herkent ge deu Puritein. En wie ten deze van de beproefde v/egen der vaderen afwijkt, brengt reeds daardoor zijn Calvinisme in zeer ernstige verdenking.

Het was om die reden vooral, dat we geen vrijheid konden vinden", om over deze dialogen, waarin altoos het begin van de komedie steekt, een gunstiger oordeel te vellen.

Het kan zeer zeker in den aanvang zeer onschuldig toegaan.

Maar is men eens over de brug, dan blijft het er niet bij.; | .ri"

En daarom: Princtpis obsta, d. i. wacht u voor het insluipen van het eerste beginsel eener zaak die verkeerd is.

Recensie.

Bij de heeren ^Höveker en Zoon is van den heer R. Husen het eerste deel van een uitgebreid werk verschenen, dat ten titel voert: Beginselen-, derfondertvijs-en opvoedingsleer.

Dit eerste deel geeft de Inleiding, en voorts de Somatologie en Psychologie, d. i. de kennis van het menschelijk lichaam en van de menschelijke ziel.

De geachte schrijver stelt zich daarbij op Christelijk standpunt, en wijl hij geen algemeen Christendom kent, kiest hij met beslistheid voor die opvatting van de Christelijke religie, die in de belijdenis der Gereformeerde kerken tot haar recht kwam.

Zijn toeleg is dan ook uitnemend. Hij beoogt een Paedagogiek op den grondslag der Gereformeerde beginselen.

Zonder nu echter in het minst tekort te doen aan het vele uitnemende dat dit eerste deel bevat, of ook aan de helderheid der uiteenzetting, en de klaarheid van het betoog, komt het ons toch voor, en dit mag niet verheeld worden, dat ook Husens arbeid ons nog niet geeft wat we hebben moeten.

Wel zijn we met zijn werk weer een schrede verder gekomen, maar we zijn er nog niet.

Het is dan ook opmerkelijk hoe de Gereformeerde beginselen, die in zijn Inleiding even genoemd worden, verder geen spoor achterlaten.

Schier alles hangt voor de jjsychologie af van de juiste opvatting van het geschapen zijn naar het Beeld Gods en van de breldng van dit beeld door de zonde, om straks door wedergeboorte hersteld te worden.

Men had dus mogen verwachten dat] de Gereformeerde belijdenis aangaande deze drie cardinale punten, met eenige juistheid uit de Belijdenisschriften zou zijn opgemaakt, en nu aangetoond hoe hierop de Psychologie gebouwd werd. \ - -^C-—^!^^ - --^^ •

En toch zelfs van het Beeld Gods ontbreekt de kenmerkende Gereformeerde voorstelling geheel.

Principieel Gereformeerd is voorts de afleiding van alle religieus leven uit het»semen religiosis", gelijk Calvijn dit noemt. Hier daarentegen wordt dit omgezet in zeker Godsgevoel of Godsbewustzijn, en terloops bij het gevoel afgedaan.

Omtrent den wil heeft de Gereformeerde belijdenis een kenmerkende opvatting, maar ook deze komt niet tot haar recht.

De Gereformeerde theologie heeft altoos twee zielsvermogens, het denkend en willend vermogen aangenomen. Hier vernemen we, dat sinds Kant hier als derdG hetgevoec bijkomt (p. 149). Alsof Kant voor een Gereformeerde Paedagogiek beslissend ware.

Ook over de conscientie vinden we een voorstelling, die aan bedenking onderhevig is, althans op Gereformeerd standpunt.

Kortom, bij al het goede dat deze Psychologie aanbiedt, heeft toch de schrijver, blijkens zijn citaten, zijn stof meest ontleend óf aan Luthersche schrijvers, óf aan mannen als Dr. Böhl en Herbart, die op bedenkelijke wijze van de Gereformeerde belijdenis afwijken.

Nu duiden we dit den heer Husen niet euvel, en we stemmen hem toe, dat er van Gereformeerde zijde te weinig was voorgearbeid, om het nu reeds voor een onderwijzer mogelijk te maken, een goede Gereformeerde Psychologie te schrijven.

Dit echter neemt niet weg, dat van meet af gewaakt dient tegen het denkbeeld, alsof deze Psychologie, omdat ze Gereformeerd zijn wil, het daarom ook is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Kerk en School.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's