GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder den titel Aan hare poorten zagen bij Boeyenga te Sneek een zestal leerreden van Ds. P. N. Kruyswijk het licht, die men ons ter aankondiging zond.

Mogen we, als proeve, aan onze lezers dit kleine stuk over het aanhoudend bidden om schuldvergiffenis voorleggen?

Maar als dan toch de schuldvergeving een vaststaande zaak is, waarom dan nog dagelijks daarom gebeden ?

Eerstens zouden wij willen opmerken, dat deze vraag i-iekt naar het ontbreken van ook zelfs de minste kennis der goddelijke genade.

Want wie ook maar iets van Gods ontferming en genade in Christus verstaat, acht het gebed niet een last, maar een lust; niet een knellend juk, maar het kostelijkste, " wat hij van zijnen God kon begeeren.

Het gebed is voor hem een dierbaar blijk der onpeilbare diepte van Gods barmhartigheden, omdat hem daarin toegelaten wordt kinderlijk en vrijmoedig te verkeeren met den God des hemels en der aarde, Die ook voor zijn hart is: de Bron en het einde zijner zaligheên.

Als in God te kennen door Jezus Christus het eeuwige leven ligt, hoe groot is dan niet het voorrecht, dat onze ziele tot die kennis en tot genieting van die kennisse toegelaten wordt, met vaderlijk erbarmen!

Het is een mogen, waarna hij smachten, waarom hij smeeken kan.

Maar voorts, de Heere wil dit alzoo; om zijn eigene eere en om onze zaligheid.

Als de Heere onze God ons genadegaven geven wil, wikkelt Hij ze niet zelden in allerlei andere gaven in; nu eens in tranen, dan eens in vreugde, soms in de ervaringen van zeer diepe wegen.

Maar ook in het gebed.

Gij kunt hiervan geheel verzekerd zijn, dat u uw God nimmer geeft te bidden, of in het gebed ligt eene gave, die Hij u wilde schenken.

Maar juist opdat die gave haar rijkste uitwerking hebben zal, wordt zij dan. in het gebed ingewikkeld.

Ziet slechts; ten eerste maakt ons de Heere in het waarachtig gebed op 't diepst afhankelijk; ten tweede op 't hartelijkst begeerig naar de gevraagde gave; en daarom zal ook de naam des Heeren op 't hoogst geprezen worden, zoo wij de gave ontvangen; en niet minder zal 't genot der ontvangene gave grooter zijn, naarmate wij haar gemis te dieper zullen gevoeld en naar het ontvangene het hartelijkst zullen verlangd hebben.

Teeder, niet waar?

Maar dit is niet alles.

Wij zijn zwak in het geloof; wie toch van u zal roemen in de sterkte zijns vertrouwens; immers, uw eigen Doop en het Heilig Avondmaal, dat telkens moet worden gebruikt, getuigen van die zwakheid.

Als nu de Heere het ootmoedig gebed verhoort, zoo sterkt Hij tevens ons geloof en vertrouwen op Hem, daar Hij ons doet ervaren, dat, ja waarlijk! onze God in den Hemel op ons bidden let en onze smeekingen verhoort.

Is er al machtiger en genadiger middel, Geliefden, om ons te leeren met vrijmoedigheid te naderen ?

Eindelijk, Gods Woord leert overduidelijk, dat de Heere aangebeden lüil zijn.

Neen, het gebed is niet onnut, omdat Gode alle Zijne werken van eeuwigheid 'bekend zijn, en ook het roerendst gebed geen de minste verandering brengen kan in den Raadslag en het voornemen Gods.

Niet onnut en overbodig, omdat Hij zelf gezegd heeft: »Ik ben gevonden van allen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten."

Want daar staat ook geschreven: »Bidt, en u z.il geyeven worden; " en als de kindei'en Israels zuchtten en schreeuwden over den dienst in Egypte, kwam hun gekrijt op tot God. En God hoorde naar dat gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izaak en Jacob. En God zag de kinderen Israels aan en God kende hen.

Denkt aan de overschoone psalmverzen:

Zij, die gebonden zaten In schaduw van den dood. Omdat zij God vergaten, Vervielen in den nood. Toen werd hun wreevlig hart Veineerd door zwarigheden; Zij struikelden, hun smart Werd hulpeloos geleden.

Doch riepen z' in d' ellenden Den Heer ootmoedig aan. Hij deed hun angsten enden En hen 't gevaar ontgaan; Hij hielp hen uit den nood; Hij bracht hen uit het duister Der schaduw van den dood; Hij brak hun band en kluister.

En wat ten slotte alles afdoet, alzoo zegt de Heere Heere: «Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, dat ik het hun doe", en immers sprak de Heere Jezus Christus: »Gij dan bidt aldus: »En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.”

Is het te veel gezegd, zoo we beweren, dat wie in het bidden om schuldvergiffenis dreigde te verflauwen, na zulk een woord er weer toe verlokt wordt?

Men leest in het Geref. Volksblad van 8 Juni, aan het slot van een langer artikel o. m. dit:

Lang en breed, nu reeds meer dan een vol jaar, heeft de heer Lohman zijn batterijen gericht juist op punten, waarvan men in onze Gereformeerde kringen algemeen geloofde — die zullen door dezen wel toegerusten scherpschutter-generaal niet als zijn wit gekozen worden. En daarop en desalniettemin volgde in de Heraut de bekende verklaring van eenstemmigheid.

Hoe dit anet elkander overeen te brengen? Wij weten geen andere en betere verklaring te bieden, dan deze: de heer prof. Lohman schijnt metterdaad een geheel andere beschouwing te zijn toegedaan over het wezen en de strekking van de Calvinistische beginselen, dan tot hiertoe door de Gereformeerden, voor zooveel dezen studie van die dingen gemaakt hebben, voorgestaan is. Maar eer de heer prof. L. nu met de resultaten van deze zijn eigenaardige en geheel nieuw Calvinistische studie voor het publiek moest gekomen zijn, behoorde hij minstens, in aanmerking genomen zijn persoonlijk geteekende verklaring in de Heraut, dan toch vooraf overleg gepleegd te hebben met zijn collega's. Anders beteekent zulk een gemeenschappelijk gegeven verklaring al zeer weinig. Wij zeggen dit niet om iemand eenig verwijt te maken. Wij hebben uitsluitend de hooge belangrijkheid op 't - oog van de zaak die op 't spel staat: ons vrij hooger onderwijs op Gereformeerden grondslag. Men denke hierover toch niet te licht.

Wij gelooven, aan dat ondenvijs wordt de grootste zedelijke en geestelijke schade toegebracht, indien de hoogleeraren tegen elkander in de publieke pers voortgaan elkander af te breken. Want afbreken en niets dan afbreken noemen wij het, als de een den ander blijft tegenstaan, gelijk tot nu vooral in den laatsten tijd geschiedde. Uit dien hoofde mcê, zal het ons en velen met ons, zeer aangenaam zijn, wanneer den leden en begunstigers op de a. s. jaarvergadering, zij het dan ook binnenskamers, klaren wijn geschonken wordt, opdat aan het onheilig twistgeschrijf een einde komen kan, waarin niemand zich meer verheugt, dan al wie onze kern gezonde Gereformeerde beginselen vijandig zijn.

Men merkt, de Srichting, die de liefde van het Gereformeerde volk heeft, komt in opspraak.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's