Uit de Ders.
Ditmaal geven we onder dit hoofd een extract uit het verslag van het Zettensch Gymnasium,
Des Heeren goede hand schonk ons juist dit jaar niet onbelangrijk stijgen in het aantal onzer discipelen.
Telde toch het Gymnasium op i Januari 1896 46 leerlingen, op i Januari 1897 was dit cijfer geklommen tot 59, waarvan 40 intern en 19 extern. Tegenover 9 leerlingen die vertrokken (3 naar de Vrije Universiteit; l naar de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam voor medische studiën; 2 naar de Theologische School te Kampen; 2 die niet bevorderd werden tot eene hoogere klasse; i die de studie vaarwel zegde), werden in den loop des jaars 22 nieuwe leerlingen opgenomen, waarvan 9 in de Voorbercidingsklasse; 10 in de eerste; 2 in de tweede, I in de derde klasse.
Sedert 1892 is er in dit opzicht gestadige vooruitgang. In dat jaar toch bedroeg het aantal nieuwaangekomenen discipelen niet meer dan 4; in het jaar '93 steeg dit tot 8; in '94 tot 11; in '95 tot 15; in '96 tot 22.
Toch zijn wij nog niet zoover als voor den financieelen toestand op den duur gewenscht is. Op vermeerdering bepaaldelijk van het aantal internen moeten wij blijven hopen. Voor een zestigtal is in het gebouw van het Gymnasium plaats.
Het is dan ook voor het Gymnasium, voorzoover het Curatorium kan zien, van groot belang, dat aan de bedoeling der Synode streng worde vastgehouden om de inrichting te Kampen, behoudens bepaalde uitzonderingen, uitsluitend te doen dienen voor wie later hunne studiëti aan de Theologische School
aldaar vvenschen voort te zetten, zoodat zij zich overeenkomstig haar kerkelijk karakter in hoofdzaak beperkt tot gymnasiale opleiding van toekomstige dienaars des Woords in de Gereformeerde Kerken, en niet bedoelt op ééne lijn te staan met de Gereformeerde Gymnasia van Zetten en Amsterdam. Trouwens is ook door het vijfjarige leerplan de voorbereiding te Kampen niet geheel dezelfde als aan de Gereformeerde gymnasia met hunnen zesjarigen cursus, die verband houdt met de eischen voor de toelating tot de akademische lessen gesteld.
Wordt het besluit der Synode geheel uitgevoerd overeenkomstig de kenbaar gemaakte bedoeling, — wellicht dat dan de Gereformeerde Gymnasia die meer beperkte concurrentie kunnen dragen.
Toch moet het besluit der Synode te meer doen gevoelen dat voorhands niet aan het oprichten van een Gereformeerd Gymnasium elders valt te denken. Zeker zoude het hoogst verblijdend wezen, indien op iedere plaats van eenigen omvang een Gereformeerd Gymnasium kon bestaan. Maar zoover zijn wij waarlijk niet. Nog hebben de Gereformeerden over het gansche land samen te werken, en hun gevoel van solidariteit te toonen in het gemeenschappelijk dragen en steunen van wat tot dusver geschonken werd. Wordt dit verstaan en betracht, dan zijn wij voor de toekomst van het Zettensch Gymnasium niet zonder hope.
Over de voorstellen om het gymnasium te verplaatsen, laat het verslag zich in dezer voege uit.
Gelijk wij zooeven aanstipten werd in de pers uitgesproken dat het Gymnasium, zoude het in leven kunnen blijven, verplaatst moest worden; zelfs werd daarbij te kennen gegeven dat, indien het Curatorium onverzettelijk bleek, elders eene nieuwe inrichting gevestigd moest worden.
Natuurlijk kan de Algemeene Vergadering, die alleen hierover heeft te beslissen, tot vertrek uit Zetten besluiten. Tot dusver werd echter geen voorstel in dien geest gedaan, en ook vond het Curatorium geen aanleiding daartoe, hoezeer het wel de zaak ter sprake heeft gebracht.
Dat het Curatorium zoodanig voorstel niet deed, worde echter niet aan minder verdedigbare vasthoudendheid toegeschreven. Het Curatorium hoopt althans zich steeds bereid te toonen de leiding te volgen, die in de zich wijzigende omstandigheden is gelegen. Echter schijnt weleens te worden vergeten, dat wat verplaatsing wordt genoemd, niet anders zou wezen dat het likwideeren van de bestaande instelling, en het vestigen van eene geheel nieuwe, gepaard met belangrijk geldelijk verlies.
Immers staat te vreezen, dat verkoop van het onroerend goed, dat aan de Vereeniging behoort, met groote schade zou geschieden, wijl anderen weinig behoefte aan de groote gebouwen zouden hebben. Buiten het Gymnasium heeft toch de Vereeniging nog het gebouw, waarin het vroegere Instituut gehuisvest was, met particuliere woning, en vier leeraarswoningen bloksgewijze, twee aan twee, gebouwd. Men zou dua vermoedelijk een niet onaanzienlijk kapitaal in de klei der Betuwe achterlaten, en waarlijk niet de bezittingen als het ware slechts hebben in te laden om ze elders uit te pakken. Voor zoodanige verhuizing nu zouden dan ook wel zeer ernstige gronden moeten bestaan. En heeft Zetten al schaduwzijden. — maar waar ontbreken die ? — de lichtkanten behoeven toch waarlijk niet met moeite gezocht te worden. Het onbelemmerd genot van de frissche buitenlucht, in gezonde omgeving, zonder veel afleiding, is inderdaad een belangrijk voordeel. En de prijs van f 500 voor inwoning, kost, volledig gymnasiaal onderricht en voortdurend toezicht met leiding en opvoeding — wat alles tezamen vaak f Zoo, f 1000 en meer kost —, is zeker niet hoog.
Voor den een zullen de voordeden van Amsterdam, voor den ander die van Zetten meer wegen. Misschien dat juist deze twee Gymnasia, waar zij nu gevestigd zijn, voor het oogenblik althans op niet geheel onbevredigende wijze in de behoeften voorzien.
Over het uitbreiden van een besmettelijke ziekte in den loop dezes jaars, een infectie, die, helaas, ook naar Amsterdam overkwam, en den President Curator, Prol. Fabius, 2Ó6 hevig aantastte, dat angst voor zijn leven in veler hart sloeg, en nóg de naweeën van zijn lijden zich gevoelen doen, meldt het verslag ons dit:
Bijzondere uitgaven werden, gelijk wij zeiden, veroorzaakt door de besmettelijke ziekte, waardoor het Gymnasium in het afgeloopen jaar werd bezocht. Den 29sten Mei ontving het Curatorium ganscli onverwacht het bericht, dat een der interne leerlingen door roodvonk was aangetast. Wat dit zeggen wil voor eene inrichting, waarin een zestigtal personen — groot en klein — gehuisvest zijn, behoeft wel geen betoog. En dit zeven weken vóór de groote vacantie, in den vollen schooltijd, juist bij het naderen van de laatste voorbereiding voor de overgangs-examens. De sedert afgetreden Curator, Dr. HERMANIDES, heeft in die dagen nog zeer gewaardeerde diensten bewezen. In overleg met den Regent en den geneesheer werd het raadzaam geacht den patient naar het toen ledigstaande gebouw van het Instituut over te brengen, waarheen later ook de tweede leerling, die aangetast werd, is getransporteerd. De derde, die getroffen werd, was het jongste kind van den Regent. Toen echter heeft het den Heere in Zijne barmhartigheid behaagd de uitbreiding der krankheid te stuiten. Zelfs heeft Hij den ouders en ons allen de vreugde bereid dat niet één der aangetasten is bezweken
Moge ook deze beproeving eene vrucht der gerechtigheid afwerpen! In dank voor 's Heeren uitredding, en in verlevendiging van het besef, ook onder onze leerlingen, dat onze dagen slechts een handbreed zijn gesteld; ons leven is als een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt, en daarna verdwijnt; dat het ook voor de jeugdigen van jaren voegt te zeggen, althans te bedenken: »Indien de Heere vvil, en wij leven zullen, zoo zullen wij dit of dat doen." Want wij weten niet »wat morgen geschieden zal". (Jac. IV ; 14, 15).
Tot onze bHjdschap hebben de ouders, aan wie bericht van ziekte gezonden is, kunnen besluiten de leerlingen te Zetten te laten, en kon zoo het onderwijs op geregelde wijze voortgaan. Ook zijn de overgangs-examens op den gewonen tijd afgenomen, waarvan de uitslag, in verband met later afgelegde na-examens, was, dat 34 leerlingen tot eene hoogere klaSse konden bevorderd worden, en 10 in hunne klasse moesten blijven. Aan 4 leerlingen kon vergunning gegeven worden zich voor een examen aan te melden, dat den toegang tot de Universiteit ontsluit. Allen legden het staats-examen af in Den Haag, en, hoezeer dit jaar een zoo groot percentage afgewezen werd, viel aan ons Gymnasium de heugelijke uitkomst ten deel, dat slechts één hunner niet slaagde, die echter na de vacantie met goeden uitslag het admissie-examen aflegde aan de Vrije Universiteit.
Onder de drie candidaten, die het diploma der Staats-Commissie verwierven, bevond zich weder een, die voor medische studiën was bestemd, zoodat het Curatorium versterkt werd in het vertrouwen, dat het Gymnasium voldoende is ingericht met het oog op alle Facuheiten.
_ Moge de uitkomst toonen, dat de oude stichting van Ds. Van Lingen nog steeds door ons volk op prijs gesteld, zich met eere kan handhaven, ook waar, gelijk op elk terrein, de soms zoo pijnlijke concurrentie van zelf uit de ontwikkeling van ons Christelijk onderwijs geboren wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1897
De Heraut | 4 Pagina's