Een Schrede terug.
Eerlijkheidshalve moeten we er onze lezers op wijzen, dat Ds. Littooy in zijn tweede opstel, geplaatst in de Zitider-Kerkbode, No. 23, een schrede rugvvaarts doet.
Had hij in het vorig opstel onomwonden uitgesproken, dat de daad der instorting van het nieuwe leven, niet middellijk, maar onmiddellijk toeging, nu schrijft hij een en ander, waardoor de zaak juist omgekeerd komt te staan, en de wedergeboorte wordt voorgesteld, als toch plaats grijpend door middel van de predikatie des Woords.
Doch ziehier zijn eigen woorden:
Dat leven uit God wordt hun evenwel niet door het verbond, de beloften en den doop als door een zeker voertuig gegeven. Maar de Heere God schept het overeenkomstig zijn verbond en zijne beloften in het hart der kinderen. Alleen in zoover en in dezen zin geschiedt het onmiddelijk. Hebben wij nu niet met de kinderen, maar met hen te doen die het Woord Gods kunnen hooren, zie, dan komt naar Gods wijs bestel en groote goedheid bij het verbond, de beloften en het sacrament des doops ook nog de bediening des Woords, En deze bediening moet allen creaturen deelachtig worden gemaakt. De Vader werkt door den Heiligen Geest en de bediening zijns Woords met het oog op en in zoover ook weer door de beloften, die hij, in betrekking tot de heidenen, den Zoon gaf. Overeenkomstig deze beloften en zijn eeuwig voornemen wederbaarde en wederbaart Hij duizenden bij duizenden heidenen, onder en door de prediking van het Evangelie. AVant naar zijne vrijmacht maakt Hij door de dwaasheid der prediking zalig, die gelooven. Paulus zegt dienovereenkomstig (m.i. toch geldt dit zoowel in betrekking tot de Heidenen als de Joden):
Naar zijnen wil heeft Hij ons gebaard, door het Woord der waarheid" (Jac. i : 18). En in I Petr. I : 23 : » Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God." In I Cor. 4:15 luidt het: Want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld." sHet heeft Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking zalig te maken., die gelooven", schrijft hij I Cor. I : 21.
Trouwens, in het geheele Nieuwe Testament wordt er, waar er sprake is van het werk der zaligmaking, nadruk gelegd, op de bediening van het Verbond en het Woord Gods.
Maar... uit de aangehaalde plaats, i Cor. 4:15 blijkt voor ons dunkt mij genoegzaam, dat het steelen" of baren — dewijl het daar aan Paulus wordt toegekend —• niet zóó moet worden opgevat, dat, óf Paulus óf het Woord als zoodanig het werk der wederbaring door intensieve, d. w. z. door innerlijke kracht verricht.
Hoewel het m. i. toch ook niet geheel zonder en buiten de bediening van het Verbond en het Woord geschiedt. Het is er mee als met de wonderen. Hij, de Heere, verrichtte het wonder. Ja, onmiddellijk. Maar toch ook weer, door Mozes, door de profeten, en door het woord, dat God door hen sprak, zoo bij v, zeide God tot Mozes:3> Zeg den kinderen Israels, dat zij voortrekken"; en Petrus zeide: in den naam van Jezus Christus .... neem u beddeke op en wandel".
Omdat zij hierin medearbeiders Gods zijn, wordt aan hen en aan hun woord wel het wonder toegeschreven. Zóó nu is het ook in betrekking tot de wedergeboorte, in i Cor. 4:15 en Jac. r : 18 enz. God geeft in dien weg., onder en door die genademiddelen en den menschen het nieuwe leven.
Daarmee wil ik echter niefc zeggen, dat wij om die weldaad van het genadeverbond deelachtig te worden, bepaald onder de prediking des Woords moeten verkeeren; immers in de prilste jeugd, op het krankbed en elders maakt Hij vele geestelijk doode zondaren levend ; doch < lat dit geheel buiten het Verbond, de beloften en het Woord om zou gaan, weerspreek ik.
Voorts zeg ik: het Woord is een licht en het is levend en krachtig; maar wat baat het een blinde dat de Zonne der gerechtigheid op middaghoogte staat en schijnt; en wat baat het den geestelijk dooden zondaar, dat God hem roept.
Zoolang de Heere hem niet het leven en het licht schenkt, baat hem dat niets.
Wij moeten het leven ontvangen, om te zien, te hooren en te gelooven.
Levend maken dat doet God en God alleen; dat doet Hij door zijn scheppend Woord. Met het oog hierop alleen kunnen wij dan ook zeggen, dat de wedergeboorte onmiddellijk plaats heeft.
Naar het mij voorkomt, is het maar de vraag: hoe, en van welken kant men het beziet.
Nu zal men, na dit met aandacht gelezen te hebben, ons tegenwerpen, dat Ds. Littooy geeti schrede rugwaarts doet, want dat hij ook nu nog erkent, dat »God in zooverre onmiddellijk wederbaart, " dat God alleen levend maakt door zijn scheppend Woord, " en dat we eerst het leven ontvangen moeten om te kunnen zien, hooren en gelooven."
En dit stemmen vv^e ook toe, maar ontkend kan dan toch niet, dat hij naast de onmiddellijke wedergeboorte, wel terdege de m.iddellijke wedergeboorte plaatst, de eerste bij de kleine kinderen, de tweede bij de volwassenen, en zegt dat »het er maar van afhangt van welken kant men het neemt."
Op die wijs komen we niet verder.
Dan toch gaat een ieder, met beroep op de Heilige Schrift, terstond weer zeggen, dat de middellijke wedergeboorte voor volwassenen regel, en de onmiddellijke wedergeboorte een uitzondering is, alleen voorkomende bij die kinderkens die God vroeg oproept naar zijnhemelsch koninkrijk.
Leerden nu daarentegen onze Gereformeerde vaderen, duidelijk en welbewust, gelijk een ieder welhaast uit de schoone studie van wijlen onzen broeder Kramer over het »Verband tusschen Doop en Wedergeboorte, " zien zal, dat we in den regel de wedergeboorte vóór den Doop hebben te plaatsen, dan klopt de ééne voorstelling op de andere niet.
Toch versta men wel, hoe dat komt.
De apostolische geschriften spreken alleen van menschen, die eerst op volwassen leef tijd in het Verbond zijn gekomen, en dus ook eerst op volwassen leeftijd tot Christus bekeerd zijn.
Een toestand als waarin wij thans leven kenden ze niet. Het tweede en derde geslacht moest nog geboren worden.
Vandaar dat in al hun uitspraken, van de bekeering op de wedergeboorte wordt teruggegaan. Nooit omgekeerd van de wedergeboorte tot de bekeering wordt voortgeschreden.
En verliest men dit nu uit het oog, en past men zonder hierop te letten, de apostolische uitspraak uit den toenmaligen tijd op onze kerken toe, ja, dan moet men wel in verwarring vervallen, en komen tot ttegenstrijdige conclusies.
Iets waar dan nog bij komt, dat Ds. Littooy toont zeer wel het onderscheid tusschen het scheppend woord en het gepredikte woord in te zien, maar nochtans plaatsen als i Petr. i : 23 eenvoudig opvat, als wdMeh& t onvergankelijkzaad'mQts anders dan de gepredikte waarheid.
Sta daarom hier nogmaals de vraag: Komen we zoo niet op de Luthersche lijn uit Luthers eerste periode ?
Toen toch had volgens Luther ook de prediking van het Woord een soort sacramenteel karakter.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1897
De Heraut | 4 Pagina's