GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

uit be Ders.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uit be Ders.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Utrechtsche Kerkbode spreekt Ds. Klaarhamer over de Gereformeerden, die in de Nederlandsche Hervorming achter bleven, en die dus juist de Kerk hunner belijdenis verlaten.

Hij zegt er van:

Wij zien het juist zóó, dat zij met in »de Hervormde kerk" te blijven, hun kerk d. i. de kerk hunner belijdenis, de Gereformeerde Kerk verlaten.

Wij spreken Iiier nu niH van de ethische oi doopersche Christenen, en nog minder van de modernen.

Dezen zijn het met de Gereformeerde toch niet eens. belijdenis

En nu kunnen op aarde in de zienlijke Kerk of Gemeente wel allerlei belijdenissen een plaats vinden. Ja, het kan zelfs niet anders op aarde in deze bedeeling zijn.

Maar in een plaatselijke, geïnstitueerde kerk, zooals de Gereformeerde Kerk te Utrecht, te Zeist, te Driebergen, te Amerongen en elders is, daarin is alleen en uitsluitend plaats voor menschen, voor geloovigen van dezelfde belijdenis.

Ethischen dus bij Ethischen, Dooperschen bij Dooperschen, Modernen bij Modernen, Gereformeerden bij Gereformeerden.

Daarom is dan ook in de Gereformeerde Kerk geen plaats voor andere dan Gereformeerde belijders. Hierin steekt nu niets beleedigends of vemederends voor geloovigen van andere belijdenis.

Want te zeggen tot een belijder van een andere belijdenis: »ik kan kerkelijk niet met u saamgaan" — dat wil volstrekt niet altijd zeggen, dat men dien anderen belijder niet voor een geloovige houdt, dat men hem acht te staan buiten den kring der bondgenooten, buiten het terrein der «Christelijke Kerk of Gemeente".

Neen, elk die aandachtig gelezen heeft het gevoelen van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Utrecht (zie Kerkbode vaa 20 Juni 1896), die zal daaruit, zoowel als uit onze Formulieren van Eenigheid bemerken, dat de Gereformeerde Kerk niet licht er toe komt, om van iemand te verklaren, dat hij buiten het terrein der Christelijke, zienlijke, gedoopte Kerk of Gemeente staat en dus op den »Christennaam" geen recht of aanspraak heeft.

Neen, als wij oordeelsn, dat alleen belijders van dezelfde belij denis kunnen saamgaan en saamarbeiden in het kerkelijke, dan is dat o. a. eenvoudig een oordeelen en handelen naar den regel, dien God zelf aanlegt in Amos 3 : 3, dat twee, die niet overeenkomen, ook niet kunnen saamwandelen.

En welk een ware en gezonde en profijtelijke regel dit is, bhjkt het best, als men let op de resultaten, die het zondig èn dwaas pogen der «Nederl. Herv. kerk" heeft, welk genootschap juist het tegengestelde voor zijn leden tot ïf«/en r^^ï"/heeft gesteld. Het stelt juist, dat zij die in V geheel niet overeenstemmen toch moeten en zullen saamgaan.

Bijv. Dr. Bronsveld en Ds. Ouast met hun volgelingen èn Dr. de Lind van .Wijngaarden en Ds. Gewin met hun volgelingen èn Prof. Cannegieter en Ds. Hoever mat hun volgelingen.

Deze dwang, dit geweld der conscientie aangedaan door dit genootschap, hoe demoraliseerend\isX werkt, hoe het de liefde doodt, hoe het de kracht van elke belijdenis breekt, en hoe het 't kerkelijk leven doet ondergaan in partijstrijd en partijkabaal, het is voor ieder ook in Utrecht openbaar, niet't minst als er verkiezingen zijn voor kiescollege, of voor kerkeraadsleden, of als er een predikant moet beroepen worden.

Wie zal 't dan nog de Gereformeerde Kerk euvel duiden, dat zij in dezen den weg door Gods Woord liaar gewezen bewandeld? En zoo beleedigen wij ook niemand, die een andere belijdenis medebrengt, als wij tot hem zeggen: »er is voor u in de Gereformeerde Kerk geen plaats."

Een belijdefiis is toch niet een van buiten geleerde les, maar het is de uitdrukking van onzspersoneele geloofsovertuiging. In de belijdenis drukt d& geloovige in woorden uit, /we hij (of zij) uit Gods Woord overreed, overtuigd is in zake de groote fondamenteele stukken der waarheid.

Uit zoo'n belijdenis kan men nagaan, Ju)e die belijder in zijn verstand verlicht is en in zijn conscientie zich gebonden gevoelt.

Zóó als iemandt belijdt, zóó oor-deelt, zóó spreekt, zóó liandelt hij óók; èn in «genadezaken» èn in de dingen «der natuur».

Hij staat of valt met zijn belijdenis. Eer een mensch zijn belijdenis kan loslaten of veranderen, moet er een innerlijke verandering met hem self hebben plaats gehad.

Daarom kunnen ook alleen geloovigen van deselfde belijdenis d. i. van dezelfde geloofsovertuiging, die dus in de groote het leven beheerschende en bepalende stukken der waarheid God^V^oazda-g^dtJelfde wijze verstaan, die dus door de leiding en onderwijzing Gods innerlijk overeenstemmen en overeenkomen, — saam een kerk fomteeren.

En zoo is dan ook «de Gereformeerde Kerk" te Utrecht niet anders dan de «vergadering", het «gezelschap" de Kerkelijke formatie die de Gereforjneerde geloovigen voor zich en hun kinderen hebben opgericht.

Die zich nu bij deze Gereformeerde Kerk voegt, van deze kerk lid is, die scheidt zich daarmede volstrekt niet af van «de Christelijke, de zienlijke Gemeente" die over heel de aarde, alle eeuwen door is verbreid. Die staat natuurlijk niet buiten de «gemeenschap der heiligen'', der «geloovigen". Maar hij vormt met zijn gereformeerde medebelijders in die »zienlijke gemeente'', in die «zienlijke gemeenschap der geloovigen" een ap'zrte kring, waarin „de Dienst des Woords" is ingericht naar de gemeenschappelijke geloofsovertuiging, uitgedrukt in de gezamenlijke gereformeerde belijdenis.

Ais wij dus onze Gereformeerde Broeders en Zusters vermanen, om zich toch bij de Gereformeerde Kerk te voegen, dan vermanen we hen uot iets zeer redelijks en natuurlijks, dan dringen wij er op aan, dat zij naar den regel van Amos 3 : 3 zullen handelen, en dan is er dus met geen woord sprake van, dat zij zich op eenige wijze zouden moeten afscheiden va7i de zienlifke gemeenschap der geloovigen, van de zichtbare kerk op aarde.

En als zij dan antwoorden; «ik kan noch mag mijn kerk verlaten" dan kan dit niet anders beduiden, dan dat zij zeggen wülen: »ik kan en mag niet breken met die plaatselijke, Utrechtsere kerkformatie, die de Gereformeerden hier gesticht en tot nog toe onderhouden hebben."

En zij bedoelen dan, dat, wat men hier te Utrecht «de Nederl. Herv. Kerk" noemt en v, rat kortweg in de volkstaal > de groote kerk" heet, dat dit nu die > Geretormeerde kerk" is.

Dit laatste nu hebben zij mis. Die «groote kerk" is niet «de Gereformeerde kerk" van Utrecht. Het is niet de kerk der vaderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juli 1897

De Heraut | 2 Pagina's

uit be Ders.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juli 1897

De Heraut | 2 Pagina's