GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

NIET BLIJ MAAR GOED.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIET BLIJ MAAR GOED.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXII.

Hoe droevig het er nu in het schoolhuis uitzag, behoef ik wel niet in vele woorden te zeggen. De man zwaar ziek, wild en ijlend van de koorts; de vrouw hulpeloos aan haar leger gebonden, niet in staat hem of ook zichzelf te helpen. En noch naar hem noch naar de andere zieken kwam iemand omzien. Geen schepsel uit het dorp waagde zich vooreerst in het huis. Men wist trouwens niet, dat de meester ziek lag. Eerst den derden dag verschenen de ziekenverplegers, die door de grafelijke regeering waren aangesteld. Zij hadden tot taak de kranken in het armenhuis op te passen, en zorgden nu ook voor den schoolmeester en zijn vrouw.

Doch heel lang zou de eerste hun hulp niet noodig hebben, noch zijn lijden duren. Den 6en Mei was hij ziek geworden; vijf dagen later bleek alle hoop op 't behoud van zijn leven verdwenen, en dominee Sonnemayer, die hem bezocht, zei tot de vrouw: „Ik geloof dat de Heere uw man nog heden zal wegnemen, al heeft hij er zelf geen bewustzijn van. Ik blijf bij u."

Tegen den middag was 't alsof de meester uit een langen, onrustigen slaap ontwaakte. Hij sloeg de oogen op. Voor 't eerst sinds hij ziek werd, stonden die oogen weer rustig, maar tevens zoo gwak, dat ze blijkbaar spoedig zouden breken.

„Hoe gaat het u? " vroeg de predikant deelnemend.

„Het gaat heel goed", was het antwoord; „ik heb lang geslapen en voel mij zeer zwak."

„Gij zijt ziek geweest; voelt ge u nu beter? " „Neen", antwoordde Kasper, „ik geloof niet, dat ik hier lang meer wezen zal."

„En hoe is het u bij die gedachte? "

„Ik ga met vreugd uit dit leven", sprak de zieke, „dat voor mij veel droefenis gehad heeft. Ik heb veel gehoopt dat niet is gekomen, veel verlangd dat mij niet geschonken is; ja, als ik meende bereikt te hebben wat ik wenschte, werd plotseling meestal mijn weg anders geleid. Doch dit alles is noodig geweest, opdat ik leerde des Heeren wegen boven de mijne te verkiezen, en ook al ging het niet als ik wilde, toch te gelooven dat het zooals 't ging het best was, wijl de Heere God het alzoo verordende. Hij heeft mij trouwelijk geleid, en al mijn hoop is op Hem, die mij door Zijn lieven Zoon Jezus Christus uit genade heeft aangenomen tot Zijn kind, en mij het eeuwige leven schenken zal. Mijn hoop is onwankelbaar, want zij rust niet in mij, maar in Hem, mijn Heiland".

„Dan hebt gij een goede hoop, " zei de leeraar, één die niet beschaamt. God geve u een ruimen ingang in het eeuwig koninkrijk."

Toen verzocht Kasper den predikant nog dringend dat, als haar man er niet meer zijn zou de zieke vrouw toch op de leeraar zou mogen rekenen, zij die zoo hulpeloos en arm achterbleef. De dominee beloofde dat hij de vrouw niet zou vergeten, en nam toen afscheid.

't Was duidelijk dat de zieke nu snel zijn einde naderde. De oppasser bleef nu bij hem. Hartelijk nam de meester afscheid van zijn vrouw „tot een spoedig, blij wederzien daarginds", zooals we opgeteekend vinden. Hoe smartelijk de vrouw 't verlies ook mocht voelen, toch was het haar een onuitsprekelijke blijdschap haar man aldus onbevreesd, ja vroolijk te zien heengaan, en ook zelf te weten dat een toekomst als de zijne haar wachtte. Tegen den avond sprak de zieke nog eens:

„Als ik begraven word laat dan de leeraar prediken over den tekst: „Wij zijn vreemdelingen en gasten voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaderen. Ons leven op aarde is als een schaduw, en er is geen vertoeven" i).

Toen hij dit gezegd had, legde de zieke zich als om te slapen, en sprak niet meer. Zeker had hij die woorden vaak overdacht. Zijn eigen leven stond er als 't ware in geteekend. Eer de zon achter de oude burgt onderging, was hij uit dit wisselend leven weggenomen, ruim 53 jaar oud, den uden Mei 1772.

Dominee Sonnemayer hield woord. Trouwens, veel moeite had het hem niet gekost, den peetoom van Kasper te bewegen voor de weduwe te zorgen. De oude heer kwam haar met een rijtuig halen, en was blijde haar in zijn huis een vertrek te kunnen inruimen. Daar kon zij rustig liggen, met het uitzicht op de Altmuhl, wier water de molens dreef en op de retsige, be groeide bergtoppen. Liefelijk klonk ook hier het gelui der klokken, al kon zij tot haar smart nooit ter kerk gaan. Trouw en met liefde werd zij verpleegd. De Heere God woonde in dit huis, en zijn vrede werd er gezocht. Zoo kon de zieke zich dan eenigszins troosten over haar verlies, en den Heere danken, dat Hij nog alzoo voor haar zorgde. Nog anderhalf jaar mocht zij hier op aarde vertoeven. Toen sloeg ook haar laatste ure en ging zij tot Hem, die de Zijnen een huis bereid heeft eeuwig in de hemelen, waar zonde, dood noch rouw meer zijn zullen.

Die geschiedenis eindigt niet vroolijk zal de lezer zeggen, en dat is ook zoo, maar ook niet noodig. Want zij eindigt goed en dat is de hoofdzaak. Goed is alles wat eindigt in God.

Zoo heeft ook hij er over gedacht, aan wien we deze geschiedenis, of liever wat noodig was om haar te schrijven te danken hebben. Dit is niemand anders dan de leeraar van wien ik boven sprak, "die hield van lange predikatiën en ook — van veel schrijven. Dit laatste bracht hem er toe, om in zijn kerkeboek — een foliant met nu geel geworden en gekreukte bladeren — niet alleen op te teekenen de geboorten, de sterfdagen, het trouwen, enz. van de leden der gemeente, maar nog iets meer soms. Ja, als iemand een buitengewonen levensloop had gehad, ƒ gelijk onze Kasper, dan schreef de dominee alles kort en zakelijk op. V/as het dan ook geen vroolijke geschiedenis, dan toch een, waaruit veel te leeren valt, die ons de wegen des Heeren doet zien en Hem verheerlijken.

1) I Kron. 30 15 naar de Duitsche vertaling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's

NIET BLIJ MAAR GOED.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's