GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeredienst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXX.

Nog twee aangelegenheden eischen voor den binnenbouw bespreking, t. w. de Voorlesersplaats en de Bankenquaestie.

Beginnen we met den Voorlezer, De Voorlezer is thans in veel kerken geworden een buitenambtelijk helper, die iets boven de gemeente, maar dieper onder den Prediker geplaatst, „voorleest" en „voorzingt", en soms, als de Prediker onverwacht uitbleef of te laat kwam, aan de kerk bekendmakingen doet.

Ook geeft hij, als er een orgel is en bespeeld wordt, den organist het sein om in te zetten, door te drukken op een electrisch schelletje, of waar men nog ouderwetsch is ingericht, te trekken aan een ijzerdraad.

Dat „voorlezen" heeft gemeenlijk plaats niet in, maar voor en binten den Dienst.

Het pleegt aan te vangen zonder votum of gebed. En het strekt in de schatting der meesten uitsluitend om den ledigen tijd te vullen, als veel lieden reeds op hun plaats zitten te wachten en de prediker nog niet begon.

Zulk stilzitten leidt licht tot allerlei gesprek en gepraat. Vrijgelaten wordt dit al luider. Dit staat niet plechtig en leidt af.

En daarom laat men dan dien Voorlezer uit de Schrift voorlezen. Dan zitten de kerkgangers stil, ook al luisteren lang niet allen toe, en al zijn zij die het lezen werkelijk volgen op de vingers te tellen.

Ook dient herinnerd, dat in verreweg de meeste kerken die Voorlezer de „meester" was. Die leerde het dorp lezen en werd dus ondersteld zelf goed te kunnen lezen.

En bovendien voor voorkomende gelegenheden was „meester" in veler oog altoos een man die getoond had, orde te kunnen houden.

Deze practijk nu, waaruit de plaats van het Voorlezersbankje vanzelf voortvloeide wekt ernstige bedenking.

Gelijk we reeds vroeger herinnerden droeg de Lezing uit de Heilige Schrift oudtijds een geheel ander karakter, en ze draagt dit nu nog b.v. in de kerk van Engeland.

Men achtte, dat een vergadering der geloovigen niet mocht gehouden worden, zonder dat, liefst én uit het Oude én het Nieuwe Testament, een stuk van zekeren omvang en dat een afgerond geheel vormde, onder de vergaderden werd voorgelezen.

De keuze van dit stuk was niet aan den Prediker overgelaten, maar er bestond een vaste lijst, die voor eiken Zondag in het jaar de voor te lezen kapittelen aangaf, en zulks met het doel, om elk jaar heel den hoofdinhoud der Heilige Schrift voor het oor der gemeente te brengen.

Deze practijk was vooral noodzakelijk in den tijd toen er nog geen gedrukte Bijbels bestonden, en het dus een witte raaf was, dat een rijk heer een eigen Bijbel in handschrift bezat, omdat zulk een handschrift peperduur was.

Voorlezing van de Heilige Schrift in het midden der gemeente, was destijds alzoo het hoofdmiddel, om kennisse van de Heilige Schrift te onderhouden.

Dienovereenkomstig geschiedde deze voorlezing dan ook altoos in den Dienst, als een deel van dien Dienst, en nu nog in de kerk van Engeland door een ambtsdrager.

Ware nu de ontstentenis van een eigen Bijbel in de huizen éénig motief voor deze voorlezing geweest, zoo zou ze, gelijk vanzelf spreekt, na de verspreiding van de gedrukte Bijbels, haar reden van bestaan verloren hebben.

Maar dit was niet het geval.

Nu nog bestaat onder ons Christenen de goede gewoonte, om waar men samenkomt saam een stuk uit Gods Woord te lezen, niet om zich in Schriftkennis te oefenen, maar om zich saam onder den indruk van het Woord Gods te plaatsen, en saam dat Woord te eeren.

En al heeft men ook dit overdreven en | vaak werktuiglijk gemaakt, door ingang te verschaffen aan de meening, alsof geen vergadering van een kerkeraad, schoolbestuur of wat ook, goed liep, tenzij er eer.st een „hoofdstuk" was gelezen, te ontkennen valt toch niet, dat in vergaderingen, die Godsvereering, gemeenschapsoefening en stichting bedoelen, zulk een voorlezin; ; uit Gods V^oord geheel op haar plaats is, en er zelfs een onmisbaar bestanddeel van uitmaakt.

Want wel kan men zeggen, dat de maclit van Gods Woord ook in de prediking spreekt, maar ieder gevoelt toch, dat dit, waar prediking op vrijen tekst, soms van één half vers, in zwang is, de majesteit van de Schrift als Schrift niet genoegzaam tot haar recht komt.

Het moet uit dien hoofde toegegeven, dat naast de prediking, aan de lezing van de Schrift als zoodanig, een eigen zelfstandige plaats toekomt. Niet natuurlijk bij de verkeerde opvatting, alsof heel het kerkgaan het aanhooren van een preek bedoelde, en dat al het overige slechts franje is, maar wel bij de Gereformeerde opvattting van de godsdienstoefening ais een samenkomst, een bijeenkomst, een vergadering van de gcioovigen.

Doch dan spreekt het ook vanzelf, dat deze lezing niet met versnelden pas, even vóór den Dienst moet worden afgedaan, maar dat ze behoort plaats te grijpen in den Dienst, en als deelvzxi den Dienst, zóó dat die Dienst zonder zulk een lezing onvolledig zou zijn.

Alzoo niet vóór het votum, maar de vergadering geopend is. nadat

Niet als iets dat vluchtig en in haast even wordt afgedaan, en alsof de eigenlijke Dienst pas begint als de Lezer zwijgt en de Dienaar begint; maar zóó dat eeryt de vergadering geopend worde, en dat de lezing intrede op dat punt van den Dienst, waar ze de beste en rijkste uitwerking kan hebben.

Geen oogenblik mag de indruk gevestigd worden, alsof de lezing uit de Pleiligc Schrift een ondergeschikt karakter droeg, en alsof het lezen of uitspreken van de predikatie hier verre in waardij boven stond.

De Schrift als de onopgeloste, rechtstreelcsche gave Gods, staat altoos hoog boven de prediking die door den altoos feilbaren mensch geschiedt.

En ook volgt hieruit, dat de lezing der Schrift niet, als ware ze van minder aanbelang, van de ambtsdragers op een buitenambtelijk persoon moet worden overgedragen, maar geschieden moet door de Opzieners.

Alleen ter onderscheiding is dan ook van oud.sher de gewoonte ingevoerd, dat een ander zou prediken, en een ander zou lezen; gelijk nu nog in de kerk van Engeland de lezing zoo mogelijk altoos, evenals de prediking, door een Dienaar des Woords geschiedt.

Iets wat ook hier weer niet werktuiglijk worde verstaan, alsof van dezen regel niet kon worden afgeweken. Is er in ecu dorpskerk niemand onder de Opzieners die stem, zin en tact voor openbaar leze .1 heeft, dan belet niets dat de Opzieners dit door een der broederen laten doen.

Alleen maar wie dan leest, hebbe niet de rol van schoolmeester, noch die van cf 1 gehuurd persoon, maar trede op in zijn qualiteit als lid der vergadering.

De verkeerde opvatting is hier alleen ingeslopen door de gelijktijdige behoeft ; aan een Voorzanger.

Goed voorlezen is reeds een wezenlijke kunst, die lang niet ieder verstaat, maar voorzingen valt nog veel minder ond x ieders bereik. Althans indien men daaronder niet enkel verstaat inzetteii, maar leiden, en waar het misgaat, op den goeden weg terugbrengen.

Zulk een Voorzanger maakte men vroeger overbodig, en maakt men in andere lauden nog overbodig, door een koor. Men noodigt dan de beste zangers en zan-; Cressen in de gemeente uit, zich vooraf (e oefenen, en in de vergadering den zang fe leiden. Iets waarover later meer zal te zeggen zijn, want het gezang der gemeente veveischt te zijner tijd breeder besprekinr^, maar waarvan nu alleen zij aangestipt, d; : t het bijna overal ten slotte er toe geleid heeft, om het eigenlijke gemeentegezang te doen verstommen.

Zulk een koor zingt dan zóó indrukwekkend, dat de gemeente gevoelt er niet meer meê mede te kunnen. Het schoone van dcii zang .streelt en boeit het oor. Men gar.t luLsteren in plaats van zelf te zingen, ca ten slotte schaft men dan, gelijk het Rome verging, heel het gemeentegezang af.

Dit is de oorzaak, waarom men onzerzijds met zulk een koor brak, en er den Voorzanger voor in de plaats stelde. Want wel kan ook hierbij het misbruik insluipen, en was schrijver dezes er te Geneve, in de kcik waar eens Calvijn predikte, getuige van, hoe men als voorzanger zich meester hnd gemaakt van een der beroemdste kunstzangers, en hoe, als hij begon te zingen, de gemeente van haar plaats opstond, zicii om hem verzamelde, en in stille bewor.dering naar zijn prachtigcn zang luisterde, maar dit was en bleef uitzondering. Onder ons sloop althans dit kwaad niet in.

Maar wel dit andere kwaad, dat men, om de goedkoopte, Voorzanger en Voorlezer in één persoon vereenigde, en daar nu eea Voorzanger uiteraai-d niets dan een instrumenteel „behulpsel" was, vloeide hieruit do onevenredigheid voort, dat men ook dd lezing der Schrift als bijzaak ging beschouwen.

Betering hierin is dan ook alleen daardoor te verkrijgen, dat men het voorzingen cu het lezen uit de Heilige Schrift als geheel onderscheiden bezigheden, onderscheidc; dat de lezing der Heilige Schrift plaats grijpe bij voorkeur door een der Opzieners, en dat tot het voorzingen een der broederen worde uitgenoodigd, die daarvoor genoeg-

zame gaven bezit. Is er zulk een onder de Opzieners of Diakenen, dat deze het dan doe, of zoo niet, dat dan een der andere broederen optrede, mits onder leiding en instructie van den kerkeraad. Hoe dit voorzingen dan met het orgelspel in verband moet gezet, komt later ter sprake. Thans volgt er alleen uit, dat men van de lezing der Heilige Schrift het voorzingen geheel afscheide, en de lezing daardoor weer in haar volle beteekenis late uitkomen, als een zelfstandig onderdeel van den eigenlijken Dienst.

Doch hier volgt dan ook uit, dat de plaats voor hem, die de lezing der Heilige Schrift doet, niet symbolisch laag onder den hoogen predikstoel mag zijn.

De lezing der Heilige Schrift moet zijn en blijven het lezen van het Woord van God in het midden der vergadering.

Dit doel nu poogde men oudtijds te verwezenlijken door zijwaarts op de verhevenheid, waarop het bestuur van de vergadering zat, vlak vooraan een lezenaar aan te brengen, en van daar de lezing der Schrift te doen plaats hebben, terwijl dan aan de andere zijde de plaats was aangewezen voor de prediking. Eerst toen men zoo groote kerken bouwde, dat men op zoo verren afstand niet kon gehoord worden, heeft men den kansel buiten die verhevenheid midden onder de vergaderden geplaatst.

Maar in goed gebouwde kerken met galerijen, niet dieper dan een 20 a 25 meter in straal, en berekend op een vergadering van hoogstens een kleine 2000 personen, bestaat dit bezwaar niet. Op dien afstand kan men zich, vooral zoo de kerk van achteren rondloopt, en door de galerijen afgesloten is, zeer wel van het platform af verstaanbaar maken.

En met het oog hierop nu zou het aanbeveling verdienen om de plaats voor den Lezer en de plaats van waar de Prediker sprak, symmetrisch te coördineeren.

Twee zouden dan dienst doen, een Dienaar des Woords en een Ouderling; eerst zou de Dienst der gebeden worden opgedragen, daarna de Lezing der Heilige Schrift Icomen, beide malen met gezang afgewisseld, en ten slotte de predikatie.

En bleek het op een dorp niet wel doenlijk twee ambtsdragers alzoo te laten optreden, dan zou er niets tegen zijn, dat de Dienaar des Woords alleen dienst deed, zoowel den Dienst der gebeden, als de Lezing en de Predikatie.

Maar wat in elk geval weg moet, is de nu schier overal bestaaande meening, die reeds door den bouw en de inrichting der kerk den indruk geeft, alsof de Lezing der Heilige Schrift iets ondergeschikts en bijkomstigs ware.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's