GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Het  volk dat het geklank kent.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Het volk dat het geklank kent.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent, o Heere, zij zullen in het licht üws aanschijns wandelen. Psalm 89 : 16.

„Het volk dat het geklank kent", beduidt dit: De groep lieden, die zekere geliefkoosde psalmverzen op aangewenden dreun kunnen zingen ?

Wil het zeggen: De verzameling van die enkelen hier en daar, die in zake de religie zekere vaste spreekmanieren hebben aangenomen, die, als een geestelijke Shibboleth of als een mystiek parool, voor hen verstaanbaar zijn, maar door geen die er buiten staat, worden begrepen ?

Is er meê gemeend, wat „tale Kanaans" heet, d. i. een trant van spreken in Bijbeltermen, in Bijbelsche vergelijkingen, en met verwijzing naar in den Bijbel verhaalde historiën?

„Het geklank kennen", is dat te verstaan van zekere geheimzinnige geluiden, die het overspannen gemoed waant te hooren, of van wondere ontmoetingen in de ziel, en inspraken uit de heilige sferen?

Of, eindelijk, „het gekïank kennen", heeft dat de beteekenis, dat men een geijkt en ijkend keurder is, bekwaam om op het eerste hooren te zeggen, of een prediker uit het leven predikt, en ot in wie als verloste zich onder Gods kinderen mengt, wei waarlijk de harp in zijn ziel door genade bespeeld wordt?

Nu antwoorden we op geen dier vijf vragen met een volstrekt en afsnijdend: Neen. Iets van dat alles zit er wel terdege in.

Als de wezenlijk verlosten een psalm des heils zingen, klinkt er iets anders in den toon van den zang, dan als datzelfde psalmvers door lieden uit de wereld wordt gezongen.

Gelijk elke kring onder menschen eigen zegswijzen, eigen termen en manieren van uitdrukking heeft, zoodat er een zeetaal is, en een soldatentaal, en een studententaal, en een taal van geleerden, en een taal van kunstenaars, en een markttaal, zoo ook heeft „het begenadigde volk" zekere vaste woorden en wijzen van zeggen, die men elders bijna niet hoort.

Dat de Schrifttaai, het Schriftwoord, en de Schrifthistorie in de taal van dit volk Gods is ingeweven, is even natuurlijk als dat de wijsgeeren als vanzelf de termen gebruiken van Aristoteles.

Ook 'is het volkomen waar, dat wie tot dit verloste volk behoort, indrukken en gewaarwordingen ontvangt uit de geestelijke wereld, en met die wereld een verborgen gemeenschap oefent, zooals dit buiten hun kring zelfs niet wordt vermoed.

En eindelijk is het evenmin tegen te spreken, dat evenals ge een Nederlander aan zijn tongval herkent, ook al spreekt hij Fransch of Duitsch of Engelsch, dat zoo ook de geoefenden en dieper ingeleiden onder het volk des Heeren, al spoedig ontwaren, of in een predikatie of in een geestelijk gesprek de zilveren toon der genade gemist wordt of doorklinkt.

Maar al geven we voetstoots toe, dat men bij al deze vijf levensuitingen op geestelijk gebied, in min of meer overdrachtelijken zin, van een geklank kan spreken, toch vergist zich wie waant, dat hierin het geklank waarvan Ethan zong opgaat.

„Het volk dat het geklank kent", zegt nog veel meer, en zegt nog heel iets anders.

Als Ethan van Gods „volk" zingt, dan doelt hij op een „strijdend" volk, dat tegenover een boozen vijand staat, en in gevaar is van om te komen.

Aan zich afzonderende kringen, die in stille gemoedelijkheid wegschuilen en rustig geestelijke dingen verhandelen, wordt dan van verre niet gedacht.

Het is de „HEERE, de God der heirscharen", tot wie Ethan opziet (vs. 9). Hij zingt van „de vijanden Gods, die de voetstappen van zijn Gezalfde smaden" (vs. 50). Ethan. handelt van „strijd^ en van de „scherpte des zwaar ds'''-(vs. 44); van „neergeworpen vestingen" en „doorgebroken muren" (vs. 41); van een „verpletteren van wederpartijders" (vs. 24); van een „schild, " dat ter redding wordt opgeheven (vs. 19); en van een „Held, die van Godswege besteld is, " om het bedrukte en benauwde volk te verlossen. b t D g k m t M h

En in dat verband, en in dien zin, gewaagt hij nu van „een geklank" dat gekend moet worden, en van een volk dat ter oorzake van het kennen van dat geklank, zalig is, want, zoo gaat hij voort: „Zij zullen in het licht uws aanschijns, o, HEERE, voortgaan."

Het is zoo, er is in de Heilige Schrift ook sprake van een „gedachtenisse des geklanks, " van „offerande des geklanks", van een loven van God in zijn heiligdom „met het geklank der bazuin." Toch is dit niet iets aparts, maar slechts zinnebeeldig uit den strijd tegen Gods vijanden, op den dienst in het Heiligdom overgedragen.

Van Aarons zonen wordt gezegd: al wie tot dezen strijd inkomt, om het werk in de Tente der samenkomst te doen" (Num. 4 : 3), en de dienst der Levieten in het Heiligdom heet „het waarnemen van de wacht des Heeren" (Num. 8 : 26).

Het bazuingeklank in het leger, dat tegenover den vijand staat, is alzoo hoofdzaak en uitgangspunt.

Als van Israël gezegd wordt, „dat het geklank zijns Konings bij hem is", beduidt dit, dat de Christus Gods aan het hoofd der heirscharen zal treden, om zijn volk ter victorie te leiden.

En zoo ook hier, in Ethans lied, is het volk dat het geklank kent, het strijdende volk des Heeren, dat het bazuingeklank van Christus, den sterken Held, hoorend, daarop afgaat, achter Jezus aankomt, en onder zijn banier optrekkende, alle donkerheid ziet opklaren, en nu voorttrekt in het licht van het Goddelijk aanschijn. Het is zoo, er wordt niet van een leger, maar van een volk gesproken.

Doch dit moest zoo, en kon niet anders.

In Israël was geen apart leger. Als de strijd aanging, en de bazuin weerklonk, trok heel het volk ten oorlog op. Alle man in Israël gordde in zoo hachelijk oogenblik het zwaard aan. Niet gehuurde troepen, maar de stammen zelven trokken in het veld. En in al Israels oorlogen met de Moabieten en Edomieten, met de Filistijnen en de Syriërs, stond het nooit leger tegenover leger, maar altoos volk tegenover volk.

Het heeft dus geen zin op het terrein der Heilige Schrift, om het leger van het volk af te scheiden, of zelfs ook maar om tusschen volk en leger onderscheid te maken.

En nog veel minder zou dit aangaan onder het Nieuwe Verbond.

Plaatsvervanging is in den strijd voor de zake Gods onder Gods kinderen ondenkbaar.

Gelijk elk verloste een priester in den dienst des Heeren moet zijn, zoo ook moet alle man die genade ontving, zelf het zwaard wetten, om dapperlijk in den strijd voor de zake Gods den vijand te weerstaan, en de banier des Koninkrijks te beveiligen.

Er mogen helden zijn die vooropgaan, er mogen oversten over honderd, en oversten over duizend zijn, die de slagorde leiden, maar in die slagorde zelf heeft elk man zijn plaats.

Daarin mag niemand ontbreken. En al wie denkt: Laat die anderen de spits maar afbijten; ik ben een man des vredes, en blijf in mijn tente schuilen, •— is een geestelijke lafaard, een verzaker van zijn Heiland, een die voor het geklank zijn oor toestopt. In anderen zin van „Gods volk" te spreken, leidt tot zelfbehagenden geestelijken hoogmoed, en verachting van anderen.

Het wordt dan : „wij zijn het volk", en laatdunkend ziet men van zijn ingebeelde hoogte op anderen neder.

Maar heej anders wordt dit natuurlijk, als „het volk Gods" beteekent „de slagorde des levenden Gods", als het aanduidt enkel diegenen, die de hitte van den strijd niet ontzien; die zich blootgeven aan den vijand en hun leven wagen voor den dienst des Heeren.

Dan valt alle ingebeelde hoogheid weg. Dan komt het aan op strijd, op moeite, op toewijding, op zelfopoffering, op geloofstrouw en op heldenmoed.

En dan volgt de schifting vanzelf.

Dan ziet ge voor oogen, wie zich laffelijk terugtrekt, en wie, zichzelven vergetend, zijn plaats zoekt in de slagorde des Heeren, met de helden Gods in het gelid strijdt, en, met ingehouden adem, rondgluurt waar de banier van Jezus wappert, en met ingespannen oor toeluistert, waar het geklank des Konings wordt vernomen.

En dat geklank nu moet niet alleen gehoord, maar het moet gekend worden.

Gekend in tweeërlei zin.

Vooreerst moet ge, als tegelijk of beurtelings het geklank van uw Koning en het bazuingeklank van den vijand uitgaat, onmiddellijk hooren, wat het echte en wat het valsche geklank is. Want de vijand bootst het geklank van uw Koning na, om u te misleiden en u af te trekken. En dan komt het er op aan, om onverwijld, om met zekerheid, om met een vast geestelijk gehoor te kunnen zeggen: Daar zijwaarts is het valsche geklank, en dat, dat is het echte geklank van Koning Jezus.

Dat dus vooreerst; maar dit is niet genoeg.

Het geklank van uw Koning dient niet alleen om u te zeggen: Daar is Hij, maar dat geklank geeft signalen. Het wisselt af, en al naar het afwijkt, heeft het andere beduidenis. Nu eens dat ge terugtrekken, dan dat ge halt maken, een ander maal dat ge aanvallen moet, en wee hem, die deze zeer onderscheiden signalen van het geklank zijns Gods niet kent. Die mist stuur en leiding, en dreigt straks door den vijand overrompeld te worden.

En daarom het zalige volk, het volk dat het geklank kent, dat zijn die dienstknechten en dienstmaagden des Heeren, die verstaan dat hun leven een leven van strijd moet zijn, die scherp en onmiddellijk het valsche, nagebootste bazuingeklank van den vijand, van het echte geklank huns Konings onderscheiden kunnen; en die, meer nog, die als dat geklank signalen geeft, die signalen verstaan, en terugtrekken, halt maken, of aanvallen, niet naar eigen keuze, maar naar het geklank des Konings het beveelt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

,,Het  volk dat het geklank kent.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's