GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Wie was ik, die God konde meren?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wie was ik, die God konde meren?”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien dan God hun evengelijke gave gegeven heeft, als ook ons, die in den Heere Jezus Christus geloofd hebben, wie was ik toch, die God konde weren? Hand. 11 : 17.

Er is een onmetelijke wereld boven en buiten onze kleine aarde, en in die wereld die boven is, heerscht orde, een orde die God voor haar besteld heeft, en een orde, een regelmaat, een vastheid van gang, die niets in haar verbreekt.

Hoor slechts wat de Psalmist jubelend aan die wereld boven ons toeroept:

Hallelujah. Looft den Heere uit de hemelen; looft Hem in de hoogste plaatsen;

Looft Hem, alle zijne engelen; looft Hem, alle zijne heirscharen;

Looft Hem, zon en maanj looft Hem, alle gij lichtende sterren;

Looft Hem, gij hemelen der hemelen; en gij wateren, die boven de hemelen zijt.

Dat zij den naam des Heeren loven; want als Hij het beval, zoo werden zij geschapen.

En Hij heeft se bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun ee? is orde gegeven.^ die geen van hen sal overtreden.

Er is alzoo sprake van de Hemelen, van de Engelen, van Zon, Maan en Sterren, en van et wolkenheir in den Dampkring, en van heel deze hoogere schepping wordt beleden, dat ze er is voor het Hallelujah, dat ze bestaat om haar God te verheerlijken, en dat deze verheerlijking van Gods naam niet het minste daarin uitkomt, dat ze de lei'ensorde haar door God gegeven, houdt en niet kan overtreden.

En die orde, door God voor deze hoogere wereld besteld, beziet de Schrift in tweeërlei licht. Van den éénen kant als eene orde die besteld is van vóór de grondlegging der wereld, en van den anderen kant als een orde, die God de Heere, overal en steeds-tegenwoordig, bestelt voor elk oogenblik des tijds.

Vooral voor de wolken, en voor het weerlicht in die wolken, komt dat sterk uit.

Job zegt in hoofdstuk 28 : 26 van de Wijsheid: Als Hij den regen eene gezette orde maakte, en eenen weg voor het weerlicht der donderen, toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze."

Hier is dus sprake van de orde der natuur, die zelfs voor de spelende wolken en den vrij uitscbietenden bliksem, reeds eer ze geschapen , waren, besteld was.

Maar in Job 37 : 14, 15 vraagt Elihu: eem .dit, o Job, ter oore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. Weet gij, wanneer God over deze orde stelt, en het licht zijner wolk laat schijnen ?

Hier geldt het alzoo een orde, die middenonder het drijven en vliegen der wolken en onder het uitschieten van het weerlicht door God voor elk oogenblik besteld wordt.

En zulks naar het beeld van een veldheer, die tweeërlei doet. Eerst zijn heirscharen naar orde indeelen en in Ad^gorde opstellen, en die dan in de tweede plaats, als de strijd is aangegaan, ze, al naar de strijd loopt, ordent om op te treden.

Het denkbeeld van orde staat tegenover den baaierd, den chaos. Dood is ontbinding, en in het ontbonden lijk woelen ten slotte alle bestanddeelen en werkende krachten ordeloos dooreen. Ordeloosheid is zelfontbinding, en zelfontbinding is het kenmerk niet van het leven, maar van het graf.

Vandaar dat ook op ónze aarde, in ónze wereld door God orde besteld is, en dat Hij eischt dat wij op aarde alle dingen met orde onzerzijds bestellen zullen. Laat alle dingen, roept de heilige apostel ons in den naam des Heeren toe, met orde geschieden (iCor. 14:40).

De wereld der dieren kent alleen de natuurorde die God voor haar besteld heeft: Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijne gezette tijden, en eene tortelduive, en kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar mijn volk weet het recht des Heeren niet" (Jeremia 8 : 7). Ons menschen daarentegen is niet alleen de orde opgelegd, waaraan niemand onzer ontkomen kan in de natuur, en een orde voorgeschreven voor ons zedelijk leven, maar ook aangezegd, dat we zelf op den loop der dingen onzerzijds orde stellen sullen.

Hoe minder orde hoe lager, hoe strikter orde, hoe hooger ons leven staat.

God zelf is ofde, en hoe voller ook in ons leven zich orde uitspreekt, hoe meer het beeld van God ook in dit opzicht in ons uitkomt.

Die orde nu kan op tweeërlei wijs werken. • Vanzelf door een orde die uit ons zelf opkomt. Van buiten door een orde die ons door anderen wordt voorgeschreven, of die we ons zelven voorschrijven.

De orde waarin uw bloed omloopt, en ge uw adem haalt, gaat door, zelfs zonder dat ge het merkt. En zoo ook is het de hoogste orde in ons menschelijk leven, evenals in het leven der engelen, zoo we vanzelf en ongemerkt in vasten gang loopen, en alle indeeling en overgangen vanzelf maken naar een ongemerkt in ons werkende wet. Niet alleen de logische denker die zijn sluitrede aan strikte orde toetst, maar ook de vrije dichter staat te hooger naarmate de orde vaster bij hem doorgaat. Alleen maar bij hem is deze orde een schuilende, een verborgene orde. Beschrijven kunt ge haar niet.

In God is de orde nooit uitwendig, altoos inwendig, en daarmee in overeenstemming is het, dat ook bij ons de orde die nog uitwendig moet worden voorgeschreven, ons lager stelt, dan de orde die zich vanzelf handhaaft.

Bij opvoeding begint de orde daarom met van buiten aan het kind om te komen; eerst later leeft het in die orde in. Om te leeren lezen, moet eerst de orde des lezens het kind worden voorgespeld. Later leest het vanzelf naar die orde, zonder dat het ooit meer aan die orde denkt.

Wie in zijn huis, op zijn kantoor, bij zijn studie vlotten gang en rustige werking beoogt, begint daarom met de orde van buiten af aan te brengen, om door volharding die orde ten slotte vanzelf te doen heerschen. En het bitter getob van wie dit niet doet, toont maar al te droef op wat hoogen prijs het gemis aan orde te staan komt. Slaaf van orde is niet hij die ordelijk leeft, arbeidt, studeert, zoomin als slaaf van zijn longen is, wie geregeld en vrij ademhaalt. Maar slaven en slavinnen van ordeloosheid zijn die mannen en vrouwen, die door gemis van een gezette orde nooit tot rust komen en aldoor weer nieuw ordenen moeten, tot ten leste niemand meer zich aan hun wanordelijke orde stoort.

Doch nu ontstaat er, bij eering van de orde die God bestelt, voor ons vaak strijd.

Bij God is, we zagen het, ttveeërlei orde. De orde van den veldheer die eer de strijd aangaat, alles regelt, ineenzét en bepaalt, zoodat er eenheid en vastheid in zijn slagorde zij. Maar ook in de tweede plaats een orde, die hij op het oogenblik zelf dat de strijd in vollen gang is, overluid verordent en openbaart.

In dat eerste nu valt het ons niet moeilijk orde te zien. Die orde spreekt in de natuurwetten en in de zedenwetten, als ook in de heilige oordeelen onzes Gods.

Maar heel anders is het met die tweede oxAe. Die kennen we vooruit niet. Die is ons niet geopenbaard. Die komt pas uit op het oogenblik. En daarvan ontvangen we den indruk, dat hier geen orde maar willekeur heerscht, en dat God, naar het gevalt, het alzoo op elk gegeven oogenblik bestelt.

Zoo kan een gewoon soldaat zich niet inbeelden, dat een veldheer als Von Moltke ook bij het geven van zijn laatste orders, te midden van de woeling, toch niets doet dan zijn vooraf vastgesteld plan uitvoeren.

Toch is er dit plan. Toch ligt dit alles in Gods besluit. En toch heerscht er in dat besluit vaste regelmaat en orde, maar voor ons bedekt, en eerst door de uitkomst na te speuren.

En zoo ontstaat dan de tegenstelling onder menschen.

De één die zegt: Alles moet naar de natuurwetten gaan, wanorde is er in God niet. En de ander die staande houdt: God is vrijmachtig, geen orde bindt Hem.

De Schrift daarentegen protesteert • tegen teV« voorstellingen. Om de orde die voor de grondlegging der wereld besteld is, mag de orde die God voor elk oogenblik bestelt, niet geloochend worden. En ook, omdat wij die voor elk oogenblik bestelde orde, niet vooraf kennen, mag niet ontkend dat er een orde in is.

Zoo leert de Schrift ons dan ook tweeërlei; Van den éénen kant vaste ordinantiën, die alle schepsel binden in natuur en zedenwet. En van den anderen kant wonderen des Heeren, dadett des Heeren, oordeelen des Heeren, leidingen des Heeren, die ons eerst wel los opkomende toeschijnen, maar waarin we van achteren, toch zoo in het geheel der Openbaring, als in de Geschiedenis en in ons eigen persoonlijk leven, vasten gang, orde en regelmaat besteld vinden.

En dit nu mag ook in het geestelijk leven niet worden voorbijgezien.

Ook in het geestelijke leven heerschen vaste ordinantiën Gods, en beginnen moeten we altoos met naar die vaste ordeningen te oordeelen en te handelen. Maar vergeten mag daarbij nooit, dat God alomtegenwoordig in het geestelijk leven steeds zelf handelt, en zoodra dit ons openbaar woirdt, hebben we ook de openbaring van deze tweede orde te volgen.

Er was een orde in Israël, dat alleen wie in Israels Verbond besloten was, deel had aan het heilige. Die orde moest dan ook door de Apostelen gevolgd worden. Maar toen God in het huis van Cornelius de gave zijns Heiligen Geestes ook aan de heidenen schonk, zag een ieder daaruit, dat hier een tweede orde de eerste doorbrak, en Petrus vroeg: Wie was ik toch, die God kotide weren 1 Juist zooals hij in het huis van Cornelius reeds gezegd had: Kan dan iemand het water weren, dat deze niet zouden gedoopt worden? .

Dit nu is de regel ter behoudenis in alle geestelijk leven.

Niet om de vrije spelingen des Geestes, niet om gevoelens en gewaarwordingen, niet om inbeeldingen en voorstellingen, er willekeurig en ordeloos op toe leven. Ook in Gods huis moet orde heerschen, en aan die orde hebben we ons te storen, in die orde hebben we in te leven, en naar die orde hebben we te handelen.

Maar wee hem, of haar, die deze uitwendige ordening der ïingen als slagboom voor de werkingen des Geestes zou willen neerlaten.

Als God wezenlijk werkt, en zijn werkingen openbaar worden, en in die openbaring een tweede orde zich uitspreekt, weer dan God niet, maar volg uw Herder.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juni 1899

De Heraut | 4 Pagina's

„Wie was ik, die God konde meren?”

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juni 1899

De Heraut | 4 Pagina's