GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GINDS EN HIER.

IX.

Eens hebben de viooltjes middelijkerwijs gediend om een man van aanzien het leven te redden.

't Jaar 1848, was, gelijk althans uw grootouders bij ervaring weten, een jaar van veel beroering en geweld. Frankrijk verjoeg zijn koning Lodewijk Philips; overal in Europa, ook in Nederland braken onlusten uit, en te Berlijn ontstond een opstand tegen het regeerend vorstenhuis.

Toen rukte de beroemde Pruisische generaalveldmaarschalk graaf Wrangel met zijn soldaten op, om de orde te herstellen. Dit was echter geen gemakkelijke taak. De opstandelingen werden verbitterd tegen hem, en toen hij eens uit het koninklijk slot te Berlijn kwam, en in zijn rijtuig wou stappen, zag hij zich plotseling omringd door een woedende volksmenigte. Van alle kanten drongen de woestelingen op hem aan, zij grepen de paarden bij de teugels, zoodat 't onmogelijk was weg te komen.

Wat moest de generaal doen? Verzet was onmogelijk. Eensklaps bemerkt hij vlak bij zich een jongen, die door de meenigte was voortgedrongen. 't Was een knaap die viooltjes ^te koop bood, welke hij in een mandje bij zich had. Aanstonds greep Wrangel nu het mandje, wierp dien jongen een stuk geld toe, nam een ruikertje viooltjes in de hand, en reikte het een der voorste schreeuwers, een reusachtig groote en zware werkman, toe met de woorden: „voor uw vrouw!" Hij zei eigenlijk nog veel beleefder: („For Ihre Frauj Gemahlin".) De man stond verbluft; zoo iets had hij allerminst verwacht. Onwillekeurig nam hij het geschenk aan. Meteen begon al 't volk te roepen, op zijn Berlijnsch, gelijk ook de generaal zich had uitgedrukt : „Mich och eens! Mich och eens!" (d. i. mij ook een!) De generaal was gul en deelde rond zooveel hij maar had en aan wie maar wilde. Zoodoende werd de toorn en woede van het volk een oogenblik afgeleid, en de slimme bevelhebber, maakte daarvan gebruik om langzaam weg te rijden, 't Gelukte hem te ontkomen zonder verder te worden aangevallen. Korten tijd daarna slaagde hij er in de orde zonder bloedvergieten weer te herstellen.

De vroolijke goudsbloem is in Nederland altijd gezocht geweest, wijl zij ons in de natuur de kleur doet zien van ons Oranjehuis. Dat doet ook wel b. v. de Oranjeboom, maar die is niet zoo zeer gemakkelijk te kweeken. Er is echter ook een tijd geweest, toen de haters van het Oranjehuis 't iemand zelfs kwalijk namen, als hij goudsbloemen voor zijn venster plaatste, en zulk een dan order kreeg ze weg te nemen! Dit was in den boozen tijd nu een honderd jaar geleden, toen velen in ons land, vergetend hoeveel goeds God ons in en door het Oranjehuis heeft geschonken, en van een verkeerden geest bezeten, die uit Frankrijk kwam, den Prins wilden verdrijven en de Franschen binnenhalen. Nu 't een en 't ander is gelukt, maar tot straf der dwazen die 't gedaan hadden. Want God heeft hun geleerd door de kwade dagen die er kwamen, wat er van komt als men Hem vergeet en in ondank en eigenwaan alles onderst boven werpt. De tijd kwam dan ook weldra, dat men juist andersom als eerst de Franschen weer hielp verdrijven en der Oranjevorst inhaalde.

Gelijk de Bonapartisten hun viooltjes dragen ter eere van Napoleon, zóó de Duitschers de korenbloem, een herinnering aan hun grooten keizer Wilhelm, wiens kleinzoon thans regeert. Deze keizer namelijk had boven alle bloemen de blauwe korenbloem lief, en weder als bij Napoleon, was daar een treffende gebeurtenis in zijn leven oorzaak van.

We spraken reeds kort te voren over den ongelukkigen tijd dien Pruisen doorleefde, na de veldslagen bij Jena en Auerstadt, en van wat toen plaats vond tusschen Napoleon en koningin Louise van Pruisen, de moeder van den lateren keizer Wilhelm. Napoleon had de Pruisen geheel verslagen, en deed met het ongelukkige rijk wat hij wilde. Ge herinnert u zeker nog zijn antwoord aan de koningin op haar vraag omtrent Maagdenburg.

Om zich te bergen voor de overwinnende Franschen, moest het Pruisisch koningsgezin uit Berlijn vluchten. Eerst ging het noordwaarts naar Koningsbergen, de oude hoofdstad van Oost-Pruisen, ook daar echter achtte men zich nog niet veilig, en trok steeds verder noordwaarts tot Memel, de uiterste grens des rijks.

Op deze droeve vlucht naar Memel, brak tot overmaat van ramp een wiel van het rijtuig, waarin het gezin zat. Allen moesten uitstappen en namen plaats aan den rand van een greppel in het open veld, om daar te wachten tot het wiel hersteld was. Het was een dubbel treurige toestand. In het hart van koning en koningin was groote droefheid, en de kinderen die nog jong waren, begonnen luid te klagen over vermoeienis en honger, net als alle kleine kinderen doen. Wat moest de koningin beginnen? Er was in de buurt niet zoo gauw wat te krijgen en ook geen tijd om te wachten. Zoo ging zij dan, hoe weinig lust ze er ook toe had, een korenveld in, plukte bloemen, en vlocht daar een krans van voor de kleintjes. Doch terwijl zij nederzit, en de kinderen om haar heen stonden, werd zij zoo bedroefd, dat haar de tranen over de wangen rolden.

Dit merkte een der jonge prinsen, dezelfde die later als keizer Wilhelm op zijn beurt de Franschen verdrijven zou. Meteen drukte hij zich tegen moeder aan, sloeg zijn armen om haar hals en trachtte zoo goed hij kon haar te troosten. Koningin Louise bedwong haar tranen, glimlachte haar zoontje toe, en zette hem lachend den krans van korenbloemen op het hoofd.

Wat er verder gebeurt is kan ik hier niet vertellen. Dit is zeker: de prins vergat dit voorval uit zijn leven nooit, hoe hoogen ouderdom hij ook bereikt heeft. De korenbloem bleef hem altijd herinneren aan en spreken van zijn geliefde moeder, die hij trouwens niet lang mocht bezitten. Als de keizer zijn geboortedag vierde prijkte steeds op zijn feesttafel een ruiker van korenbloemen. Kwam de keizer in een stad, die hij niet vaak bezocht, dan droeg het volk te zijner eer korenbloemen, en zelfs waren alle huizen en straten met die bloemen gesierd.

TWEEMAAL.

Onlangs wandelden twee heeren op een gtooten weg buiten een dorp. Een oude boer kwam hun tegen en groette. De eene heer gaf nauwelijks antwoord daarop, doch de ander nam zeer beleefd zijn hoed af.

„Ge behoeft niet zoo heel beleefd te wezen." sprak de eerste, juist niet vriendelijk, „'t is maar een boer",

„Dan zou ik hem eigenlijk tweemaal dienen te groeten", was 't antwoord, „want de boer zorgt voor zich zelf niet alleen maar ook voor ons."

CORRESPONDENTIE.

F. de H. te H. Zoodra mogelijk zullen we uw vraag beantwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1899

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1899

De Heraut | 2 Pagina's