GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Net sterfelijke van het leven berslonden."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Net sterfelijke van het leven berslonden."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde. 2 Cor. 5 : 4.

Naar wat ge bij het sterven voor oogen ziet, kunt ge niet anders zeggen, dan dat het de Dood, die vreeslijke vijand van God en menschen is, die er in slaagt, eindelijk een u zoo dierbaar leven te yerslinden.

Het was niet zijn eerste aanval. Althans het zijn uitzonderingen, als wie sterft ook niet reeds vroeger op het krankbed werd geworpen, en dat er vreeze des Doods om 2ijn sponde was.

Maar bij die vroegere aanvallen van den Dood was het nog afgewend. Na den avond waarin het geween ons hart week maakte, was er gejuich in den morgen geweest. Op haar hoogste punt geklommen, liet de krankheid af. En, o, wat was dan dat terugerlangen van zijn lieve kranken weelde om niet uit te spreken voor het hart.

Doch nu liep het zoo anders.

Niets hielp, niets baatte, en onder het uitblazen van dat laatste tochtje adem, was het of de bittere Dood u, met al uw onverhoorde gebeden en uw doellooze zorgen uitlachte, en u hoonend toefluisterde: Nu won ik het toch, nu komt de morgen waarin ge juichen zoudt, niet.

En dan stondt ge daar, het hart gebroken, bij de stervenssponde. En dan lag daar uw gestorvene, zielloos, levenloos. Ja, wel waarlijk, zoo het scheen, door den Dood verslonden. Verslonden, een zoo hard woord. Zooals we van een roofdier spreken, dat het verslindt. Alles op eenmaal weg. De blik van het oog, het zoete woord van de lippen, de warme handdruk, het spreken van het gelaat.

Alles op eenmaal weg. Koud, dor, somber. Het leven verslonden door den Dood.

Wie geen ander oog heeft, ziet het dan ook zoo. Wie niet anders dan de wereld kent, kan het niet anders zien.

En Iaat ons het maar bekennen, zooals het is, in het eerste harde oogenblik, als een schok door het hart gaat, ziet ook het ]^nd van God het niet anders.

o, Het is zulk een somber staren in de holheid en in de donkerte van de vallei der schaduw des Doods, als we een aan wie ons hart hing die angstige vallei zien ingaan.

De Dood die zijn prooi voor onze oogen wegsleurt, en wij die het zoo pijnlijk en machteloos moeten aanzien.

Zóó is de werkelijkheid. De bittere werkelijkheid in het zichtbare. En het is lalTelijk u zelf bedriegen, als ge die harde werkelijkheid achter lijkkransen en bloementooi wegstopt, of waant troost te geven door algemeenheden over een voorzienige liefde Gods.

Er spreekt geen ernst in, het is gebrek aan moed, als ge naar zulk een blinddoek grijpt, om het harde van den 'dood voor uzelf en voor anderen te verbergen.

Gij hebt gebeden, en God heeft nietverhoord. Tegen uw gebed in heeft de Dood toch overmocht. Is dan God niet de Almachtige , ? En waar is dan die voorzienige liefde, dat Hij toch den Dood begaan liet, meer nog den Dood tot u zond, en uw kranke aan hem overliet?

Neen, zeg, dat de Dood er om en door de zonde is. Word geraakt in uw consciëntie. En beken, dat Gods schrikkelijke toorn in dat sterven wrocht. Zóó kunt ge bij uw dooden althans voor Gods heiligheid beven. Maar van voorzienige liefde te bazelen, als God den bitteren Dood het liefste wat ge op aarde hadt van u Iaat wegrooven, dat ge het lieve leven voor uw oogen verdorren, vergaan en verslinden ziet, dat is liegen tegen uw eigen hart.

Dat kunt ge in de oprechtheid uwer ziele niet.

Dat is spelen met woorden tot op het graf

Maar nu komt Gods Woord, en dat Woord keert het, zonder iets, iets ook maar op die harde werkelijkheid af te dingen, voor 11 om.

Geheel om.

Voor uw lichamelijk oog is het zóó en niet anders. Maar ge hebt ook een oog in uw ziel. Een oog dat stekeblind blijft, sn geen enkelen lichtstraal opvangt, en niets ziet, totdat God u bekeert, en geestelijk ziende maakt.

En dan ontsluit zich voor dat oog in uw ziel ook eert werkelijkheid, maar een werkelijkheid die vlak omgekeerd is, en die u toont, niet hoe de Dood het leven verslindt, maar hoe juist in bet sterven het sterfelijke verslonden wordt door het leven.

Hoe dat kan} Niemand die het u ontraadselt. Maar het kan en het is zoo in Jezus. In dien Wonderbare die zelf den Dood aangreep en den Dooi dwong Hem tot de heerlijkheid door te laten, en achter zich den - ^Qg openhield, opdat de Dood al de Zijnen ongemoeid en ongehinderd in de heerlijkheid achter Hem zou laten volgen.

Het leven, het waarachtige leven, is te machtig, om in dezen aardschen tabernakel gebonden te blijven. Het kan hier de wieken niet ontplooien. En daarom het leven moet ten slotte dat aardsche, dat sterfelijke van zich afschudden, om tot zijn hoogere werkelijkheid door te dringen. Het moet zich uit dat sterfelijk lichaam losbreken. En dat losbreken is ontzettend om aan te zien. Maar dan komt het leven ook waar het zijn moet. Dan ontplooit het zich in volle majesteit. En dan heeft juist daartoe dat leven eerst het sterfelijke moeten verslinden.

Voor het oog, dat uit uw ziel in de eeuwigheid gluurt, ligt het doode lijk er dan ook niet als een teeken dat de Dood een triumf heeft behaald, maar als een zegeteeken van het leven.

Het is de gebroken schaal, en juist het gebroken zijn van de schaal, toont dat het leven nu vrij wierd en ademt in hooger dampkring.

Dat verbroken zijn van liet lichaam, anders zoo hard en wreed, is nu teeken van vrijmaking, zichtbaar, tastbaar bewijs dat het leven den sterflijken band heeft losgerukt.

En dat zich losbreken uit het sterfelijke, om zich nu in heerlijkheid te ontplooien, dat kon uw doode zelf niet doen, en dat kunt gij niet doen, als ge eens zelf sterft, maar dat deed, dat doet de Levensvorst, dat doet uw Jezus, als er leven in u is, en als ge in Hem, in zijn leven zijt ingelijfd.

Het is niet uw doode die hier sterft, en Jezus op verren afstand, en uw doode die nu naar Jezus toegaat. Neen, Hij was er bij. Hij deed het. En toen de Dood u hoonend tegenlachte, als had hij overwonnen, lachte uw Heiland u zieiverrukkend toe, èn toonde u de kroon, den palmtak der overwinning.

Wie daar buiten staat, die is er hard aan toe. Wie niet gelooft, komt als hij sterft om. De Dood houdt hem. En alleen met het zelfbedrog van bloemkransen en zinledige phrasen kan, wie zoo zijn dooden sterven ziet, nog van vertroosting en van hope spreken. De roekeloosheid is dan ook zoo ontzettend van wie zelf voor Jezus' roepstem de ooren toestopt, en bij anderen zelfs het beginsel des geloofs in Jezus zoekt af te breken.

Hun ontwaken in de eeuwigheid zal zoo doodelijk angstig zijn!

Gods kinderen verstaan dan ook in gewone dagen van verre niet, wat genade hun geschied is, dat ze gelooven mogen, en als ze hun lieven sterven zien, mogen weten, dat ze in Jezus waren ingelijfd.

Want dat neemt wel het bange van het krank zijn, en het harde van het sterven, en het kille van het graf niet weg. Dat alles blijft. En het gemis en de verlatenheid volgen, en de wonde in het hart moet bloeden.

Maar naast en boven dat leven in het zichtbare met zijn wee en diepe smarten staat ook die andere werkelijkheid, die nóg zekerder is, dan wat u hier tranen doet schreien, en uit die werkelijkheid straalt u heilige vreugde, hemelsche vrede tegen. Een gewaarwording die zoo sterk kan zijn, dat het ook in u wordt zooals het in de ziel van Paulus was, toen hij schreef: Ik heb meer behagen, om uit het Hchaam uit te wonen, en in te wonen bij den Heere.

En zeg nu niet, dat aan zulke geloofstaal het ziekelijke kleeft, want dat wie zoo er aan toe staat, ongeschikt wordt voor zijn taak hier beneden.

Zeker dit is zoo, als ge in uw God en uw Jezus slechts heilige Wezens aanbidt, die er zijn, om u te helpen, u te redden, en u ten eeuwigen leven in te leiden. Als gij het middelpunt wilt zijn, en Gods heilig bestel naar u Iaat rekenen.

Maar zoo is het niet, als ge met uw dooden en met wie u bleven, weet alleen om God en voor zijn heiligen Naam te bestaan, beide in leven en in sterven, hier en in de heerlijkheid.

Hij onze Vader en wij zijn kinderen; Hij de Heere, en wij zijn dienstknechten en dienstmaagden.

Want dan is het leven hier alleen zóó lang goed, maar dan , ook zóó lang onafwijsbaar plicht, als v/e hier Zijn iverk werken, en aan de taak die Hij ons gaf arbeiden mogen.

Dan zijn v: i gcb: ïift^-É®i Hem te dienen, en wedergeboren met geen ander doel dan dat we Hem in den Zoon zijner liefde verheerlijken zouden.

Dan schonk Hij ons het geloof, niet om óns te zaligen, maar opdat Hij in onze zaligheid Zichzelven groot zou maken.

Dan is ons leven des Heeren, hetzij we hier nog blijven, hetzij we de eeuwigheid ingaan.

En dan komt óns sterven, en dat onzer lieven nooit anders dan op dat oogenblik, en nooit anders dan onder die omstandigheden, die Hem uw God geboden waren voor de voleinding van zijn raadslag, en voor de eer en prijs zijns Naams.

En zeg dan vrij, dat er zóó het geween van den avond en het gejuich van den morgen is in hetzelfde hart.

Zoo gemengd is het innerlijk leven voor een iegelijk die met de zijnen alleen voor zijtt God wil bestaan.

Een weenen om de snijdende pijn die het gewonde hart voelt, en toch uit datzelfde hart een toon des gejuichs en des lofs opgaande voor wat God aan zijn doode, die van hem ging, bereid heeft, en hem aan vertroosting, aan liefde en aan heilige roeping ook voor dit leven achterliet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1899

De Heraut | 2 Pagina's

„Net sterfelijke van het leven berslonden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1899

De Heraut | 2 Pagina's