GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het preêklezen geeft Ds. Fernhout in de Utr. Kerkbode dit als tweede artikel:

Wat het preêklezen in minachting brengt en voor de stichting der gemeente onvruchtbaar maakt, is vooral de slordige wijze waarop het door sommige — niet alle, maar wèl vele — kerkeraden wordt be­ handeld

handeld. Gewoonlijk gaat men al aanstonds in de keuze van den broeder die voorlezen zal, niet met de noodige zorg te werk.

Men begint dan met het als een wet van Perzen en Meden te beschouwen, dat de predikatie moet gelezen worden door een ouderling. Of er onder de ouderlingen — in zeer veel gevallen niet meer dan twee of drie in getal — wel gave of bekwaamheid voor dit werk is wordt niet gevraagd. Al veel, als er op gelet wordt, v/ie van de ouderlingen er vergelijkenderwijs het meest geschikt voor is. Vaak wordt, als iets dat van zelfspreekt, het wei'k over de beschikbare broeders verdeeld: de één doet het des morgens, de ander des avonds; of men heeft beurtelings elk zijn Zondag.

Tegen deze manier van doen zou nu niet het minste bezwaar zijn, als elk broeder ouderling de gave had om goed d. w. z. eenvoudig, waardig, duidelijk, levendig en stichtelijk voor te lezen.

Want het spreekt van zelf, dat de ouderlingen de eerst-aangewezen personen zijn om, bij ontstentenis van den dienst des Woords, de gemeente door het voordragen eener leerrede te stichten.

Mits ze er dan ook de gave voor hebben.

En dit is niet met alle broeders ouderlingen het geval.

Men mag het ook niet vergen.

Want het met duidelijke stem, met juiste intonatie en op levendige wijze voordragen van een predikatie, behoort niet tot de vereischten die de - Schrift voor de bediening van het ouderlingschap stelt.

Het zou anders in tal van kerken ook onmogelijk zijn het noodige getal ouderlingen, we kunnen gerust zeggen: ook maar één enkelen ouderling, te vinden.

Want goed lezen, goed voorlezen bovenal, is niet ieders werk. Daar is nog bij lange na niet aan toe wie eenige vaardigheid kreeg in het bijeenzoeken van de letters tot een woord en van woorden tot een volzin.

Onder de bejaarde lieden, tot wie de meeste onzer ouderlingen behooren — met de jongere staat het in dit opzicht wat gunstiger — zijn er op de honderd geen tien die een stuk uit de courant in liun gezin, laat staan een predikatie in de gemeente, op natuurlijken, frisschen toon kunnen voorlezen.

Redenaar of declamator behoeft wie een preek zal voordragen, niet te zijn. Maar de eisch dat hij vlot, met de noodige afwisseling van toon, levendig en waai-dig voorleze, mag hem toch gesteld. Hij moet in elk geval zóó lezen, dat elk van de hoorders niet maar van woord tot woord weet wat hij zegt, maar dat het gelezene ook toespreekt, boeit, aangrijpt en sticht.

We weten wel, dat men in vele kringen hier niet zoo om geeft en het in den grond wel wat ongeestelijk en wereldsch, haast wat komedieachtig vindt om er den nadruk op te leggen.

Maar van wie zóó oordeelt zouden we willen weten, of het dan óók ongeestelijk was van den Heere onzen God, dat Hij in onze menschelijke stem zulk een wondere buigzaamheid en zulk een rijkdom van klank legde.

Heeft Hij niet juist daarin onze menschelijke spake tot een zoo fijn werkend en machtig instrument gemaakt voor de uiting van onzen eigenen en voor bewerking van anderer geest?

Of zou het zijn bedoeling zijn geweest, dat wèl de wereld, dat wel het rijk der duisternis, maar dat niet zijne Kerk en dat niet zijn Koninkrijk, dit keurig geslepen wapen der menschelijke stem zou gebruiken ?

Maar het tegendeel blijkt duidelijk uit het feit, dat God de Heere juist het WOORD, het gepredikte Woord bestemd heeft, om zijn Kerk te vergaderen en te bouwen en om zijn Koninkrijk uit te breiden.

Ach, wanueer zullen we toch geestelijk genoeg zijn om het natuurlijke recht te waardeeren, en onnatuurlijkheid aan te zien, niet voor vroomheid, maar voor ö«vroomheid!

Onder gereformeerden moesten deze dingen niet meer gezegd behoeven te worden. En onder gereformeerden moet het vaststaan dat niet ieder, ook niet elk ouderling, bekwaam is om goed en stichtelijk een predikatie te lezen.

De Kerkeraden moeten ook hierin met zorg te werk gaan en de gave nemen en eeren waar God ze geeft.

Is er dan iemand onder de B.B. Ouderlingen, die bekwaam is voor het werk — des te beter. Is er onder hen geen geschikt preekiezer — goed. dan elders gezocht. Niet alleen onder de B.B. Diakenen, maar ook onder de gemeenteleden. Want er is geen enkele reden denkbaar, waarom niet óók een lid der gemeente buiten het ambt, dit werk zou mogen doen.

Zóó gewent men er aan elke gave in de gemeente haar recht te geven en breekt men met den sleur die altoos alles van den kerkeraad hebben wil. Natuurlijk dat het voorgaan in de gebeden altoos het werk van één der onderlingen blijft, en óók, dat de kerkeraad nooit de keuze van den leerstof uit de handen geeft.

Ook deze opmerkingen kunnen in veel wat slecht geregeld is betere orde brengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1899

De Heraut | 4 Pagina's