GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN BEZOEKER,

XXVII.

Op een donkeren herfstavond, terwijl het motregende, en er buiten geen geluid vernomen werd, hoorde Geertje, die ter ruste wilde gaan, den wachthond, die dicht bij 't huis vastlag, plotseling aanslaan. Nieuwsgierig luisterde zij, en vernam weldra voetstappen; ook scheen er gesproken te worden en een hek geopend. Zij vernam toen echter niets meer, en ging ter rust.

Het blaffen van den hond in het late avonduur, had den knecht, die 's avonds altijd open deed, uit den dommel gewekt, die zijn slaap inleidde. Hij sprong van zijn stoel op, en ging den tuin door, benieuwd wie daar nog wezen mocht Hij wachtte zich echter wijselijk wel 't hek te openen, en riep: „Wie daar? ”

„Een arm mensch, die voor een nacht onderkomen vraagt al is 't maar in een hoekje van de schuur. Morgen vroeg ga 'k weer heen.”

„Dat gaat niet, vrind! We konden dan 't huis wel vol krijgen, en hadden geen oogen genoeg om op alles te passen. Ga naar 't dorp.”

„Ik kan niet meer, " was 't antwoord, dat met zwakke stem werd gegeven. „Ik had gedacht van daag Amsterdam nog te halen, maar 't gaat niet. Laat mij, om Gods wil, hier van nacht rusten. Ge zult geen last van me hebben, en 't is maar voor eens.”

„Ja, dat zeggen jelui allemaal, 't Krioelt hier van landloopers en zwervers, 't Staat den heelen dag van bedelaars en landloopers niet stil. 't Is hier geen herberg.”

„Maar ik ben geen bedelaar, " sprak de ander, rillend van den kouden nachtwind. „Ik ben een oud-militair en kom uit den oorlog. Ieder mag mijn papieren zien.”

Deze woorden schenen op den knecht indruk te maken. Hij was zelf vroeger in 's lands dienst geweest, eer hij bij den kapitein, die liefst oud gedienden had, huisknecht werd. Een oud-soldaat af te wijzen, dat mocht niet, en hij sprak:

„Wacht even; ik kom weerom.”

Hij liet het hek gesloten, maar keerde weldra terug met een lantaarn, waarin een lichtje brandde. Achter hem liep een man van hooge gestalte, en met een degen op zij. Dit was de kapitein zelf. Het hek ging open, en de vreemdeling mocht binnen. Met den knecht naast zich, werd hij geleid naar de bovenkamer, waar ook de heer des huizes verscheen, met een gezicht zoo deftig, als moest er scheepsraad worden gehouden.

De onbekende mocht op een bankje gaan zit ten tegenover den kapitein, die hem met strenge blikken opnam. Veel gevaar scheen althans van dezen zwerver niet te duchten. Hij was mager, en zag er bleek en zwak uit. Aan den eenen voet was hij, gelijk bij 't loopen reeds gebleken was, kreupel. Zijn schamele kleedij, die echter niet haveloos was, getuigde van veeljarigen dienst. Krijgshaftig zag de vreemdeling er thans allerminst uit. Doch toen hij op een gebiedenden wenk van den kapitein opstond, en de verlangde papieren overreikte, bewezen houding en manieren van den zwerver duidelijk, dat de man in 't leger geweest was, en wist hoe zich tegenover zijn meerdere te houden.

De kapitein liep de papieren even door. De uitslag van het onderzoek was blijkbaar bevredigend. Hij stond op en sprak:

„In orde. Mijn bediende weet het overige. Gegroet!

De man maakte het militaie eerbewijs, terwijl de huisheer statig het vertrek uitschreed. Zoodra hij weg was, zei de knecht, minder plechtig:

„Hoor eens ouwe, de dienst heeft je geen goed gedaan, wat je mij slacht. Ik ben blij dat ik er af ben. Waar heb je gelegen? ”

Doch er kwam geen antwoord. De bezoeker was achterover op zijn bankje tegen den muur gevallen, en lag daar doodsbleek en als dood. Blijkbaar was hem de inspanning, na al de geleden ontbering, te groot geweest.

De knecht, die meer in zijn leven had bijgewoond, begreep wat er gaande was. Hij liep ijlings heen, en keerde terug met een glas brandewijn, De bezoeker was intusschen weer wat bijgekomen. Hij dronk het glas half leeg, en ging toen, van den knecht verzeld, naar de keuken, waar 't nog lekker warm was.

„Kom nu eens wat bij, " sprak de bediende, , , ik ga wel buiten mijn orders, maar anders ga jij dood. Ziedaar, eet wat."

Hij zette een paar sneden brood neer, een stuk worst lag er bij, en de ander liet zich niet lang nooden. Recht smakelijk zat de man te eten, en zijn blik bewees genoegzaam, hoe dank zijn hart vervulde. Dat de bezoeker vooraf gebeden had verbaasde den knecht. Landloopers deden dat gemeenlijk niet. Wie was die man dan toch, want ook militairen, helaas, waren juist niet altijd bidders. Met welgevallen zag de bediende, hoe de oude wapenbroeder langzamerhand weer op zijn verhaal kwam.

’t Zal den lezer misschien verwonderen, dat de knecht, die toch niet hardvochtig, eerst den zwerver zoo onbarmhartig, in nacht en kou, had willen afwijzen. Maar gij moet weten, vrienden, dat zwervende bedelaars en landloopers, die 't nog soms lastig genoeg maken, toen een ware plaag konden heeten, vooral op het platteland en voor eenzaam liggende hoeven en huizen. Reeds keizer Karel V had in deze tijd al dergelijk volkje, bedelaars, „rabauwen en huislooze knechten" uit het land gebannen binnen drie dagen. Maar na drie, ja na honderd jaar waren ze er nog, schoon de scherprechter macht had, hen te grijpen en te geeselen. Aan wie zonder verlof bedelde moest in dien tijd een teeken gesteld worden. Men spleet hem namelijk den neus, wat zeker wel doeltreffend was om hem kenbaar te maken, maar ook afschuwelijk wreed. Verlof om te bedelen kregen alleen gebrekkigen, als ze er om vroegen.

Ook later ging men streng tegen de landloo­ pers te werk, en v/erd er zelfs nu en dan door de dorpsschouten of burgemeesters jacht op hen gehouden.

In de steden lei men 't weer anders aan. Ook daar werden strenge bevelen tegen bedelarij gegeven en plakkaten afgekondigd. Maar de lastige gasten waren vaak Oostindisch doof; d. w. z. als sommige volken in de Oost, die de vingers in de ooren stoppen, als er iets gezegd wordt, dat hun niet aanstaat. Dan nam men echter andere maatregelen. Wie herhaaldelijk op overtreding was betrapt, werd b.v. naar de banpaal gebracht. Dat was een paal of zuil aan de uiterste grens van het rechtsgebied der stad geplaatst, die aanwees tot hoe ver, zij die buiten de stad gebannen waren, haar mochten naderen. Dit stond er soms in 't Latijn en in 't Nederlandsch op (gelijk men nog zien kan op den paal aan den Amstelveenschen weg niet ver van onze hoofdstad). De bedelaar werd dan met zijn oor aan de paal gespijkerd, en moest maar zien hoe hij er af kwam. Ook wel werd hij, bij dien paal, eenvoudig met een pak slaag of zoo iets buiten het stadsgebied gejaagd.

Tegen wie te lui was om te werken, paste men, naar verhaald wordt, soms dit middel toe. Men plaatste den luiaard in een put die weinig water bevatte, doch waarin telkens meer liep. Er was echter in de put een pomp. Wilde nu de trage man boven water blijven, dan moest hij pompen of hij wilde of niet. Zoo leerde hij werken en daardoor in letterlijken zin het hoofd boven houden.

AAN VRAGERS.

A. F. te S.

Met den naam Pella duidt men drie plaatsen aan.

De eerste lag in het oude Macedonië, en ligt nu in puin, niet ver van Janitza.

De tweede lag in Palestina, in 't Over-Jordaansche. Daarheen vluchtten kort vóór de vernieling van Jeruzalem de Christenen uit de hoofdstad; zij vonden er een veilige schuilplaats.

De derde ligt in Amerika, en is een 50 jaar geleden gesticht door de Nederlandsche „afgescheidenen", die, geleid door Dr. Van Raalte, zich in de nieuwe wereld vestigden. Zij noemden hun nederzetting Pella, in verband met het bovenstaande, om aan te duiden dat zij, hier een veilige wijkplaats hadden gevonden.

In hoever de naam nu past op 't nieuwe huis waarvan de vrager spreekt, is alleen te beoordeelen, als men meer weet dan hij meldt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's