GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN DE STILTE.

XXXIV.

Zoo als bleek, had de teruggekeerde een wandeling gemaakt, die hem, althans naar 't lichaam, geen goed had gedaan. De koster was Geertje's moeder even vooruit gaan waarschuwen, dat er iemand was om haar te spreken. Moeder, die in 't gasthuis vaak zelf zulke boodschappen had over te brengen, die gewoonlijk weinig goeds voorspelden, dacht niet anders ot er was een ongeluk gebeurd, met Geertje wellicht, en verschrikte hevig.

Nu trachtte wel de koster haar te doen be daren, doch toen toen hij zei, dat iemand op haar wachtte, dien zij heel lang niet gezien had, ontstelde de vrouw nog meer. Zij sprong op, rukte de deur open van het vertrekje, waarin gemeenlijk de bezoekers werden gelaten, en trad metterhaast binnen. Daar zat haar man, hij, dien zij in zulk een reeks van jaren niet had gezien. Ja, 't waren zijn trekken, die zij zag, hij was het wel, maar overigens. — Kon dit dezelfde man zijn, die 't vroeger tegen drie opnam? Hoe was hij veranderd, vermagerd, neergebogen. Hij strekte de armen bevend naar haar uit, doch eer hij op kon staan, was zijn vrouw naast hem gezeten, en hield hem omvat. Toen echter begaven ook haar de krachten, en viel zij bewusteloos op zijde. Gelukkig was hulp hier spoedig bij de hand. Een half uur later zat het drietal in de kamer die moeder bewoonde, en wat daar voorviel laat zich beter denken dan beschrijven. Al kon de teruggekeerde niet veel spreken en al was zijn vrouw hevig ontroerd gelijk hij, toch kon hij haar vergeving vragen, voor al 't verdriet haar aangedaan, en begreep zij zeer spoedig, dat haar man ook naar den geest een geheel andere was dan vroeger. Er viel veel, zeer veel te verhalen weerzijds. Doch de koster begreep wijselijk, dat het beter zou zijn, als dit eerste bezoek niet te lang duurde l en wees er dus op, dat zijn tijdelijke gast wel Z zou doen met eerst een poos uit te rusten. Dat v nu was voor elk die hem zag zoo duidelijk, a dat de raad werd gevolgd, en afgesproken, dat l moeder zoo spoedig zij kon komen, en men dan gezamenlijk overleggen zou wat te doen.

Dat bleek al spoedig makkelijker gevraagd dan beantwoord. De vader, die blijkbaar vooreerst niets kon doen, en rust en verzorging noodig had, kon bij den koster moeielijk blijven, die zelf een zieke had te verzorgen. Men had gelukkig in dien tijd niet zoo groot een aantal menschen als thans, van wie men eveiimin kan zeggen, dat zij bepaald ziek als dat zij gezond zijn, die niet te bed liggen maar toch evenmin kunnen werken. Voor dezulken wordt thans veelal door barmhartige Christenen gezorgd, doch destijds — toen zij er toch ook waren — wist men daar minder van. Gelukkig, althans in zekeren zin. bleek vader ziek genoeg, om hem recht te geven op een plaats in 't gasthuis, wat door voorspraak van een heer, bij wien de koster bekend was, dadelijk gelukte. Moeder kon nu ook nog iets voor hem doen. Als hij beter was, zou men weer verder zien.

Op Geertje had al wat zij gehoord en gezien had diepen indruk gemaakt, en de vrije dagen die zij nu eens in 't gasthuis dan op de Anjeliersgracht doorbracht, waren zoo al geen vtoolijke toch zeer gezegende, gelijk later blijken zou. De Schrift zegt, dat door de droefheid des aangezichts het hart gebeterd wordt. Dezelfde Schrift spreekt ook van een „droefheid naar God, " gelijk die veelal ontstaat, wanneer de Heilige Geest iemand duidelijk maakt, dat zijn weg uitloopt op het eeuwig verderf, en hij dus begrijpt, dat hij van dien weg af moet. Dit is nu niet omdat de dienst van God iets droevigs is of God er behagen in schept den mensch bedroefd te maken. Integendeel de Bijbel leert ons, dat God de menschenkinderen niet plaagt of bedroefd van harte, dat wil zeggen uit lust en louter om te bedroeven. Een zeker dichter zegt terecht:

De Heer plaagt niet uit lust tot plagen. Genezen is Zijns harten lust: Zijt gij vermoeid door 'sHeeren slagen. Gij vindt ook aan Zijn voeten rust.”

En zoo is het: „Als Hij bedroefd heeft zal Hij zich ontfermen, " zegt de Schrift wederom. Dat moeten we goed vatten. Onze zonde is de oorzaak der droefheid. God werkt straks de vreugde, als wij 't van Hem bidden en op Hem hopen. De droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid, zegt Paulus, en voor dit laatste mag men, om zoo te zeggen, wat over hebben. Reeds de oude heidenen gevoelden, dat het niet anders gaat of anders kan, en zeiden daarom zeer schoon: Per aspera ad astra, d. w. zlangs ruwe en moeilijke wegen opwaarts, omhoog.

Toen Geertje in haar dienst was teruggekeerd, iverd zij aanstonds door baar heer, den kapi­ tein, ten gehoore ontvangen. Zij moest verslag doen van al haar wedervaren, zoo goed zij dat kon, en kreeg ten slotte de verzekering, dat zij „als een brave deern" gehandeld had en nu maar altijd goed moest oppassen. In de keuken bij de kameraads, werd zij met vragen bestormd, meer dan haar lief was. De ant woorden die zij gaf, schenen dan ook niet te voldoen, wat toegeschreven werd aan den indruk, dien al 't gebeurde op Geertje gemaakt had.

Doch toen zij na twee dagen nog stil bleef, en niet meer zoo veel schertste en lachte als voorheen, werd haar al gauw gevraagd, of zij ook „fijn" was geworden als haar vader, 't Ging moeilijk daar antwoord op te geven, en de dienstboden schenen van de leer: „Wie zwijgt stemt toe." Zoo werd dan Geertje al heel spoedig, gelijk het bij wereldsche menschen gaat, buiten den gezelligen kring gesloten, en beschouwd als iemand, waar niet mee te redeneeren meer viel. 't Is niet aangenaam zoo beschouwd en behandeld te worden, vooral wanneer men niemand 'heeft om zich bij te troosten of te sterken, 't Is goed, dat men zich dan als David kan sterken in den Heere zijn God, en dus leeren, hoe hij , , een lieflijke troost is, " gelijk een ge loovige uit vroeger eeuwen het zeer juist heeft gezegd.

Doch Geertje gevoelde dit niet zoo aanstonds. De woorden, die de juffrouw tot haar had gesproken, al wat zij van vader had gehoord, de wonderlijke leidingen des Heeren die zij had aanschouwd, dat al had haar in 't hart gegrepen, en haar doen zien, dat zij op een verkeerden weg was, dat er een ander en begeerlijker goed is, dan zij tot nu toe had gezocht. Hoe verkeerd en zondig zij had gehandeld door dien weg te bewandelen, en dat terwijl zij beter wist, werd haar even duidelijk als 't haar nog onbegrijpelijk was, dat ook zij dat heerlijk goed ooit zou kunnen deelachtig worden. Want hoe meer iemand leert inzien, dat hij moedwillig van God is afgeweken, hoe minder hij kan gelooven, dat die God hem zoeken zal. Dat is dan ook altijd een groot wonder van Gods genade, 'twelk door het geloof wordt verstaan, wanneer wij uit het Evangelie hebben geleerd hoe het kan; door het geloof, dat al deze dingen zoo zijn, en dat God ze gewerkt heeft voor zondaren, voor die Hem haten en weerstreven.

„Als ik in den hemel kom, " zei eens een vroom man, „zal 't grootste wonder in mijn oogen wezen, dat ik er zelf ben.”

Daarin ligt zoo al geen volkomen, dan toch een zeer diepe waarheid, daar de vrienden en vriendinnen wel eens over denken mogen.

AAN VRAGERS.

Onze lezer M. F. J. te A. schrijft:

Ik lees in 2 Corinthe 11 : 24: Van de Joden heb ik veertig s\a, gea min een vijfmaal ontvangen.

Iste vraag: Was het bij de Joden de gewoonte, wanneer zij slagen toedienden, altijd een oneven aantal toe te dienen ? zoo als hier staat, veertig min een, zoo ja, waarom?

2de vraag: Waarom zou Paulus niet direct gezegd hebben: Van de Joden heb ik negetiendertig slagen vijfmaal ontvangen?

Antwoord. Wij lezen in Deut. 25 : 3 met betrekking tot den schuldige:

„Met veertig slagen zal hij hem doen slaan. Hij zal er niet toedoen; opdat niet misschien, zoo hij voortvoere, hem daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan voor uwe oogen verachtelijk gehouden worde.”

De Joodsche uitlegging van dezen tekst kwam er door een spitsvondige redeneering toe, dat slagental op 40 min i, d. i. 39 te bepalen. Dat geschiedde opdat men den schuldige toch niet meer slagen zou geven dan de wet toeliet; gaf men hem er 39, dan was dat gevaar niet groot. De tekst spreekt echter bepaald van 40. Doch daar bij de straf, die in de Synagoge veelal werd voltrokken, altijd 40— i slagen werden gegeven, bleef de spreekwijs, die ziet op het oorspronkeijk gebod en de toepassing beide, in zwang. oo bedient ook Paulus er zich van. Het is oorts weer een der vele bewijzen voor de waarchtigheid van zijn brieven, en van heel de Hei­ ige Schrift.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1900

De Heraut | 4 Pagina's