GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BEZIJDEN.

XL.

Een paar dagen na den Zondag waarvan we spraken, vroeg de juffer van 't hof aan Geertje, hoe het haar bevallen was, en of zij lust had, nog eens mee te gaan naar vader Van Slijpe.

„O heel graag, " was 't antwoord, „maar ik hoop niet, dat mij weer zoo een vraag wordt gedaan; ik durf er toch niet op antwoorden.”

„Dat zal wel komen kind, " zei de juffrouw, „als je maar eerst meer kennis hebt. Ik heb er wel meer op onze oefening gezien zoo als jij, en nu weten ze toch wel van des Heeren wegen te spreken.

„Maar, " zei Geertje, „waarom gaan die menschen niet naar de kerk. Is het daar dan niet goed? ”

„O zeker, maar zie je, op 't gezelschap of in de oefening hooren we nog wat anders, en dat is juist wat we noodig hebben. In de kerk krijgen we dat zoo niet, althans niet voor ons, zoo als we 't graag hebben. Je zult dat misschien later beter inzien.”

Geertje zag het voor 't oogenblik nog niet in, en dat was minder te betreuren. Er waren toen, gelijk vroeger en later, mannen en vrouwen, dikwijls innig vrome menschen, die meenden dat de kerk niet voldoende leerde, of liever, dat zij niet kregen, al wat ter zaligheid noodig is. Niet dat zij de prediking slecht vonden, maar zij noemden die „lichte kost, " d. w. z. onvoldoende voor het ware volk des Heeren, en niet toereikend, om den honger der ziel geheel te stillen. Zoo zoch ten zij dat dan buiten de kerk te doen. Meestal vereenigden zij zich ook om een of ander man, soms ook een vrouw, die de gave bezat om over Gods Woord te spreken, en dat dan deed op de wijze die zulken hoorders aanstond.

Zoo liet men dan den dominee in de kerk preeken, en zocht zelf op andere wijs en plaats het Evangelie te vernemen. Dat nu is te begrijpen en goed te keuren, als b.v. de waarheid niet wordt verkondigd. Maar daarover liep het niet. Menschen als de juffrouw van 't hofje en vader Van Slijpe, bleven niet uit de kerk, omdat er dingen werden verkondigd, die tegen het Woord streden, maar omdat zij meenden, het beter en dieper in te zien dan de leeraar. Zij pasten heel verkeerd, het woord van den psalmdichter toe: Ik ben wijzer dan al mijn leermeesters. Hun fout was, dat zij zich wel richtten naar Gods Woord, maar tegelijk naar hetgeen zij gevoelden, of ook wel meenden te gevoelen en te ervaren.

De Schrift zegt ons, dat men met /lei hart gelooft, en wederom dat die gelooven den Heere Christus liefhebben. Daaruit blijkt, dat de kinderen Gods niet zijn zonder gevoel en niet enkel uit hun verstand leven. Maar verkeerd is het op dat gevoel af te gaan, als op iets dat onbedriegelijk is. Onbedriegelijk is alleen het Woord van God, gelijk Hij die het gaf. Ons gevoel wisselt telkens, maar de Heere God zegt:

Ik de Heere word niet veranderd, daarom zijt gij, kinderen Jakobs, niet verteerd. En zijn Woord is even onveranderlijk als Hij. Hoe iemand zich ook gevoelt, des Heeren Woord wankelt of wijkt daardoor niet. Er zijn echter altijd menscheij geweest, vrome menschen, die daarin dwaalden, dat zij naast dit Woord nog iets in zich zelf wilden vinden, ook al begrepen zij dat niet. En zoo ging 't ook hier. Werd in de kerk het Evangelie verkondigd, dan was dat wel goed, maar hun niet voldoende. Zij hadden 't onder elkaar, meenden zij, veel beter dan in de kerk. Meestal bestonden de kringen waarin dezulken saamleefden, een tijd lang, tot er ook daar weer ontevredenen opkwamen, of de voorganger stierf, of men in twist geraakte. Doch telkens vormde men weer nieuwe, en ze zijn er op 't oogenblik nog.

Dat echter 't houdea van zulke samenkomsten, naast de kerk of eigenlijk er tegenover niet deugt, begrijpt gij. Wel ging het er stichtelijk en vroom toe en werden er vaak zeer goede dingen gezegd en gehoord, doch er ontstond ook wel kwaad uit: Hoogmoed, eigengerechtigheid, verdeeldheid en ook vaak veel verkeerde leer, terwijl dikwijls de onkunde er werd gevoed. Als in de kerk des Heeren 't Woord wordt verkondigd, is daar onze plaats, en 't is zeker beter als men iets heeft, er met den dominee over te spreken, dan de kerk ledig te laten staan. Willen vrome lieden met elkaar buitendien nog saamkomen, welnu, dat is heel goed, maar dan niet, om als 't ware een eigen kerkje te hebben, 't Is overigens wel jammer, dat de rechte samenkomsten er thans niet meer zoo zijn als vroeger.

Dat Geertje dit alles nu duidelijk inzag, betwijfel ik zeer. Toch kon zij niet geheel vrede hebben met het gezelschap. Nadat zij er een paar malen was geweest, kreeg zij meer vrijmoedigheid. Toen vader Van Slijpe kort daarop — de juffrouw had het hem in stilte verzocht — eens aankwam, geraakte hij al spoedig met het meisje in een zeer ernstig gesprek over haar toestand. Sinds Geertje 't gezelschap had bezocht, was zij al meer onder den indruk gekomen van haar zonden en haar schuld voor God. Doch tot raad, troost en bemoediging had zij weinig vernomen. Zij bespeurde nu echter, dat dezelfde voorganger, wiens woorden haar vaak hadden doen beven, ook van andere dingen wist te spreken, dan van schuld en oordeel, namelijk van verzoening en vrijspraak door de gerechtigheid van Jezus Christus. Daaraan nu had Geertje, wier hart verbrijzeld was onder de krachtige hand Gods, juist de meeste behoefte. Zoo werden haar de woorden van vader Van Slijpe — die 't zelf maar niet van hooren zeggen had — tot een hemelschen en eeuwigen zegen. Had zij zich zelf leeren kennen als een verloren zondares, zij leerde nu ook den Heere Christus kennen in al Zijn genoegzaamheid, zijn rijkdom van genade. Hem, den Rechtvaardige, die voor de onrechtvaardigen heeft geleden, die gestorven is voor de goddeloozen.

Zoo ging in de ziel van het meisje het waarachtig licht op, en daarmee begon het nieuwe leven. Had zij de wereld, haar begeerlijkheid en ijdelheid lief gehad, thans was haar hart door de vernieuwende kracht des Heiligen Geestes, gewend tot de eeuwige, blijvende, onbedriegelijke dingen. Zij kon met den man, van wien het Evangelie, verhaalt, zeggen: „Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.”

AAN VRAGERS.

Op de vraag, of er twee dan wel drie tempels te Jeruzalem zijn geweest, dient tot antwoord:1. dat er nooit twee of drie tegelijk waren; 2. dat men zoowel van twee als van drie tempels, den een na den ander kan spreken, 't Is er zoo mee gelegen:

Salomo bouwde den eersten tempel, die ruim 400 jaar stond, en door Nebukadnezar werd verwoest.

De Joden, uit de Babylonische ballingschap weergekeerd, bouwden den tweeden tempel omstreeks 500 vóór Christus.

Deze tweede tempel nu werd door Herodes geheel verbouwd, verfraaid en vergroot, in dier voege, dat men van een derden tempel kon spreken, 't Was echter geen nieuwe, gelijk de tweede.

Deze tweede tempel werd 70 jaar na Chr. door de Romeinen vernield.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's