GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZEER JUIST.

Twee jonge lieden wandelden op zekeren morgen door het veld. 't Was in het voorjaar en zij hoorden den koekkoek roepen.

„Wel” zei Piet, „dat treft heerlijk, het roepen van dien vogel voorspelt mij geluk.”

„Kom, ’t mocht wat, " sprak Gerrit, „waarom zou hij juist tl geluk voorspellen? Ik geloof dat hij 't mij doet.”

„Ei wat, " hernam Piet, „zijt gij dan zooveel beter dan ik. Wat een verbeelding!”

„Zeg dat tot u zelf, " was 't antwoord. „Gij zijt het eerst begonnen er van te praten.”

Zoo haalde het eene woord het andere. 't Slot van de zaak was, dat zij in hevigen woordenstrijd geraakten en eindelijk met vuisten en knuisten hun twist beslechtten. Zij takelden elkaar zoo toe, dat ze ten slotte den heelmeester moesten opzoeken, om zich te laten verbinden.

Toen dit gebeurd was, verhaalden ze hem de t oorzaak van hun twist, en vroegen hem wie ge­lijk had.

„Dat weet ik niet, " • zei de ander droogjes. „Dit is zeker, dat de koekkoek tnij geluk aanbrengt in den vroegen morgen, want ik moet van elk van u een gulden hebben voor genees kundige hulp.”

Er hielp niet aan. Ze moesten betalen, en hadden nu dubbele reden om na te denken over hun dwazen twist en hun even dwaas bijgeloof.

AAN VRAGERS.

We moeten weder eenige vragen beantwoorden, en laten deze voorgaan.

De eerste vraag is, hoe men Ezra 3 : 11—13 te verstaan heeft, vooral vs. 12.

We lezen aldaar:

„En zij zongen bij beurten, met den Heere te loven en te danken, dat Hij goedig is, dat Zijne t weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israël. U En al het volk juichte met groot gejuich, als R men den Heere loofde over de grondlegging van HR het Huis des Heeren. Maar vele van de pries-l teren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste Huis gezien had den, dit Huis in zijne grondlegging voor hunne c oogen zijnde, weenden met luider stemme; maar U velen verhieven de stem met gejuich en met U vreugde. Zoodat het volk niet onderkende de stemme van het gejuich der vreugde van de k stemme des geweens van het volk; want het O volk juichte met groot gejuich, dat de stemme Jot van verre gehoord werd.”

We vinden hier beschreven de grondlegging van den iden tempel. Wat met tweeden tempel wordt bedoeld, is juist in 't vorig nummer gezegd.

Nu blijkt uit vs. 10 en vs. wa, dat de priesters en Levieten bij die gelegenheid beurtzangen zongen, dus in plechtig gezang God verheerlijkten en dankten. Het volk brak los in een luid gejuich, toen het van een nieuwen tempel de grondsteenen weder gelegd zag. Maar er klonken niet louter juichtonen. Velen ook weenden. Waarom?

Wel zij hadden den vorigen tempel, dien van Salomo, in al zijn weergalooze pracht en schittering gezien en nu, al was ook de tweede nog niet eans boven den grond, bespeurden zij toch wel uit den aanleg, de grootte, dat de nieuwe tempel, althans uiterlijk, den ouden niet evenaren zou. Daarom weenden zij, te midden van de vreugd, want er kwam een smartelijke herinnering bij, misschien ook wel bij het denken aan de oorzaken, waardoor de schoone tempel was verwoest. Zoo groot werd de weemoed, dat ten slotte vreugd en droefenis zich in gelijke mate openbaarden, de rouw niet van 't gejuich te onderkennen was; toch schijnt het gejuich het grootst te zijn geweest.

Als nu de lezer vraagt: Hoe kan dat, want de tempel was al vóór 70 jaren verwoest, zoodat die er kennis van hadden, om en bij de tachtig moesten zijn; waren er die dan zooveel? — dan is dit het antwoord:

Er zijn verschillende wegvoeringen uit Juda naar Babel geweest. De tempel werd verwoest een jaar of 15 nadat de eerste wegvoering had plaats gehad. Wie wat over de zestig was, toen hij uit Babel wederkeerde, kon dus nog best heugenis hebben van Salomo's tempel, en dan wordt alles duidelijk.

Een tweede vraag luidt:

In psalm 84, berijmd, leest men:

Welzalig hij die al zijn kracht En hulp alleen van Ü verwacht Die kiest de welgebaande wegen. Steekt hen de heete middagzon In 't moerbeidal. Gij zijt htm bron En stort op heti een milden regen.

Is het nu goed, dat hier eerst htj staat en dan later weer hen; mo; t dat niet hem zijn?

Het is zeer zeker, taalkundig bezien, onjuist, dat men zegt hij verwacht, en tevens hen steekt de zon, terwijl toch de zin op denzelfde ziet, of anders gezegd, dat men tegelijk enkelvoud en meervoud gebruikt. Dit is te meer vreemd, wijl de'dichtmaat zeer goed toeliet te lezen:

Steekt hem de heete middagzon In 't moerbeidal. Gij zijt zijn bron En stort op hetn een milden regen.

Nu dient echter opgemerkt, dat de niet beijmde psalmen Psalm 84 : 6 en 7 aldus luidt:

Welgelukzalig is de mensch, wiens sterkte in U is; in welker hart de gebaande wegen zijn. Als zij door het dal der moerbezieboomen dooraan, stellen zij Hem tot eene fontein; ook zal e regen hen gansch rijklijk overdekken.

Hieruit blijkt, men lette b.v. op wietis (enkeloud) en welker (meervoud) vs. 6, dat ook daar et enkelvoud en het meervoud dooreen worden ebruikt. Hoe dat nu komt, bespreken we hier iet, doch in elk geval heeft de berijmer zich zeer nauw aan den tekst gehouden.

In ’t algemeen gesproken, dient hierbij nog opgemerkt, dat dergelijke overgangen niet altijd zijn af te keuren-. „Hij" in den eersten regel, duidt den mensch in het algemeen aan, ieder die zoo doet; en daarom kan het ook op allen die zoo doen, worden toegepast. Als ik zeg, de ensch is sterfelijk, beduidt dat, alle menschen zijn sterfelijk. Sierlijk echter is de overgang in en rijmpsalm niet.

Met een derde vraag sluiten we voor ditmaal: In sommige verzen worden de Nederlanders wel eens Bataven genoemd. Is dat een goede naam?

De naam Bataven, zal wel dezelfde zijn als Batavieren, en ieder weet, dunkt mij, wel wie dat aren. Hoewel het nu zeker is, dat wij de Bata ieren tot onze voorouders kunnen rekenen, zoo s het even zeker, dat verreweg de meeste Ne erlanders juist geen Batavieren van afkomst ijn. Daarom kan de naam Bataven voor Ne erlanders alleen overdrachtelijk gebruikt worden. In de Bataafsche republiek b.v. waren zeker l heel weinig Batavieren te vinden.

Wat voorts de inwoners van Batavia betreft, hoe men die moet noemen durf ik niet zeggen. atavianen lijkt sterk op een min begeerlijken aam. Bataviërs zou dus het beste zijn.

CORRESPONDENTIE.

K. K. te D. Bedoelde boeken zijn Loden teyn's „Uitspanningen." Een nieuwe uitgaaf er an is mij niet bekend, in elk geval geen die et onze schrijfwijs en spelling overeenkomt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's