Uit be Pers
Schoon, waar en aangrijpend ernstig is wat Prof. Bavinck in de Bazuin over Couperus jongste vinding schrijft:
Langs lijn»n van geleidelijkheid is de nieuwe naam, dien Louis Couperus onlangs in zijn Gids roman uitvond voor wat beter en juister het hellend vlak der zonde heeten zou.
Maar zonde is een ouderwetsch begrip, waarvoor in de moderne litteratuur geen plaats meer is Voor haar bestaat er geen objectieve wet, wier gezag volstrekt is en algemeen; geen recht, dat boven wereld en menschheid gaat; geen plichtbesef, dat in de conscientie bindt; geen zonde, die schuld is en straf eischt; geen zedelijkheid en geen godsdienst anders dan als producten van menschelijke, subjectieve ontwikkeling,
Moraal en religie, ze zijn wel goed op haar tijd. Zij zijn nuttig voor de onontwikkelden-en onbeschaafden, die er behoefte aan hebben. Maar ze zijn eene quaestie van smaak. Indien ik er behoefte aan had, zegt een der personen in den genoemden roman, zou ik den F oomsch-KathoIieken godsdienst verkiezen boven den Hervormden,
Maar de «intellectueelen' heiben er geen behoefte meer aan. Zij zijn eraan ontwassen en be schouwen ze thans uit de verte zonder persoonlijk belang. Zij staan er buiten, zij staan er objectief tegenover, leggen alleen nog een aesthetischen maatstaf aan en beoordeelen en schatten ze naar de mooie en diepe impressie, welke zij maken op het voor het schoone gevoelig gemoed.
Deze hoogen van geest toch, die de aristocraten, de uitverkorenen, de zaliggesprokenen der moderne wereld zijn, zij leven uitsluitend voor het schoone en voor de kunst, en storen zich daarbij aan geen wet of zede, aan geen conventie of moraal, aan geen sociale en klein-maatschappelijke ideeën Uit de hoogte zien zij, als een soort goden, met minachting op de anderen, op de menigte, op de wereld terneer. Want terwijl dezen wroeten in het stof is voor hen het mooi, dat wat emotie wekt en passsie kweekt, de waardige inhoud, de eenige troost, de uitsluitende zaligheid van het leven
Naar dit hooge geluk worden zij heengedreven door hun eigen aanleg en aard. Ieder menschtoch heeft zijn eigen levenslijn. Er is geen gemeenschappelijke weg, die allen voorgeschreven is; geen pad. dat allen zonder onderscheid te bewandelen hebben Ieder volge zijn eigen lijn, onbekommerd om die van anderen, welke de zijne kruisen; elk late zich drijven op den stroom, die door zijn eigen leven gevormd wordt. O hoe vaak, zoo wordt ons gezegd, als een mensch zich maar gaan liet als een bloem, als een vogel, als een wolk, als een ster: hoe vaak zou hij dan zij a geluk en zijn leven wel vinden, zooals de bloem en de vogel ze vonden, zooals de wolk wegdreef in de zon, en de ster haar hemel baan volgde
Naar dien regel loopt het leven der hoofdper sonen in dezen roman voort. Geleidelijk gleden zij langs de lijn van hun leven, zonder veel te willen, zonder veel te strijden, zelfs zonder veel te denken en zonder veel te voelen. Geleidelijk gleden zij langs den purperen rand van hun leven; hand in hand liepen zij op hun tot één gesmolten lijnen, gedachteloos aan de wetten en ideeën der menschen in fiere hoogheid levend naar hun eigen wet en in ^een andere wereld verkeerend dan in die van hun eigen sfeer.
Wat zou dit hooge leven der kunst zich dan ook storen aan het bekrompen oordeel der men schen, aan de enghartige, kleinsteedsche opinie van het publiek, aan wat door velen in onkunde gehouden wordt voor eene Goddelijke en eeuwige wet!
Als een jonge man en eene jonge vrouw saam stemmen in deze vereering van het schoone, in deze toewijding aan de kunst, waarom zouden zij dan niet samenleven en, onverschillig voor de beoordeeling der menschen, in volle onafhankelijkheid en vrijheid de lijn volgen van hun eigen leven ? Wa.-.rom zouden zij. schoon ongetrouwd naar de willekeurige burgerlijke wet, niet als getrouwden samen kunnen wonen ? Waarom zouden zij het huwelijk dat «vies"' is, verkiezen boven de passie, die mooi is en boven alle sleur en gewoonte verheven?
Er behoort eene groote mate van dichterlijke phantasie toe, om zulk een leven van twee jonge kunstenaars, indien het uit zedelijk oogpunt al geoorloofd ware, op den duur mogelijk te achten. Want er is naar waarheid gezegd, dat op den kunstberg de lucht wel hoog en droog, maar de bodem onvruchtbaar is.
Feitelijk wordt het dan ook in den roman van Couperus ieder oogenblik gestoord door ar> oede en honger, en eindelijk geheel verbroken door de geweldige mic t der zinnelijkheid, door de lijn van het vleesch, die de lijn van het kunstleven kruist door de onafwendbare noodzakelijkheid door de noodlottige almacht van den dwang van het leven, waartegen de eigen wil niets vermag In de bedwelming der zinnelijkheid verzinkt de droom van het leven der kunst.
Inderdaad is de acsthetische levens-en wereldbeschouwing tegen de macht van stofvergoding en vleeschesJienst niet bestand De ziel die geen anderen inhoud heeft dan de passie voor het schoone, wordt onverbiddelijk neergetrokken dooi de krachtige, brutale zinnelijkheid; het zware, zwarte stof der matericcle wereld verhindert haar. om op de vleugelen der kunst te varen naar omhoog.
Geleidelijk, langs lijnen van geleidelijkheid, gaat het dan van eene ideale hoogte, die misschien ^elve nog een droom en illusie was, naar de lage sferen van vleesch en bloed. Eene «stille kracht, " eene geheimzinnige kracht, een onbewuste onbe grepen drang van het bloed, die onder de oppervlakte in stilte broeit, maar eens onfeilbaar zeker tot uitbarsting komt, stuwt rusteloos voort.
En nergens is er eene kracht meer te vinden die tegenhoudt; nergens een houvast, waaraan men zich opbeuren kan Menschen worden speel ballen van het noodlot, spelingen van het toeval, golven op den oceaan van het zijn. Gedachteloos, willoos, doelloos glijden zij langs de lijn van hun leven Zij leven niet, maar worden geleefd.
Niet in alle werken der nieuwe kunst treedt deze intieme gedachte even duidelijk aan het licht Maar over het algemeen mag er toch van gezegd, dat ze in den dienst van het dogma der evolutie staan Het is de leer van het pantheïsme, van het ééne, absolute zijn. van den blinden, redeloozen wil van de onafwendbare noodzakelijkheid die aan de kunst in haar modernste uitingen ten grondslag ligt.
Daarom gaat er van deze kunst, hoe schoon zij ook menigmaal in den vorm moge wezen, een benauwende, beangstigende invloed uit. Ze is door een drukkenden, zwoelen dampkring omgeven. Het is geen kunst, die opheft en bezielt, die kracht en lust tot den hangen strijd van het leven schenkt
Integendeel, zij is er gansch onverschillig voor, of zij de verbeelding bezoedelt, den wil verlamt, de geestdrift bluscht, den levensmoed knakt, de eerbaarheid kwetst, den vrede en de vreugde in huwelijk en huiselijk leven vergalt, de grondslagen van staat en maatschappij ondermijnt, het kostelijkste wat in een menschenziel wonen kan doodt, n. 1 geloof en liefde en kracht — onder de leuze: de kunst om de kunst, acht zij menigmaal alles geoorloofd.
Menigmaal komt zij er toe, om in den heiligen naam der kunst verraad te plegen aan de heiligste goederen der menschheid
Het kan niet anders. Er is ook wel een ziel-schoon, een geestelijke schoonheid, een bekoring in het ongeziene; maar voor die hoogere schoonheid gaat het kunstoog onzer hedendaagsche aesthetici al meer dicht. Ze kennen het wezensschoon niet, ze verliezen zich in het vormenschoon, en dat zuigt hen naar beneden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1900
De Heraut | 4 Pagina's