„Die het Lam volgen.”
Deze zijn het, die met vrouw n niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden: deze zijn het, die het Lam volgen, waar het ook heneiigaat: deze zijn gekocht uit de menschen, tot eerstelingen Gode en het Lam. Openb. I4:4.
Gewaagde de Heilige apostel Paulus van een hoog, heilig geluk, dat elk die in Jezus ont sliep, vindt in het „altijd met den Heere wezen", in de gezichten van Pathmos wordt op die nauwe gemeenschap met den Middelaar nog sterker nadruk gelegd. Immers van de rijkst verheerlijkten wordt daar gezegd : „deze zijn het die het Lam volgen, waar het ook henengaat, " i)
Dat hiermee onderscheid tusschen gezaligden en gezaligden wordt gemaakt, valt niet tegen te spreken. De 144.000 van wie hier sprake is, zijn „eerstelingen", die een rijker loon en daarom een buitengemeene heerlijkheid ontvangen. Zij zijn het die het lied voor het Lam met een volheid, zuiverheid en diepte zingen, zooals niemand buiten hen dit kan. Of staat er niet van deze 12 X 12.000, dat ze met een stem als een stemme veler wateren, en toch met een s; ' em als van citherspelers, een nieuw gezang voor den Troon zongen, en wordt er ook niet bijgevoegd : „Niemand kan dat gezang leeren dan de 144, 000, die van de aarde gekocht zijn ? " Heeten ze niet „gekochten uit de menschen tot eerstelingen Gode en het Lam? " Wordt van hen niet verklaard, dat ze zich noch met vrouwen noch met leugen bevlekt hebben ? En is, behalve in hun geheel eenigen zang, hun rijker heerlijkheid niet in dien wonderschoonen
1) Men heeft dit wel zóó pogen te duiden, dat het zou willen zeggen : personen die in hun aardsche leven in het voetspoor van Jezus hadden gewandeld. Maar dat kan niet. Er staat in het oorspronkelijke een tegenwoordige tijd. Niet dat ze Jezus volgden, maar: zij \o\^e? i het Lam.
trek geteekend: „Deze zijn het die het Lam volgen, waar het ook henengaat."
Sommiger pogen, om in de heerlijkheid alle onderscheid weg te doen vallen, en het voor te stellen, alsof alle ontslapenen «en volnjaakt gelijke heerlijkheid zouden genieten, houdt dan ook voor de Heilige Schrift geen stand.
Of sprak niet Jezus zelf het als grondgedach te uit, dat zijn Vader in het openbaar zoi vergelden, wat in de stille verborgenheid des levens vroom gedacht en vroom gedaan was? Gewaagde Jezus niet keer op keer van een „Loon, dat groot zal zijn in de hsmelen" ? Én betuigt Paulus ons niet, dat d« rechtvaardige Rechter in dien doorluchten dag een iegelijk vergelden zal, naar dat hij in het lichaam gedaan heeft? Wie veel om Jezus wil verlaten heeft, zal hij niet te meer ontvangen in het eeuwige leven?
De zaligheid is aller, maar in graad van heerlijkheid gaat, wie krachtiger geloof betoonde, hem, die achterbleef, te boven. En juist als één der teekenen van dien hoogsten graad wordt hier dat „volgen van het Lam, waar het ook henengaat", uitgesproken.
Alle gezaligden zullen altijd met den Heere wezen, maar toch zal er, gelijk onder de discipelen, een breeder en een enger kring van gemeenschap wezen.
Het dichtst bij Jezus in de heerlijkheid, wie net nauwste hier op aarde in de gemeenschap met zijn Heiland heeft geloofd, geliefd, geleefd.
Uw verhouding tot Jezus op aarde, is dus maatstaf voor uw betrekking met Jezus daarboven; en het is alleen in die gemeenschap met Jezus, dat wie ontsliepen, ook eikanderen terug kunnen vinden.
Wel dus weerzien en terugvinden, maar in geheel andere verhouding.
Reeds op aarde kennen we dien overgang. Wie saam schoolmakkers waren, kunnen later elkaar terugvinden als ingelijfden bij het leger, of als zeelieden op eenzelfde schip, of als de leden van eenzelfde bestuur. En, zeker, ook dan werkt de oude kameraadschap na, maar op heel anderen voet en in geheel andere verhouding. Nu beheerscht door den nieuwen toestand, waartoe - ze zijn ingegaan, en door de geheel andere verhouding, waarin ze tot elkander staan.
Zelfs bij het verhuizen van dorp naar dorp ontwaren we dat. Ge kunt drie jaren lang op een dorp geregeld en gezellig hebben omgegaan met wie in dat dorp uw standgenooten waren. Maar verhuis nu, word verplaatst, en nogmaals verplaatst, en laat het geval willen, dat ge twintig jaar later een dier vroegere bekenden in de nieuwe plaats uwer woning terugvindt, natuurlijk, dan kent ge elkaar nog wel, maar toch wordt uw verhouding nieuw en anders.
Gij zijt in dien tusschentijd rijper geworden; ook hij heeft zich ontwikkeld, maar hij anders dan gij; en de betrekking waarin gij tot elkan der komt, zal daarvan de sporen dragen.
En zoo is het ook met het weerzien.
Wat ge op aarde saam in Jezus geleefd hebt blijft; al het andere valt weg; en slechts voor zoover kan het terugvinden tot nieuwe gemeenschap leiden, als ge saam in Jezus rijk zijt.
Zoo treedt voor den (raz-rfx^/if» band ^^Xihemelsche band in de plaats, en die band kan niet anders dan in Jezus zijn. Twee die elkaar weerzien zijn beide leden van het Lichaam van Christus, en de plaats die ze in dat Lichaam van Christus innemen, bepaalt de verhouding waarin ze alsnu tot elkander zullen staan.
Hier op aarde werken nog allerlei andere factoren op uw nauwere verbinding met menschen. Familiebanden, woonplaats, werkkring, stoffelijk belang, gelijkheid van zin en karakter, en zooveel meer, en volstrekt niet alleen uw band aan Jezus. Dikwijls zelfs komt die band aan Jezus bij den familieband maar zeer los bij, of ontbreekt geheel. Er kunnen er zelfs twee zijn, die beide in Jezus ontslapen, en die toch op aarde nooit gemeenschap met eWzxioet in Jezus gehad hebben, ook al kwamen ze door werk m kring en anderszins veel met elkander in aan n raking. o
Nu wordt niet beweerd, dat de band dien we in den hemel aan Jezus zullen hebben, geheel buiten de natuurlijke verwantschap van ziel en ziel, van karakter en karakter omgaat. Dat verschil en die overeenstemming in karakter, zin en inborst vloeit voort uit Gods bestel in de schepping, en heeft daarom blijvende waarde. Zeker werkt het ook in den hemel door. Maar toch, ook die aaneensluiting kan in het rijk der heerlijkheid alleen in Jezus bestaan, terwijl ze hier op aarde zoo dikwijls in allerlei andere dingen dan geloofsgemeenschap uitkwam. g l d r h g v l v
Zoo kan het ook zijn, dat deze natuurlijke d verwantschap twee personen tot een huwelijk l bracht; en het is evenzoo denkbaar, dat tus-k schen ouders en kinderen uit den band des bloeds een geestelijke band opkwam. En is het nu, dat deze op geestessympathie berustende m huwelijksband, of band tusschen ouders en kin d deren, waarlijk in J^ezus gevlochten was, dan v natuurlijk werkt die band ook in de eeuwigheid na. Edoch, dan nooit om het huwelijk, of om de generatie, maar in Jezus en alleen onder l den invloed dier persoonlijke verwantschap, die i krachtens scheppingsordinantie hier bestond.
Waartegen gewaakt moet, is dus niet het heimwee naar het weerzien, maar de zucht naar het elkander terug erlangen om de aardsche betrekking en in de aardsche betrekking. k
Elk verlangen om elkander anders dan in Jezus terug te vinden, druischt in tegen den eisch des geloofs.
Let ook hier op, dat uw levenskring in het rijk der heerlijkheid zoo veel, veel grooter zal zijn, dan hier beneden.
Hier hebt ge saamgeleefd met de heiligen van ééne generatie, in het rijk der heerlijkheid wordt ge verplaatst in de „algemeene vergadering der volmaakt rechtvaardigen; of wilt ge, in den breeden kring van de geslachten aller eeuwen, die vóór u geweest zijn, en die na u zullen komen. n t v p t
Hier hebt ge geleefd met de heiligen van één enkel dorp, een enkele stad, een enkel land; b in het rijk der heerlijkheid zal het een samenleven zijn met de gekochten door het m bloed des Lams uit alle natiën, en volkeren, en tongen. w
Hier hebt ge, naar de beperktheid van deze bedeeling, wel in één stad saamgewoond met duizenden van de gekochten des Heerenjmaar intiemer levensgemeenschap hadt ge alleen met zeer enkelen, een kring van twaalf, twintig, stellig de honderd niet te boven gaande: Doch in het rijk der heerlijkheid zal de ó e g w gemeenschap een volmaakte zijn, en zich gelijktijdig tot een schare die niemand tellen v kan, uitstrekken.
Is het nu zoo ondenkbaar, dat er onder die heiligen aller eeuwen en aller natiën personen gevonden worden, die u geestelijk veel nader t t staan, die u innerlijk veel nauwer verwant zijn, dan die enkelen, aan wie ge u hier op aarde kondt aansluiten? En ligt het dan niet voor de hand, dat het wederzien van die enkelen, bij die veel rijker keuze op den achtergrond treedt?
Het Lam te volgen waar het ook henen-l gaat, blijft het hoogste, en daarom moet elke betrekking tot uw medegezaligden aan uw betrekking tot het Lam Gods ondergeschikt blijven.
Sterven van Gods kind heet daarom in de Schrift: In Jezus ontslapen.
En dit nu zegt meer, dan door Jezus des eeuwigen levens verzekerd te zijn. In Jezus ontslapen, is op het oogenblik van zijn sterven in Jezus gevonden worden. Het is sterven als een lid van het Lichaam van Christus. Het is den dood ingaan als een, die in Hem ingelijfd is; als een die buiten Jezus niet kan gedacht worden; als een die voor eeuwig van Jezus onafscheidelijk is.
Natuurlijk bestaat er dus gemeenschap tusschen allen, die nu of ooit in Jezus ontslapen zijn, want het is en blijft eeuwiglijk één Lichaam onder één Hoofd.
Maar ook in dat Lichaam wordt de verhou ding van de leden onderling niet bepaald door de verhouding waarin ze op aarde tot elkander stonden, maar in hoofdzaak door de plaats die ze in dat Lichaam van Jezus innemen.
Dit nu kan met uw aardsche verhouding samenvallen, maar het kan er ook ganschelijk van verschillen.
En daarom is het, dat de Schrift ons niet op het weerzien van elkander, maar alt^d op het zien van Jezus wijst, want daaraan nioet steeds alle weerzien ondergeschikt blijven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1900
De Heraut | 4 Pagina's