Buiteuland.
Frankrijk. Er wordt in Fransche Gereformeerde kringen zeer veel gesproken over de benoeming van den heer Westphal tot hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de Theologische faculteit te Montauban. Een nieuwe leerstoel werd bij die faculteit in het leven geroepen, en de minister van eeredienst benoemde daarvoor, zonder de kerk door middel van hare consistoriën te raadplegen, den heer Westphal, die al sedert eenige jaren aan die faculteit verbonden was. Deze heer is als „évangelique" of orthodox voor de meerderheid der Fransche Gereformeerden een gewenscht persoon, en toch wil de permanente commissie van de officieuse synode zich over die benoeming bij den Conseil d'Etat beklagen, omdat de minister niet vóór de benoeming het votum van de kerk gevraagd heeft. Uit alles blijkt, dat men de rechten der kerk wil handhaven en zich niet van de wijs laat brengen door de overweging, dat de minister van eeredienst eene welwillende houding tegenover de Gereformeerde staatskerk aannam, door een nieuwen leerstoel bij de theologische faculteit te Monfauban te voegen en daarvoor een man te benoemen, die het vertrouwen van de meerderheid der Gereformeerden bezit.
De heer Westphal en enkelen met hem meenen, dat de minister van eeredienst, toen hij hem tot hoogleeraar benoemde, correct gehandeld heeft, omdat de wet wel eischt dat de kerk zal geraadpleegd worden als een opengevallen plaats van een hoogleeraar in de Godgeleerdheid moet worden bezet, maar niet voorschrijft dat, wanneer een nieuwe leerstoel gevestigd wordt, het bezetten daarvan behoort te geschieden na het advies der kerken te hebben ingewonnen. En nu vreezen deze heeren, dat de minister er wel eens toe kon overgaan, voor te slaan om de faculteiten te Montauban en te Parijs op te heften. Elk jaar mott deze minister voor de kamer van afgevaardigden al zijn welsprekendheid uitputten, om gedaan te krijgen dat de Protestantsche theologische faculteiten niet van het budget verdwijnen. Doch wanneer de benoeming van een nieuwen hoogleeraar aanleiding geeft tot moeilijkheden, is het te vreezen,
dat de minister er voortaan voor bedanken zal de Kamer te bewegen om het voortbestaan der protestantsche faculteiten mogelijk te maken. En daarbij geiooven wij, dat de Fransche staatskerk niet in staat zal zijn zelve haar twee faculteiten te onderhouden. Het wordt daarom ook in Fransche Gereformeerde kringen gevoeld, dat, door te protesteeren tegen de handeling van den minister, er hoog spel gespeeld wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1900
De Heraut | 4 Pagina's