GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERKEERDE ZUINIGHEID.

Johanna was een wees die bij haar oom, een godvreezend man, werd opgevoed.

De tijd kwam dat zij belijdenis des geloofs aflegde. Bij die gelegenheid sprak haar oom tot haar:

„Lieve kind, ik verbiyd mij, dat gij den Heere hebt beleden. Houd Hem altijd in ge dachtenis, ook wanneer ge wellicht later onder menschen komt, die Hem niet vreezen. Om u daartoe behulpzaam te zijn, moge deze Bijbel dienen, dien ik u hierbij geef. Gebruik hem goed, en hij zal u ten zegen zijn."

Met tranen in de oogen dankte het meisje •oor het fraai geschenk. Het was een mooi boek, keurig en stevig gebonden en verguld op snee. Zij bekeek het een poos, en borg het toen netjes weg.

Niet lang daarna, werd Johanna een plaats aangeboden in de huishouding van een heere boer, wiens vrouw vaak ziek was. Daar zij haar oom niet gaarne langer tot last wilde zijn, en voor zich zelf zoodoende kon zorgen, verliet zij de stad waar zij woonde en vertrok naar buiten. Daar aanvaardde zij haar nieuwe werkzaamheid. Zij had in ooms huishouding alles naar behooren geleerd, en 't viel haar dus niet moeielijk, de taak haar opgedragen, te vervullen. Weldra gevoelde zij zich in de nieuwe omgeving tamelijk wel thuis. Een ding echter was zeer te betreuren. De menschen bij wie zij in dienst was, dienden namelijk den Heere God niet. Wel mocht Johanna ter kerk gaan, maar «elf kwamen zij daar nooit. Er werd nog aan tafel gebeden, maar overigens leefde men er geheel buiten God.

Twee jaar was Johanna buiten geweest, toen zij haar oom een brief schreef, waarin zij hem meldde, dat de zoon van den heereboer haar ten huwelijk had gevraagd. Zij wilde nu gaarne weten wat oom haar raden zou. Oom nu, die herhaaldelijk had gemerkt, dat de lieden bij wie ïijn nicht woonde, wereldsche menschen waren, ried haar dit huwelijk beslist af. Want, zei hij, al krijgt ge geld en goed en een onbezorgd leven, het kan uw ziel groote schade doen en dat ware het grootste onheil dat u kan treffen. Uw man vreest God niet, al is hij ook wat men noemt een braaf mensch.

Doch Johanna, die zelf al was afgeweken, antwoordde, dat de man die haar ter vrouw begeerde, beloofd had, trouw later met haar ter kerk te gaan, en zeker ook wel „vroom" zou worden, als zij eenmaal zijn vrouw was, die spreken kon van den Heere en Zijn dienst. Kortom, 't huwelijk ging door.

Toen oom kort daarop zijn nicht eens bezocht, vond hij wel een mooie boerderij, welvarende menschen, en alles naar den aard, maar van de beloofde „vroomheid" merkte hij heel weinig. Ja, hij verbeeldde zich zelfs, dat niet de boerenzoon vroom geworden, maar zijn nicht zeer van de ware vroomheid afgeweken was.

„Johanna, " zei hij eenF, „hebt gij den Bijbel nog, dien ik u gaf, toen ge belijdenis deedt"

„Zeker oom, " was het antwoord.

Meteen opende zij een fraai kabinet en haalde daaruit het kostelijk boek, dat netjes in een zijden doek lag. Oom bekeek het ernstig en sloeg het open.

„U ziet wel, " zei Johanna, „ik ben heel netjes er op geweest.' Vindt u niel."

„Lieve nicht, " zei oom, „netjes te wezen, is ten deugd. Toch had ik liever mijn Bijbel anders weergezien, versleten door dagelijksch gebruik b.v.; niet zóó, dat ik de bladen nog aan elkaar vind kleven. Een ongelezen Bijbel geeft geen zegen."

Nicht sloeg de oogen neer. Zij voelde dat de bestraffing gegrond was en diep ging. Oom «ei later nog meer, doch dit voorval werd voor Johanna het begin van wat beters. Zij begon het Woord te lezen, wat zij lang verzuimd had, en vond er in datgene, waartoe God het ons heeft gegeven. Toen oom later nog eens kwam, vond hij den Bijbel niet in 't kabinet, maar voor de hand liggen, gelezen eiken dag, door man en vrouw beide.

AAN VRAGERS.

Onse lezer F. C. W. te A., die al i6 jaar de afd. „Voor Kinderen" leest en dus wel eens wat vragen mag, wenscht de beteekenis te weten der uitdrukking: „In de dagen van Olim."

't Antwoord luidt: Olim is Latijn en duidt in den regel aan een tijd die verleden is, vroeer jaren, eertijds. Juist zoo wordt de uitdrukking ook bij ons gebruikt.

Onze lezer W. A. D. te G. vraagt:

Zou het geoorloofd zijn, dat een Christenongeling voor pleizier een meisje neemt?

Uit de toelichting blijkt o. a.:

„'t Is hier in 't Noorden de gewoonte, dat ongelui bij feestelijke gelegenheden voor een enkelen keer samenkomen zonder iets ernstigs te bedoelen."

Een jongeling kan evengoed als vrienden ook vriendinnen hebben. Met hen om te gaan, kan zelfs zeer goed op hem werken, en hem heel zijn leven ten goede komen.

Ook kan het gebeuren, dat een jonkman een jonge dochter lief krijgt, en nader omgang met haar zoekt, met het doel zich later voor goed te verbinden.

Van beide gevallen geeft de Bijbel ons voorbeelden.

Ook kan 't gebeuren dat men b. v. op een feestmaal een jongeling naast een jongejuffer plaatst, welke hij dan zoolang dat feest duurt tot gezelschap en geleider verstrekt. In den Bijbel leest men daar niets van, wijl zulks in 't Oosten niet gebruikelijk was.

Doch als nu een jonkman een meisje bij een feestelijke gelegenheid, zooals naar we vermoeden hier bedoeld wordt, louter „voor zijn pleizier" neemt, dan is de vraag: Waarom doet hij dat?

Niet altijd is het te veroordeelen. Maar in vele gevallen wel.

Immers in de meeste gevallen kan men evengoed een vriend tot gezelschap nemen, en de redenen voor 't andere zijn veelal zinnelijke, zulke waarvan het niet oorbaar is te spreken. In den Heidelbergschen Catechismus wordt terecht gezegd, dat we „kuisch en tuchtelijk leven zullen, 't zij in of buiten den huwelijksstaat." En dit is veelal niet het geval met wie „voor zijn pleizier" en voor een halven dag een meisje neemt.

We meenen dus dat, met inachtneming van het bovengezegde, een Christenjongeling zich onthouden moet van aldus een meisje te nemen. Evenzoo van velerlei, dat in sommige streken gewoonte is, maar ergenis geeft aan wie God vreest. Laat ons niet doen wat wufte volken heel onschuldig vinden, maar zonde voor God is. Laat ons ook niet doen wat er toe leidt.

Wat moet men, zoo vraagt onze lezer W. I. eigenlijk zeggen : u hebt of u heeft, u zijt of u is.

Dit is een vraag die heel begrijpelijk is, maar waarover veel verschil kan bestaan. We zullen 't kort even afdoen.

In de fatsoenlijke spreektaal is U het woord voor Gij in enkel en in meervoud. Dit U is een verkorting van UEd. of Uw Edelheid.

Nu zegt natuurlijk elk : Uw Edelheid is, heeft, wijl dit 3e persoon is. Daar nu u in plaats daarvan komt zou is en heeft (de 3e persoon enkelvoud van het werkwoord) juist zijn.

Maar dat u, waar het dan ook van afkomstig is, vervangt gij, {2e persoon).

Om deze laatste reden nu gelooven we, dat men goed zal doen bij gif den tweeden perte gebruiken. De beteekenis gaat boven de afkomst der woorden, gelijk elk weet.

Maar daarbij komt nog iets. U gebruikt men tot een en tot meer personen. Nu kan men toch niet tot drie of meer menschen zeggen, „U is welkom". En „U zijn welkom" klinkt barbaarsch en is onzin. Neemt men nu echter den 2en persoon van 't werkwoord u hebt en n zijt, u kimt, dan is men in alle gevallen klaar, Onze taal toch heeft thans maar één vorm voor den 2en persoon in enkel en in meervoud.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's