GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN LAND.

XXII.

Gezamenlijk zett'en de beide schepen de reis nu voort.

Dit echter bleek ook zijn bezwaren te heb ben, wijl 't gebeurde, dal door de raveling ot stroomdraaüng, de schepen soms e kaar zoo na kwamen, dat zij groot gevaar liepen, 't een het ander stuk te stooten.

't Ergste echter was, dat de ziekte en sterfte al toenam, vooral op den „Zwarten Arend." Nikolaas deed wat hij kon, maar er was gebrek aan alles, ook voor de zieken, en zoo was het dan geen wonder, dat zij „dageliks vele dooden hadden."Het ontbrak aan handen om het scheepswerk te doen, en daarbij had het schip in storm en onweer zooveel geleden, dat het slechts met moeite voortkwam.

't Was intusschen al half Juli geworden, men was al meer dan een jaar op reis, en nog zag niemand het einde. Men wist bij gebrek aan goede kaarten, niet juist in welke richting te sturen, en voer maar zuidwaarts. Doch kapitein Seneschal, vreezende dat men op die wijs nooit in de Oost zou komen, riep eindelijk, den aosten Juli, al de officieren in de kajuit bijeen, alsook Nikolaas, en vroeg wat zij meenden, dat te doen stond. Na veel praten werd besloten, aan den „Witten Arend" raad en hulp te vragen. Nu kwamen ook van dat schip lie officieren aan boord, 't Slot van de zaak was dat men, wij het eene schip bijna geen zee meer kon boui c d v H c t t G k O t wen, en de manschap op beide sterk gedund was, maar zou trachten, hoe eer hoe liever, land te bereiken, welk het dan ook mocht wezen. Men zou nu noord-oost varen, om te be proeven zoo aan wal te komen, wat, gelijk later bleek, een wijs besluit was.

Zoo sukkelde men dan voort tot den 24Sten. Op den voormiddag, terwijl Nikolaas op het dek stond, in diepe gedachten, schrikte hij plotseling op. Er klonk een kanonschot, 't Kwam, gelijk hij bespeurde, van het andere schip en tegelijk werd daar een vlag geheschen. 't Was het afgesproken teeken, dal men land zag!

Met een schreeuw van vreugde ijlde Nikolaas omlaag, en riep den kapitein. In een oogenblik was alle man op dek. Ieder tuurde scherp voor zich uit, en weldra klonk de roep:

„Land vooruit!"

„Waarzoo? " riep de kapitein driftig.

„Aan lij, " was het antwoord.

Men zeilde voort en weldra bleek het juist. Den volgenden morgen, zoodra 't licht was, repte zich al wat loopen kon naar 't dek, en zie, vlak vóór hen lag een eiland, dat er zeer bergachtig uitzag.

Zoo goed als 't ging, liep men op de kust aan, en 't gelukte een goeden ankergrond te vinden. Uit Nikolaas' hart steeg in stilte de dank tot God, die het al weder in zooverre gemaakt had. Allen waren verheugd. De mannen juichten en zwaaiden met hun mutsenr Nu daar was reden voor. Want zij hadden „sedert den negenden Junii in de grootste ellendigheyt rondgesworven", en 34 man door ziekte verloren.

Aanstonds werd een sloep wel bemand en goed bewapend naar land gezonden, om zoo mogelijk, daar voorraad op te doen. Doch dit viel tegen. Geen spoor van menschen was te bekennen, wel van buffels, die men echter zelf niet te zien kreeg, 't Was bijna onmogelijk 't land in te gaan, wegens 't dichte bosch en de slingerplanten, die er de boomen omstrengelden. Naar vruchten echter zocht men lang vergeefs. Eindelijk vonden de matrozen een soort van noren, eenigszins op de onze gelijkend. Van deze namen zij een geheelen voorraad mee, en brachten die naar 't schip, waar't meegebrachte aanstonds eters vond. Dit brak echter leelijk op; want „allen die daarvan gegeten hadden, werden seer raisselyck, ende begonnen te braeken."

Ook verdere nasporingen gaven weinig; alleen werd men een paar vogels en wat visch mach tig. Doch de noodige verversching ontbrak, vooral voor de zieken. En zoo is 't geen wonder, dat er herhaaldelijk sterfgevallen waren, en we "ïelfs vermeld vinden, dat er op het eiland zes en dertig dooden ter aarde werden besteld. Heel duidelijk is echter dat bericht niet.

Hoe 't zij, met zekerheid blijkt, dat de 37ste en 38ste man op 27 Juh stierven. Men besloot in vredesnaam verder te gaan Daartoe moesten natuurlijk de ankers worden gelicht. Doch zoo verzwakt was het volk, door al de verliezen en ontberingen, dat op geen der schepen volk genoeg was, dat elk schip voor zich de zware ankers kon opwinden. Men moest elkaar helpen. Toen ging het eindelijk en zeilde men weer drie dagen voort.

Den laatsten ^Juli hoorde Nikolaas, toen hij des nachts lag te slapen, eensklaps voetstappen boven zich, en wel blijkbaar van verscheiden personen. Hij kleedde zich haastig en ging naar boven. Daar vond hij reeds bijna heel de be manning, voor zoover niet ziek, bijeen. Vlak vóór zich bespeurde hij land, zoo duidelijk, dat men in den helderen oosterschen nacht, op meer dan een plaats rook zag opstijgen. Tegen den morgen hielden zij op 't land aan. Men had een sloep uitgezonden en zie — ditmaal was men gelukkiger dan den vorigen keer, want al spoedig ontmoette deze twee Javaansche schepen, die zij aanriepen.

Hoe zij elkaar verstonden weet ik niet, doch zeker is, dat de Javanen hun aan 't verstand wisten te brengen, dat aan den vasten wal mondvoorraad in overvloed was te krijgen. Zij wilden ook wel alvast wat verkoopen. Zoo werden dan voor een paar stukken ijzerwerk, wat Javaansche kippen van de eilanders gekocht en de sloep ging toen weer haastig naar de Arenden terug.

Met groote blijdschap — dat kunt ge u voorstellen — werden de, teruggekeerden, die zoo goede tijding brachten, aan boord ontvangen. De bemanning leefde als 't ware weer op, en werd van moedeloos plotseling vroolijk. Men danste, juichte, schreeuwde en was uitgelaten van vreugd. Van de kippen was weldra niets meer te vinden dan nog enkele veeren, en de sloep vertrok weer, met eenig volk, dat messen en snuisterijen meekreeg, om die voor eetwaren te ruilen, vooral vruchten. Dit slaagde best, en ieder kon zich te goed doen. Of het smaakte na zooveel maanden van ontbering! Wel waren zij nu, althans zoo 't scheen, „op de reghte plaetse gekomen, naedat se op dese reise door ongemack, honger ende dorst nu aireede een veertigh man verlooren hadden."

AAN VRAGERS.

Op de vraag van W., wie Antipas was, die, volgens Openb. 2 : 13. een getrouw getuige was, dient, dat wij het niet wettn. De overlevering zegt, dat hij onder de regeering van keizer Domitianus, dezelfde die den apostel Johannes aar Patmos verbande, voor de zaak des Heeen is verbrand geworden. Antipas is ook de aam van een der Herodessen, namelijk dien, nder welken de Heere Christus aan het kruis s gestorven.

CORRESPONDENTIE.

J. G. B. te M. We hebben uw schrijven met elangstelling gelezen, en hopen er op terug te komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1901

De Heraut | 4 Pagina's