GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BONDIG.

Dat is een mooi woord, en 't zou goed zijn, zoo ieder die iets te zeggen heeft, er altijd aan dacht. „Kort en bondig" wil niet zeggen, dat men geen dikke boeken moet schrijven of lezen, ook niet „hoe korter hoe beter", maar wel: Zeg niet meer dan noodig is om begrepen te worden, niet meer dan een ander dienstig is.

De I.acemedoniërs of Spartanen waren een Grieksch volk, in de oudheid wel bekend. Zij hielden zoozeer van een korte, krachtige rede, dat zij den zeer welsprekenden redenaar Ctesiphon niet in hun stad wilden hebben, omdat hij gezegd had: Ik kan over menige zaak wel een ganschen dag spreken. De Spartanen deden daaraan wel verkeerd, want er zijn dingen waarover zelfs meer dan een dag valt te praten, doch 't is ook waar, dat o 200 vaak, de dingen korter, bondiger en daardoor beter konden gezegd worden. Een korte, krachtige uitdrukking, heette naar de Lacedemoniërs, een laconismus, en er was een spreekwoord: laconismus optinms d. i. de kortste wijze van uitdrukking is de beste.

Als alles waar is, wat de geschiedschrijvers verhalen, hadden de Spartanen het in de kunst van kort en bondig zijn, ver gebracht. Veel voorbeelden zijn er van bekend, en zullen we hier maar niet noemen. Doch daartoe behoort niet het volgende:

Toen Dyonisius, koning van Syracuse, be­ P loofd had de Spartanen bij te staan, tegen ko S ning Philippus, die hen en de andere Grieken t wilde onderwerpen, zonden de Spartanen hem één gezant. Dyonisius achtte dat beneden zijn t waardigheid, en riep toornig: Hebben de Lace­ A demoniërs maar één gezant tot mij gezonden! E Doch deze antwoordde kalm:

„Één tot één."

De koning zag weldra in, dat zijn ontstemdheid geen reden had, en begaf zich met zijn b leger naar Corinthe in Griekenland. Juist toen h hij daar was, ontvingen de Spartanen een brief van Philippus, die hun aanbood, tot hen te b komen en hun alle vriendschap te bewijzen, m 't Eenig antwoord luidde:

„Dyonisius te Corinthe."

Dit bescheid leek Philippus echter niet, die trouwens zeer wel wist hoe het stond. Weer schreef hij, en liet weten, dat indien hij met zijn leger kwam, hij alle steden in Griekenland d zou verwoesten, en 't land verderven, 't Korte antwoord was:

„Indien."

Maar Philippus gaf het nog niet op. Hij schreef weer een brief, om te vragen of de Spartanen, als hij kwam, hem dan niet wUden ontvangen. Nu echter was het geduld der La cedomeniërs uit. Zij namen een groot perkament en schreven daarop hun meening zoo duidelijk mogelijk:

„Neen!"

Nu denkt gij, had Philippus er genoeg van. Volstrekt niet, want zijn heerschzucht liet hem geen rust. Hij schreef nogmaals, en stelde den Spartanen de vraag, of zij zich wilden overgeven in zijn macht, of allen tegelijk omkomen.

Doch de Spartanen bleven even vast op hun stuk als vroeger en lieten alleen weten: „Geen van beiden."

En toen hield Philippus maar met schrijven op.

De Heere Christus vermaant ons, als we bidden, geen ijdel verhaal van woorden te gebruiken. Salomo waarschuwt tegen de veelheid der woorden. En al wordt daar nu ten deele nog iets anders en veel hoogers bedoeld, dan waarover we aan 't begin spraken; toch is het te meer een reden om niet te overvloedig in woorden te zijn. Wel is dit in den regel het gemakkelijkst, maar ook is in den regel het bondige het best.

AAN VRAGERS.

Onze lezer J. G. B. te M. schrijft ons een vrij langen brief, waaruit we iets hier moeten opnemen. Hij zegt:

„Bij deze mijn hartelijken dank, voor de beantwoording der vragen, doch ik ben met he antwoord van de 2de vraag niet voldaan. Dat de Bijbel waarheid is, en ons allereerst en bovenal leert, wat ter zaligheid noodig is, ben ik volkomen met u eens. Mij dunkt, nu dit juist het geval is, daar de Bijbel in alles waarheid bevat en 't beste boek is, kunnen wij daaruit, dunkt mij, wel een richtsnoer nemen, vooral in dezen tijd van veel on-en bijgeloof.

In den Bijbel komen toch ook natuurlijke zoowel als geestelijke dingen voor — of liever tijdelijke en eeuwige dingen. Om eenige tijdelijke te noemen, bijv.: oorlogen, het lezen en plukken van aren, het maken van koeken enz.

Ik wil er niet mee te kennen geven, nu gr in den Bijbel van geen besmetting beschreven staat, dat er geen besmetting bestaat, doch ik heb op melaatschheid gewezen, dat lijders daaraan afgezonderd moesten worden, hetgeen in den aard der zaak lag, wijl melaatschheid besmettelijk was, terwijl van alle. andere krankheid van besmetting door bacillen niet in den Bijbel voorkomt. Het schijnt toch, dat de menschen het niet allen eens zijn, o. a. dat mazelen vroeger besmettelijk zijn verk'aard en thans naar men zegt, het niet zijn".

Dit alles is in zeker opzicht waar, maar toch dient nog ééns opgemerkt, dat de Schrift ons gegeven is ter kennis Gods, ten eeuwigen leven, en niet om er de oplossing van allerlei aardsche vraagstukken in te zoeken. Wel lezen we van allerlei aardsche dingen, wat uiteraard zoo is, en kunnen daaruit veel leeren, maar de hoofdzaak blijft de geestelijke strekking.

Wat de Schrift in zake melaatschheid enz. zegt en voorschrijft, bewijst hoe treffelijk de Heere God voor Zijn volk zorgde en alles verordende, wat hun noodig was. Of er nu geen andere besmettelijke ziekten in den Bijbel worden genoemd, zullen we niet beslissen, al staat het er niet altijd ij. Voorts bedenke men wel, dat tal van ziekten, nu wel bekend, vroeger niet voorkwamen, n ook vroegere zijn verdwenen.

Dat de geleerden het over besmetting niet ltijd eens zijn en te allen tijde, is volkomen aar. Het bewijst al weer, hoe weinig ook de wetenschap nog recht weet, en dat is gelukkig nze ervaring met den Bijbel nooit.

2. Wat wordt er bedoeld met Seba en Scheba, ermeld in Psalm 72 : 10. We lezen daar:

De koningen van Tharsis en de eilanden zulen geschenken aanbrengen; de koningen van chéba en Séba zullen vereeringen toevoeren.

Scheba is een koninkrijk, welks vorstin (zie I Kon. 10) aan Salomo een bezoek biachl. et heet ook Saba en lag in Zuid-Arabië, n een heerlijke streek. Ook dreef het grooten handel.

Seba was een Moorsche staat, en lag nabij gypte in Afrika. Het kan wel geen ander rijk ijn, dan dat hetwelk ook Meroë heet, en door! riesters werd geregeerd.

In den psalm wordt bedoeld in het algemeen-, elijk ook het volgende vers leert, dat de machigen in wat streek der aarde ook, den Heere ullen onderworpen zijn. Scheba en Seba b.v. iggen zuidelijk van Palestina, Tharsis en de eilanen, westelijk. „De „rivier" vs. 8, de Eufraat, ijst op het oosten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1901

De Heraut | 4 Pagina's