GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN LASTIGE BUUR.

VIII.

Vijftien maanden gingen voorbij. Toen die om waren kon onze jonkman tevreden zijn, gelijk zijn patroon 'tover hem was. Dat bleek wijl zijn loon ongevraagd van zes op tien gulden werd gebracht.

Kort daarop betrok Heinrich een andere woning. De lieden bij welke hij in den kost was - -het leelijke woord „pension" bestond toen hier nog niet en zal hopen we over 50 jaar of eer weer zijn uitgestorven — die lieden, zeggen we konden het best met hem vinden en hij met hen, maar toch zagen ze hem liever gaan. Want onze vriend was gewoon tot een

uur of één in den nacht op te zitten bij zijn brandend olielampje, en dat vonden de lieden met reden wel wat gevaarlijk. Zij hadden dan liever een jong werkman, die vroeger ter nachtrust ging.

Waarom nu de jonge Schliemann zoo laat op was zullen we zien.

De nieuwe woning die hij betrok bestond uit een kamer, gelegen in een huis dat bewoond werd door een makelaar, dien Heinrich bij zijn patroon had leeren kennen. De makelaar, die 't niet te breed had, had nog een kamer van zijn huis verhuurd, en wel aan een oude juffer. De twee verhuurde kamers lagen vlak naast elkaar. Toch kregen de bewoners elkaar nooit te zien, want Heinrich ging er tegen 8 uur 's morgens op uit en de juffrouw sliep een gat in den dag. Als hij thuis kwam om te eten, zat de dame te dutten na den maaltijd en als Heinrich later weer thuis kwam, was zij al te bed, om uit te rusten van de vermoeienissen des daags. Toch zouden die twee met elkaar kennis maken, maar juist niet tot hun genoegen.

Den tweeden avond nadat Schliemann zijn nieuwe woning had betrokken, was de juffrouw juist in den eersten slaap, toen zij gewekt werd door een geluid dicht bij haar. Dat was haar in dat stille huis zoo zelden overkomen, dat zij niet besluiten kon zich weer rustig neer te leggen, maar bleef luisteren. Weldra vernam zij aan den andere zijde van den kamerwand een stem die luid eenige woorden herhaalde. Toen was het even stil, daarna begon het weer en nog luider.

De juffrouw luisterde, maar wat zij ook deed 't was haar onmogelijk te verstaan wat er gesproken werd. 't Was zeker een taal die zij nog nooit had gehoord. Dat echter bespeurde zij wel, dat er geen gesprek werd gevoerd, maar aldoor dezelfde persoon aan 't woord was. Wat ter wereld kón dat beteekenen.]

De juffrouw lag daarover te denken tot zij weer in slaap viel, terwijl de geluiden nog altijd voortduurden, Den volgenden dag echter kwam zij al nadenkende tot het besluit dat haar buurman - —• want er klonk een mannenstem — een komediant of tooneelspeler zijn moest die zijn rol op zei. Ze besloot bij den man des huises te onderzoeken of ze 't geraden had. Maar dat viel tegen. Want die zei kortweg: „Neen, juf frouw, 't is een kantoorheer.”

Nu begreep de vrouw er niets meer van. Haar nieuwsgierigheid werd zelfs lang op de proef gesteld. Want er gingen maanden voorbij eer zij den kantoorheer ook maar te zien kreeg. De geluiden echter duurden tot haar groot verdriet voort, en zij begon er over te denken den buurman wegens verstoring van nachtrust aan te klagen, toen er plotseling een licht opging. Op zekeren avond ging de juffrouw naar m boven, toen er juist iemand de trap afkwam. Zij wachtte even en weldra stond voor haar een a klein jong mensch, blijkbaar een Jood.

De juffrouw vertrouwde de zaak niet en vroeg kort en goed wat hij hier deed,

„Ik kom van mijnheer Schliemann", was 't antwoord van den jongen man, die er wat zijn kleeding betreft, niet naar uitzag als behoorde hij tot de welgestelden, „ik kom hier alle weken.”

„Alle weken? ” vroeg de juffrouw, die blijk­ w baar den Jood voor een koopman hield die wat S wou handelen, en hem maar half vertrouwde, V „heeft die mijnheer dan alle weken wat teU koop ? ”

„Maar ik kom niets koopen, juffrouw", zei het Joodje verbaasd.

„Wat kom je dan doen? "

De ander keek de bezoekster aan als wilde hij zeggen: dat is mijn zaak. Doch hij begreep dat dit achterdocht zou wekken en zei:

„Wel ik ben hier besteld door mijnheer Schliemann, dien Duitschen mijnheer. Ik moet luisteren en overhooren als hij Russisch spreekt.”

De dame zette een gezicht, als geloofde ze d niets van heel de zaak, en de ander ging voort: g „'tis als ik u zeg, mevrouw.-Mijnheer leert d alle talen. Fransch kent hij al en hij heeft het zijn eigen geleerd. „Een knap man zeg ikg maar. Zoo maar in zes maanden Fransch, en h enkel uit een boekje. Dat doen wij samen niet d na, vindt u wel? ”

De juffer vond dat wel wat gemeenzaam gesproken en zei:

„Waar leert die mijnheer dat alles voor? " t „Weet ik het? " zei de Israëliet. „Kan ik het g helpen als hij zijn tijd en zijn geld wil weg­ e gooien. Ik verdien er eerlijk alle weken mijn n gulden aan, ziet u? ”

„Kent gij dan Russisch ? ”

„Net als u", zei 't Joodje lachend. „Maar dat h hoeft ook niet. Die mijnheer leert altijd hardop: w dat gaat het best, zegt hij. En hij moet, zegt A hij, een hebben die het hoort, en die na kan p zien en overhooren, al kent hij 't zelf niet. Hij t kent ook Engelsch, en wil Italiaansch leeren en d Portugeesch en Spaansch en weet ik veel...”

„Maar wat doet zoo'n kantoorbediende daarmee? ”

„Vraagt u hem dat zelf, mevrouw. Hij zegt alleen dat hij geen meester kan krijgen en ook niet betalen en ik hoor maar. 'kWou dat ik er dagwerk van had. Die mijnheer leert zijn talen op straat, en als hij aan 't postkantoor wacht en overal, geloof ik. Hij wil wel zes talen en meer kennen.”

„’t Is maar mooi vervelend", zei de dame.

„Voor mij niet, of 't loon verzoet den arbeid, ”

„’t Kan wel wezen, maar ik veel het niet langer. Is dat een last! Je kunt er niet van slapen.”

„Wat wilt u dan? ”

„Wel, hij moet hier vandaan, met dat gekoeter, ”

„Nu, dan wordt hij uit zijn huis gesmeten, net als hij zijn geld wegsmijt. Maar dat gaat mij niet aan.”

De juffrouw vertrok. ging opwaarts, de bezoeker vertrok

Hij had volkomen de waarheid gesproken, weibegrijpend, dat hij meer moest weten en vooral talen kennen, had onze Heinrich zoodra mogelijk een begin gemaakt met de studie van het Fransch, toen van het Engelsch en daarop van 't Russisch. Uit geldgebrek moest alles zonder hulp uit een boek geleerd worden en 't gelukte hem zoo in zes maanden een taal meester te worden. Wel een bewijs van wat met 's Heeren hulp ijver en volharding vermogen. Onze vaderlandsche taal leerde hij als vanzelf, wat hem, den Noord-Duitscher, trouwens niet zoo moeilijk viel, t

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juli 1902

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juli 1902

De Heraut | 2 Pagina's