GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN STAP VOORUIT.

IX.

Weer gingen eenige maanden voorbij. Heinrich had het druk in zijn arbeid, maar hij deed zijn werk met opgewektheid. Hij kon het af en dankte den Heere God, die hem gezondheid schonk en in staat stelde zooveel te verdienen dat hij kon leven. Wel moest hij heel zuinig leven, maar het Woord Gods zegt: „als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn."

IJverig zette Heinrich intusschen zijn talenstudie voort. Met ongelooflijke inspanning gelukte het hem met 's Heeren hulp de eene taal na de andere meester te worden, althans in die mate dat hij er zich naar behooren van bedienen kon. Niet elk zal of kan ook hem dit nadoen, want daartoe behoort ook aanleg, en die is een gave Gods. Er zijn zelfs dingen die de een als vanzelf leert, de ander nooit. Dat ligt buiten ons. Maar onze schuld is het, ais wij de ontvangen gave niet besteden, niet besteden tot eer des Heeren.

Doch verblijdde Schliemann zich, dat zijn pogen slaagde, heel anders dacht zijn buurvrouw er over. Hij had haar nu een paar malen ontmoet, doch de juffer had zijn groet niet beantwoord, blijkbaar meenende dat zoo'n rustverstoorder geen beleefdheid verdiende. Toen nu echter het nachtwerk niet gestaakt werd, meende de inwoonstejr dat het nu lang genoeg had geduurd en hét uit moest wezen. Derhalve ging zij op zekeren dag tot den makelaar, vertelde hem wat er gebeurde en hoe zij vele slapelooze nachten had en stelde hem ten slotte voor, den levenmaker de huur op te zeggen. „Dan kan hij 's nachts als hij wil op den buitensingel alleen loopen praten", zei de juffrouw.

„Maar weet u wel goed dat die Duitscher zooveel talen kent en leert ? " vroeg de makelaar, die de geheele zaak ongelooflijk vond. „Ja zeker, het Joodje waar ik u van verteld heb, zei het. En als iemand zoo leert als die Duitsche snoeshaan, moet hij wel al de talen van de wereld in zijn hoofd krijgen. Ik zeg maar waar dient dit voor.”

„Ja, ziet UEe", zei de makelaar, „dat weten wij nu beter, neem 't niet kwalijk. Ik zal het eens onderzoeken en als het wezenlijk zoo is, dan dunkt me, zullen we hier niet lang meer last van dat jonge mensch hebben.”

„Gelukkig!" zei de huurster, al begreep ze er niet veel van. „Dan kan een mensch weer zijn behoorlijke nachtrust hebben.”

Reeds denzelfden avond vervoegde de huisheer zich bij Schliemann. Deze zat op zijn kamer te schrijven en hoorde er zeer van op, dat hij, geheel onwetend, nu al zoo lang zijn buurvrouw kwade nachten en een kwade luim had bezorgd.

„’t Was dom van mij", zei hij eindelijk, „niet te bedenken dat ik anderen kon storen. Maar ik wist ook niet dat het hier zoo gehoorigis." „En kent u nu wezenlijk zooveel talen? " vroeg de makelaar.

„Ik weet ten minste 't een en ander thans van vijf talen en hoop nog voort te gaan. 't Kaa te pas komen.”

„Dit meen ik ook, " zei de ander, die een gedachte in 't hoofd kreeg, welke hij reeds den t volgenden dag ten uitvoer bracht.

Onder de patroons die door den makelaar bediend werden behoorden ook het handelshuis Schroder & Co. Naar den naam te oordeelen waren deze heeren Duitschers. Zij dreven handel op verschillende landen. Nu wist de makelaar, I dst de correspondent, die de briefwisseling met vreemde landen voerde, zijn betrekking zou ver­ i laten en ook, dat het dusver niet was gelukt een geschikten opvolger te vinden. Want de heeren Schroder deden groote zaken, betaalden goed, maar hun correspondent moest dan ook veel kennen en zich met gemak in verschillende talen kunnen uitdrukken.

Dit alles wist de makelaar en ook dat hij dezen heeren een goeden dienst zou bewijzen, als hij hun een geschikten bediende kon bezorgen. Was de Duitscher die bij hem inwoonde, werkelijk zoo knap, dan, meende hij, zou deze juist de geschikte persoon zijn.

Hij ging tot de heeren en deelde mee wat hij wist. Reeds den volgenden avond werd Schliemann verzocht eens bij de heeren Schroder te komen. Volkomen op zijn gemak was de jonkman niet. Want Schroder & Co. was een zeer aanzienlijk kantoor, en heel iets anders en hoogers, dan de firma, in wier dienst hij nu stond.

Dat werd hem al aanstonds duidelijk uit de vragen die men hem stelde en de proeven die hij van zijn bekwaamheid geven moest. Die schenen nog al goed uit te vallen. Want ten slotte werd hem opgedragen, zoo.hij lust had, over enkele dagen schriftelijk 't een en ander te leveren, dat bewijzen moest hoe hij werkte. Om kort te gaan, nog denzelfde week kreeg hij een aanstelling bij Schroder & Co., een betrekking die zijn hoogste verwachtingen overtrof. Twee maanden later trad hij er in dienst.

AAN VRAGERS.

Wat is de beteekenis als men zegt: „hutje met mutje", dat dan beduidt, alles bij elkaar ?

Wat een hutje is weet iedereen. De moeilijkheid zit in „mutje". Dat dit hier zou afkomen van mud, een maat, is niet te denken en zou geen zin geven. Maar mut, meestal thans mot genoemd, beduidt ook afval, bv. van hout, zeer fijn zaagsel, vuil enz. De uitdrukking wil dus eenvoudig zeggen: heel het boeltje, 't huisje met al wat er in is. In dien zin wordt het dan ook gebruikt, altijd om niet veel bijzonders aan te duiden.

Dan komen nog twee vragen die we samen nemen.

De een komt hierop neer, of er onderscheid is tusschen een land of veld en een landouw en welk dan?

Het antwoord luidt dat 011 of ouw beteekent: land, veld, grond. Men vindt dit ou b.v. in Bat-ouwe of goede grond, zooals de Batavieren hun land noemden, dat eigenlijk eerst later hun een naam gaf. Nu heet het Betuwe. Ook kennen we nog Henegouwen, Nassau en bij ons de Veluwe. Landouw {niet landdouw) is dus een dubbel woord, tweemaal 't zelfde. Dat komt meer voor, zooals in bewijsgrond, doelwit e. a.

De tweede vraag is: „Waarom zegt men: geen zier, of geen ziertje. Wat is een ziertje.”

Er zijn heel veel woorden die iets kleins aanduiden. Men zegt b.v.: Het kan hem geen oortje, geen greintje, geen haar, geen spier, geen lor schelen. Zoo ook geen zier.

En zier nu is de naam van een wormpje, dus ook van iets gerings.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1902

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1902

De Heraut | 2 Pagina's