GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TROEBELE TIJDEN.

I.

De laatste jaren die voorbij zijn gegaan, hebben over de wereld velerlei oorlogen en geruchten van oorlogen gebracht.

Onder de tegenwoordige lezers van De Heraut is er geen, die niet in twee eeuwen heeft geleefd. Zelfs degeen die 't kortst van geheugen is, zal zich toch nog wel 't een of ander uit de negentiende eeuw herinneren.

Velen zal het nog niet vergeten zijn, hoe elk der laatste jaren van die eeuw, door een of meer oorlogen is gekenmerkt. Zoo had men — om maar eenige te noemen — den oorlog tusschen Spanje en Amerika, dien tusschen Turkije en Griekenland en wat nog 't best heugt, den krijg tusschen de republieken en Engeland, die nu pas geëindigd is. Doch de oorlogen hier en daar op het rond der aarde duren voort.

Zoo beleven we dus onrustige tijden en we mogen den Heere God wel danken, dat Hij ons lieve en goede vaderland zoo genadig nu al 70 jaar van oorlog heeft verschoond, ons vrede en rust heeft gegeven.

Onze vaderen hebben andere tijden gekend. Als wij b, v, de laatste helft der zeventiende met die der negentiende eeuw vergelijken, dan springt dat duidelijk in het oog.

De eerste helft der zeventiende eeuw ging bijna geheel in oorlog om. Nauw echter was voor goed met Spanje vrede gesloten, of we raakten in strijd met Engeland, toen met Portugal, verder met Zweden.

Daarna volgden enkele jaren van rust, doch 't duurde niet lang, of weer ontbrandde de strijd met Engeland. Zes jaar daarna werden we aangevallen door Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen tegelijk. De krijg duurde in 't geheel zes jaar. Tien jaar daarna raken we weer in oorlog met Frankrijk en blijven dat negen jaar lang.

De menschen van dien tijd leefden dan ook geheel onder den indruk der wisseling van vrede en oorlog. Zeker iemand b.v, die een huis bouwde, liet in den gevel beitelen:

...... In 't derde vreden-iaer", en een ander, die in 1647 begon en in '49 voleindde zette vóór zijn huis, gelijk ge nog te Amsterdam lezen kunt:

„In troebel tijt is 't aengeleit, In vreedestyt volbraght; Met Godt heb ick myn hoop gevleit, . Van wien ick alles waght, "

Zulk een troebelen tijd was ook die, waarvan we thans gaan spreken, het jaar 1665.

Voor de tweede maal was een oorlog met Engeland uitgebroken, dat naijverig was op onzen handel, dat den vrijen geest die hier in 't kerkelijke heerschte niet kon lijden, nu de republiek in Engeland niet meer bestond. Daarbij haatte koning Karel het bewind der staten, die den prins van Oranje liefst niet als stadhouder zagen. Afgunst was echter de hoofdzaak van den krijg, die trouwloos door Engeland werd begonnen, eer men hier van oorlog nog wist. En zoo handelde een koning, die toen hij als balling rondzwierf, hier nog kort geleden alle gastvrijheid genoten had. Karel II was trouwens een lichtzinnig man, levende in de zonde, genegen tot het bijgeloof van Rome en de speelbal van Frankrijk's machtigen koning Lodewijk XIV.

Daarbij kwam, dat ons land tegelijk van de landzijde werd bedreigd, gelijk ter zee door Engeland. De krijgszuchtige bisschop van Munster, viel namelijk in onze noordelijke gewesten, doch werd gelukkig door Frankrijk tot vrede gedwongen.

Doch met Engeland kwam het tot feilen strijd, gelijk ik wel niet uitvoerig behoef te vertellen. Wie weet niet van den vierdaagschen zeeslag, den tocht naar Chattam, van helden als De Ruyter, Tromp, Evertsen en zooveel anderen ?

’t Waren tijden waarin veel roem en eer werd behaald maar ook heel veel geleden werd en we mogen den Heere danken, dat Hij ons dus voor zulke dagen heeft gespaard. De oorlog is altijd een kwaad over een land, en zelfs de overwinnaar krijgt er gemeenlijk zware slagen door.

In den zomer van 't jaar 1666 had iemand, die op den laatsten Woensdag in Juli het dorpje West Grafdijk bezocht, daar kunnen opmerken, dat het er nog stiller was dan gewoonlijk, althans wat den arbeid betreft. Daarentegen kwamen van verschillende kanten boeren en boerinnen dorpwaarts, allen in 't Zondagspak.

Er moest dus iets ongewoons zijn, dat menigeen dïeef den arbeid te laten rusten en zijn beste kleederen aan te trekken. En dat was ook zoo.

De Staten des lands hadden namelijk naar loffelijk gebruik, een algemeenen dankdag uit geschreven. In tijden van grooten nood en gevaar was men gewoon bededagen te houden' om God te smeeken om redding. Had de Heere die geschonken, dan werd — gelijk recht is — ook openlijk gedankt. Zulk een dankdag was min of meer aan den Rustdag gelijk; het werk stond stil en wie kon ging ter kerk.

West-Graftdijk is en was een klein plekje tusschen de Schermer en de Purmer, twee meren, die toen niet zoo lang geleden waren drooggemalen. Toch was het zeer begrijpelijk, dat men er den dankdag waarnam, gelijk in heel Holland, ja daar vooral.

Want Holland zette bij een oorlog met Engeland wel het meest op het spel. Niet alleen droeg het alleen bijna de helft der kosten, maar 't had pas de uitrusting van 12 groote oorlogsschepen gewaarborgd. Amsterdam leverde al jaren twee derden van al de schepen der oorlogsvloot. Bij een zeeoorlog leden de HoUandsche kooplui 't meeste schade, de bewoners van Holland, liepen 't meeste gevaar van overlast, gelijk kort daarop weer blijken zou. In één woord: 't Was zeer begrijpelijk, dat men ook in het kleinste dorp van Holland ten dankdag ging, nu het Gode geliefd had, den vijand voor ons aangezicht te verdrijven.

AAN VRAGERS.

Waarom zegt men: hij doet het „noode?

Dit woord „noode" is zeer oud. „Ode" beduidde makkelijk. Node of node, - noode, is niet-makkelijk, dus moeilijk, niet licht, niet gaarne. Wat ik noode doe, doe ik ongaarne, valt mij moeilijk, deed ik liever niet.

Ter inlichting van onzen lezer H. diene, dat hij over den duren tulpenhandel in ons land, omstreeks 1630, in vele boeken 't noodige kan vinden en dat verhaal niet behoeft te betwijfelen. Tot een voorbeeld slechts dit:

Men vindt aangeteekend dat voor een tulp, „de Admiraal van Eibhuizen" werd betaald ƒ 5400; voor den „Admiraal Liefkenshoek" ƒ 4400; voor een „Bruine Purper" / 2000.

In de Groote Houtstraat te Haarlem stond of staat wellicht nog, het zoogenaamde „Tulpenhuis." Dit huis moet voor één tulpebol verkocht zijn, en daaraan zijn naam danken.

’t Was dus geen wonder, dat de Staten van Holland en West-Friesland, in 1637 oorzaak vonden een plakkaat uit te vaardigen, tegen de buitensporigheden in den tulpenhandel. Wel blijkt uit alles, hoe dwaas de mensch zich kan gedragen, als hij het recht gebruik der gaven Gods vergeet.

CORRESPONDENTIE.

P. B. Hzn. te Z. Zoodra mogelijk antwoord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's