GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Beginsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beginsel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amtsterdam, 5 Dec. 1902.

De strijd over de opleiding, die de broederen verdeelt, dreigt steeds meer een principieel karakter aan te nemen.

Dat vele broederen om redenen van practisch belang voor de instandhouding der Theologische school ijveren, is te begrijpen, en ook De Heraut hscït sinds 1893 dat standpunt ingenomen.

Vooreerst zit in de Theol. school te Kampen een stuk historie der Chr. Geref. Kerk. Zulk een historisch monument, vi^aaraan de liefde van vele geslachten gebouwd heeft, sloopt men niet gaarne. Indien we het als wandalisme afkeuren, wanneer onze deftige stadspoorten en oude kasteelen voor afbraak verkocht worden, dan gebiedt piëteit tegenover de historie, dat een inrichting die veertig jaar lang de kerken gediend heeft, niet met houweel en moker wordt omver gehaald.

Voorts belichaamt zich in de school eene gedachte, die ook wij niet gaarne prijs geven. Nu de Overheid niet meer professie doet van de Gereformeerde religie; daardoor elke zekerheid ontbreekt, dat de landsuniversiteiten weer met gereformeerde hoogleeraren zullen worden bezet, en de Vrije Universiteit wel het gereformeerd beginsel hoog houdt, maar door haar onafhankelijke positie tegenover Sta.at en Kerk nog geen genoegzamen waarborg aanbiedt voor de zuiverheid van haar confessioneel standpunt; heeft de kerk te zorgen, dat zij voor de opleiding van haar dienaren een eigen school bezit. De Kerk mag niet in absoluten zin afhankelijk worden van een Universiteit, waarover zij geen zeggenschap bezit. Hoe veel voordeden een universitaire opleiding ook aanbiedt, voor ons staat het hoogste, dat de opleiding onzer aanstaande Dienaren des Woords geschiedt door hoogleeraren die trouw zijn aan de belijdenis der Kerk.

In de historie der Christelijke kerk ziet men dan ook steeds een zekere aarzeling, hoe de opleiding tot het ambt geschieden moet. In de dagen der apostelen, toen de hoogescholcn te Jeruzalem, Ephese en Athene onbruikbaar waren, zorgde de kerk zelve voor de kv/eeking harer dienaren. En eveazoo hebben in den tijd der reformatie, toen de hoogescholcn meest in Roomsche handen waren, de kerken zelf voor de opleiding gezorgd. De „profetie" te Emden en te Londen was de kweekschool voor menig dienaar des Woords, die tijdens de reformatie onze kerken met eere gediend heeft. En de broederen die te Wezel saamkwamen in 1568, drongen op de oprichting van een kerkelijke kweekschool aan.

Deze feiten moeten onbevangen en eerlijk erkend worden. Nooit mag de voorstelling worden gegeven, alsof de kerk niet het recht zou hebben, scholen op te richten of in stand te houden voor de opleiding harer dienaren. Wie dat leert, is met de historie lijnrecht ia strijd.

Maar even beslist leert de geschiedenis, dat de kerk dit recht nooit in dien zin heeft opgevat, alsof de kerkelijke opleiding de eenig juiste, door Gods Woord gebodene was, en daarom principieel tegenover de universitaire opleiding moest staan. Zoodra er gelegenheid kwam om Universiteiten op te richten, hebben onze Gereformeerde vaderen daarvoor met alle macht geijverd. Reeds op de eerste Synode in ons vaderland, gehouden in 1574, drong de classis Walcheren er op aan, dat de Synode aan den Prins van Oranje zou verzoeken een volledige Hoogeschool te stichten, waar de aanstaande predikanten konden t worden opgeleid. En toen deze Hoogeschool te Leiden verrees, werd aan de oprichting van kerkelijke kweekscholen niet meer gedacht. De kerken stonden er wel op, dat haar zekere invloed en zeggenschap over de theologische faculteit werd toegekend, maar op niet één Synode is het voorstel gedaan om een seminarie te stichten. Zelfs in den troebelen tijd der Remonstranten, toen Leiden's Academie met het gif der Arminianen doortrokken was, heeft men aan de oprichting cener kerkelijke school niet gedacht.

De historie leert dus, dat het opleidingsvraagstuk door de kerk nooit in principieelen zin is uitgemaakt, maar dathetpractisch belang hierbij steeds den doorslag gaf. Waren er geen Universiteiten, of waren de Universiteiten onbetrouwbaar, dan leidde de kerk zelf haar dienaren op. Maar konden de kerken een goede universitaire opleiding krijgen, dan werd aan de oprichting van eigen kweekscholen niet gedacht, mits aan de kerk waarborgen werden gegeven, dat het onderwijs aan de Universiteit in over eenstemming was met haar belijdenis.

Niet genoeg kan het daarom betreurd worden, dat in 1892 bij de vereeniging der Christelijke Gereformeerde en Nederlandsche Gereformeerde kerken als beding is gesteld, dat men principieel de noodzakelijkheid zou erkennen, dat de kerk een eigen inrichting hebben moet. Wel werd daarnaast het recht van de vrije studie erkend; wel gaf men over en weer toe, dat de kerken later over dat beginsel mochten oordeelen; maar men begon dan toch met een beginsel te aanvaarden, dat noch in Gods Woord, noch in de Gereformeerde belijdenisschriften te vinden is, en door niet één Gereformeerd theoloog van naam verdedigd is.

Men versta ons hierbij wel. Aan den inhoud van het beding, dat de Kerk haar theologische school in stand zal houden, tornen wij niet. Wanneer men op utiliteitsgronden voor het behoud dezer theologische school pleit, dan zal De Heraut daaraan steun bieden. Het drijven van sommige broederen om de Theologische school op te heffen, heeft onze sympathie niet. Vereeniging van de Theologische school met de Theologische faculteit zóó, dat de Gereformeerde Kerken elk oogenblik in staat zijn, bij principitel gevaar van de zijde dtr Uni­ versiteit, deze school weer zelfstandig te laten optreden, is voor ons eisch van het oogenblik..Een Theologische faculteit met een sterk zeggenschap is voor ons niet vol doende, omdat dit zeggenschap altoos contractueel blijft en de Kerk, wanneer dit contract verbroken wordt, niet plotseling in verlegenheid mag worden gebracht. Alleen wanneer de Theologische school der kerken in de vereenigde inrichting blijft voortbestaan, zijn de rechten der kerken naar onze overtuiging voldoende gewaarborgd. De Theologische school zet dan in anderen vorm haar leven voort, en zoodra de Kerken het noodig oordeelen, kan de Theologische school haar zelfstandig bestaan terug krijgen.

Hierover is dus tusschen ons en de broeders, die voor de Theologische school ijveren, geen. geschil.

Maar wel gaat het geschil daarover, of het hebben cener eigen inrichting een beginsel is.

Eigenaardig is het, dat de broeders, die principeel bezwaar hebben tegen Art, 2 van de Statuten der Vrije Universiteit, omdat daar gesproken worden van gereformeerde beginselen naast de Gereformeerde belijdenisschriften, en zij van een Gereformeerd beginsel buiten de belijdenis niets weten willen, zelf hun geheele actie laten beheerschen door een beginsel, dat in niet één Gereformeerde Confessie te vinden is.

Deze j tegenstrijdigheid echter voor hun rekening latende, zullen ook deze broederen ons toestemmen, dat het onzedelijk is als Gereformeerde Kerken een beginsel uit te spreken en te handhaven, dat voor verreweg het grootste deel dezer kerken geen beginsel is, en zoodra het als beginsel v/ordt gesteld naar hun overtuiging juist in strijd is met de Gereformeerde belijdenis.

Aan de broeders, die, zooals Prof. Lindeboom, hierin een beginsel zien, v.enschen wij de volle vrijheid te laten om voor dit beginsel te ijveren. Zoodra ze op afdoende gronden uit Gods Woord zullen hebben aangetoond, dat de kerkelijke opleiding door God geeischt v/ordt, dan zullen wij voor de uitspraak van Gods Woord ons buigen en zal dit nieuwe dogma in onze belijdenis moeten opgenomen worden. Een geloofsartikel over de opleiding tot den dienst des Woords moet dan door deze broeders worden voorgesteld.

Maar zoolang dit niet geschied is, msg tot accoord van kerkelijke gemeenschap niet een beginsel worden gesteld, dat naar de overtuiging van de meeste Gereformeerde Kerken geen beginsel is.

Wij lijden nu tien jaar onder de gevolgen van deze fout. Heel onze kerkelijke strijd wordt er door verbitterd. Ieder die voor de vereeniging onzer beide opleidingsscholen ijvert, wordt om deze ongelukkige uitdrukking ais een schender van het beding, als een man, die trouweloos zijn eeden breekt, aan de kaak gesteld.

Dit mag zoo niet langer.

Onze eerste Generale Synode heffe dezen ban op en plaatse 6f dit beginsel als dogma in onze belijdenis of verklare, dat dit beginsel niet de geloofsuitdrukking van de Gereformeerde Kerken in Nederland is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Beginsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's