GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEM WOEDENDE BEER.

XI.

De vraag werd nu voor Bernard wat te doen. Dominee te worden, begeerde hij zelf allerminst. Heel gaarne zou hij in de wiskunde gaan studeeren, maar hij was niet rijk en bedacht, dat het wel eens zeer moeilijk kon vallen, met de wiskunst la! er zijn brood te verdienen.

Hij besloot dus voor geneesheer te studeeren en deelde dit aan zijn vrienden mee, die het heel goed vonden. Doch toen hij hun vertelde wat hij eigenlijk gewild had, zei de philosooph, die, zooals we weten een rijkjongmensch. was: „Als je 't om de kosten laat, die neem ik op mij, en als je soms vreest dat het te veel tijd rooft, en zoodoe.^de te duur wordt, zal ik daar ook wel voor zorgen. Ik zou het jammer vinden, als je om zulke kleinigheden moest afzien van een studie, waar je voor geknipt zijt; je zult zien hoe iets sclioons de philosophic is, want daar behoort de wiskunde toch ook toe.”

Zoo ging dan onze vriend aan den arbeid, om zich voor dokter te bekwamen, doch tegelijkertijd legde hij zich op de wiskunde toe. En zooals 't meer gaat, oefende hij zich wel 't meest in datgene wat hem het sterkst aantrok. Zoodoende werd hij binnenkort in de wiskunde buitengewoon ervaren, gelijk later nog duidelijker zou blijken.

Zoodra Bernard besloten had van werkkring te veranderen en vader zijn keus had goedgekeurd, zocht hij ook een andere woning op. De lieden bij wie hij dusver ingewoond had, waren hem te vroom en hij vond het niet langer aangenaam, des morgens of des middags tegenwoordig te zijn bij het Bijbellezen en bidden. Toch zou hij ook niet gewild hebben, dat de huiswaari of de vrouw bemerkten, hoe afkeerig hij van dat al was geworden. Zoo ging hij dan heen en huurde een kamer bij een handelaar in boter en kaas. Vooraf echter had hij zich verzekerd, dat noch de kaasman noch zijn vrouw tot de „fijnen" behoorden en hij op dit punt gerust kon zijn. Ook de catechisatie werd vooreerst niet voortgezet.

De mensch overdenkt zijn weg, maar ds 'Heere bestiert zijn gang, zegt de Schrift. De kaaskooper had in zijn dienst een knecht, een man van in de veertig jaren, die vroeger ter zee gevaren had, doch nu op 't land kazen rondbracht en boter bezoigde. Govert, zoo heette hij, verrichtte tevens diensten voor onzen student.

Op een morgen wandelde Bernard het Rapenburg te Leiden over, dat er toen anders uitzag dan thans — de lezers weten wel waardoor? — om naar de hoogeschool te gaan. Niet ver weg bemerkte hij een heelen drom volk. Naderbij komend, bemerkte hij twee mannen, die elk aan een ketting een beer met zich voerden, die ze heel potsierlijk lieten dansen. Dat de beren dit van harte deden was te betwijfelen, althans ze bromden onophoudelijk en werden, als het springen niet vlug genoeg ging, met den stok vermaand wat haast te maken. De omstanders echter, vooral de straatjeugd, had groote pret en kwam vlakbij, want de beren waren gemuilband en konden dus niet bijten. Ja, zoo scheen men hierop te vertrouwen, dat ettelijke kwajongens niet laten konden, de bruine dansers in 't geniep bij de lange haren te trekken, waarop dan meestal een dof gehuil volgde. De berenleiders echter waren van dat spelletje minder gediend en sloegen op de rekels los, zoo goed als op de beren zelf.

Onze student had zoo iets wel meer gezien en ging verder. Nauwlijks echter had hij een vijl minuten gelpopen, of hij hoorde achter zich een geweldig geschreeuw. Omziende bespeurt hij, hoe al 't volk van zoo even al schreeuwende hem achteraan komt en — een der beren vooroploopt, brullende als een razende, terwijl de ketting los over de straat sleept....

Met een kreet van schrik springt Bernard op zij, om zich te bergen achter een der zware boomen aan den waterkant. Maar op 'tzelfde oogenblik ziet hij, hoe vlak tegenover hem, een knaap, blijkbaar van goeden stand, uit een steeg komt en den woedenden beer als 't ware in de klauwen loopt

Een angstig gegil gaat uit de menigte op, maar niemand waagt het te helpen en de berenleider, een man met een kreupel been, is ver. Met een woest gebrul wil de beer zich op het erbarmelijk schreeuwende kind werpen. Daar verloont zich op eens, vlak achter den knaap, een aan Bernard welbekende gestalte, 't Is Govert de knecht. Zonder een oogenblik te aarzelen, bukt hij zich, grijpt snel de ketting en geeft die met alle kracht zulk een ruk, dat de beer met een smak tegen de steenen slaat.

Doch maar een oogenblik loeiend van pijn en woede — want zoo'n ketting zit vast aan een ring die door het vleesch is gestoken — sprong het dier weer op. Maar nu hadden ook anderen moed gevat, en ging men het dier van allen kant met stokken en steenen te lijf. 't Gelukte de ketting aan een stoepleuning te binden, en toen was de strijd spoedig beslist. De beer was schrikkelijk gehavend en bloedde uit een aantal wonden. De leider stond er bij te jammeren en te schreeuwen, dat zijn broodwinning weg was. Doch het volk beduidde hem, dat hij nu maar wijs zou doen, met zijn verminkten beer den aftocht te blazen eer de stadsdienaars er bij kwamen. Want hij had moeten zorgen dat de beer niet losbrak. En of de man nu al zeide, dat de Leidsche kwajongens het arme beest gesard en aan de haren getrokken hadden, dit hielp niet. 't Volk trok voor de stadskinderen partij, en, dat begreep hij zouden de dienaars ook wel doen. Zoo volgde hij dan den gegeven raad en droop af en met hem al de kijkers, tot de bengels toe.

„Wel vriend, " zei Bernard, toen hij Govert een uur of wat later ontmoette — want de lessen die hij moest bijwonen, hadden hem verhinderd den knecht dadelijk op te zoeken — „dat heb je flink en kloek gedaan. Je hebt zeker bij 't varen om de noord wel meer beren bijgewoond.”

„Dat zou ik meenen, mijnheer, " was 't antwoord, en toch, als God me niet gesterkt had, zou 't me zeker niet gelukt zijn, dat felle, woeste beest ook maar even tegen te houden."

„Meen je dat? "

„Ja zeker, mijnheer. Wat zou ik uit mij zelf kunnen doen? Wie anders dan God heeft dat kind bewaard? "

„Wel, ik zou zeggen, Govert, dat jij dat gedaan hebt en niemand anders. Wie zegt dat God zich met zulk een kind bemoeit? "

Dat zegt de Heere Jezus." sprak Govert. „Hij leert ons dat zelfs de haren van ons hoofd geteld zijn en dat er geen musch op den grond valt, als onze Hemelsche Vader het niet wil? "

„En geloof je dat maar zoo? "

„Zeker, ik zou geen gerust oogenblik hebben, en ook zeker niet dat dolle beest hebben aangedurfd, als ik niet geloofde dat ik in Gods hand ben."

„Nu; " zei Bernard, „zooals je wilt, vriend, je bent in elk geval een flinke man."

Des middags bleek wie 't geredde kind was, n.l. de zoon van een der schepenen van de stad Leyden. De vader kwam om Govert te bedanken, en vereerde hem daarbij honderd nieuwe guldens. Doch daar wou Govert niet van hooren.

„Kom, " zei Bernard zacht tot hem, „wees niet dwaas, " maar de man weigerde.

Toen fluisterde Bernard den schepen iets in 't oor, die na een heel vriendelijk afscheid heenging.

„Nu, " zei Bernard den volgenden dag, „hoe is 't afgeloopen? "

„Wel, " zei Govert, „ik ben gefopt. Toen ik thuis kwam was de heer schepen daar geweest, en die slimmert had mijn vrouw het geld opgedrongen. Ik kan het kwalijk terugsturen ? "

„Wat wil je dan doen? "

„God danken voor den zegen, " zei Govert, „gelijk Hij ons geleerd heeft."

CORRESPONDENTIE.

F. N. te O. Op uw laatste vraag diene, dat we die, meenen we, reeds vroeger hebben beantwoord, 't Beeld is denkelijk ontleend aan een wreede strafoefening uit de oudheid. Evenmin als die was uit te houden, is 't voor den vijand onmogelijk te blijven wat het is, zoo wij hem goed doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's