Het leven van Calvijn.
Het tweede deel van het leven van Calvijn, door Prof. Doumergue geschreven, zag thans het licht, en we haasten ons ook nu weer onze hulde aan den schrijver te brengen, die in zoo keurigen vorm de vrucht van de meest nauwgezette studie ons aanbiedt en ons inleidt in het leven van Calvijn, zooals geen voor hem het heeft gedaan.
Calvijn's leven wint aan belangrijkheid naarmate het verder schrijdt. Het eerste deel, handelend over Calvijn's jeugd, moge de aandacht getrokken hebben, omdat men zoo weinig van Calvijn's kinderjaren en studietijd afwist, eerst als Calvijn als hervormer te Geneve en te Straatsburg optreedt, krijgt hij zijn wereldhistorische positie en kan de volle beteekenis van dezen machtigen geest worden verstaan.
Dit tweede deel, dat de titel draagt „les premiers essais" behandelt Calvijn's leven van zijn komst te Ferrara af tot zijn terugkeer uit de ballingschap te Straatsburg naar Geneve. Het toont ons Calvijn nog niet in de volle kracht zijner ontwikkeling, maar geeft ons een blik in de eerste proefnemingen ; de adelaar begint de wieken uit te slaan, waarmede hij straks in koninklijke vlucht boven al zijn tijdgenooten zich verheffen zal.
Ook bij de behandeling van dit tweede tijdperk van Calvijn's leven is Prof. Doumergue trouw gebleven aan zijn methode. In plaats van een dorre biographic, schildert de schrijver elke plaats waar Calvijn toefde; teekent hij de personen, met wie Calvijn omging, ten voeten uit, en doet hij zoo niet alleen Calvijn, maar heel zijn tijd en omgeving voor ons herleven. De keurig uitgevoerde platen geven daarbij voor het oog wat de tekst schildert voor de verbeelding.
Van belang is dit tweede deel vooral, omdat Prof. Doumergue Calvijn daarin zuivert van menige blaam, door zijn vroegere biografen op hem geworpen. Vooral tegenover menige onjuiste voorstelling van Kampschulte en Cornelius komt Prof. Doumergue terecht op. En deze critiek heeft te meer waarde, omdat Prof. Doumergue geenszins in blinde bewondering Calvijn boven alle menschelijke zwakheid verheven acht, maar wel degelijk, waar dit noodig is, de fouten in zijn karakter aanwijst en den strijd bespreekt, dien Calvijn zelf tegen de hem aangeboren drift en hartstochtelijkheid te strijden had.
Het meest aantrekkelijke in dit tweede deel is wel de beschrijving van Calvijn's omgang met zijn vrienden, de verhouding tot zijn vrouw, zijn optreden in zijn huiselijk leven. De meer intieme zijde van Calvijn's leven komt daardoor tot haar recht. En men behoeft slechts deze aangrijpende bladzijden te lezen, die ons Calvijn aan den binnenkant van zijn leven leeren kennen, om te gevoelen hoe ongerijmd de beschuldiging is, alsof de Reformator van Geneve geen hart had voor liefde en vriendschap, voor schoonheid en voor kunst.
Zoo verplicht ook dit tweede deel de vrienden van Calvijn tot warmen dank aan Prof. Doumergue. Een dank, die zeker niet geringer zal jijn, wanneer in een volgend deel de groote beteekenis van Calvijn als Reformator en Theoloog nog sterker op den voorgrond treedt. Calvijn als menseh moge ons belang inboezemen; de steden en plaatsen die hij bezocht, de vrienden, die God hem op zijn levensweg deed ontmoeten, het huiselijk leven, waarin de teederheid van zijn hart zich ontplooide, dat alles moge onze volle aandacht verdienen. Maar wat de Calvinist toch in Calvijn het meest bewondert, dat is wat hij als Theoloog en Reformator voor de Kerk van Christus heeft gedaan. En dan eerst zal Prof. Doumergue den sluitsteen hebben gezet op dat monumentale werk, dat een eerezuil is voor Calvijn's gedachtenis, wanneer de groote levenstaak, waartoe God Calvijn riep, helder in het licht zal zijn gesteld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1903
De Heraut | 4 Pagina's