Officieele Berichten.
Classe Gouda.
De vergadering der Classe Gouda zal D.V. gehouden worden op Dinsdag 5 Mei 1903 des voormiddags 9 ure in de Noorderkerk te Gouda. Punten voor het Agendum voor of op 14 April in te zenden aan den eerst ondergeteekende. Namens den raad der roepende Kerk van Gouda B:
JOH. S. LANGEN, praescs. P. D. MuYLwijK, scriba.
Gouda, 2 April 1903.
Na verkregene toestemming der Classe werd heden voor de 2e maal tot' Herder en Leeraar naar hier beroepen. Ds. A. v. Dijken Tzn te Aalten.
Namens den Kerkeraad: H. J. FLIPSE, scriba.
A. A. VAN OPSTAL, praeses.
Overtoom, 15 April 1903.
DEPUTATEN
van de Geref. Kerken voor de Correspondentie met de Hooge Overheid geven aan de Kerken kennis, dat sedert de laatste opgave in Het Kerkblad van Mei 1903 No. i, in de lijst van de Gereformeerde Kerken in Nederland bij de H. Overheid de volgende veranderingen zijn aangebracht:
I. Geplaatst zijn onder
No. 837 de Geref. Kerk tt Rekken (gem. Eibergen),
Classis Zutplun.
No. 838 de Geref. Kerk te Achlum, Classis Franeker.
2. Veranderd is de naam van de Geref. Kerk te Aalden, in de Geref. Kerk te Zweelo, Classis Koevorden.
Namens deputaten voorn. M. NooRDTZij, secretaris.
Kampen, i April 1903.
Classis Tiel.
De Classis Tiel van de Geref. Kerken in Nederland heeft in hare buitengewone vergadering van I April 1903 besloten. Ds. R. van Giffen los te maken van de kerk te Aalst.
In naam en op last der Classis voornoemd:
Ds. J. MEIJER JR., h. t. scriba.
ZaltBommel, i April 1903.
Door Dr. Kuyper, den Minister van Binnen landsche Zaken, is bij zijn bezoek aan Noordt Amerika moeite gedaan om te komen tot vereeniging tusschen de Gereformeerde Kerk en de Chr. Gereformeerde Kerk in Amerika.
Als een gevolg van het optreden van Dr. Kuyper kan thans gemeld worden, dat de verhouding tusschen beide kerken steeds beter wordt en er eene geregelde correspondentie onderling plaats heeft.
Installatie van Dr. Honig.
Na door den praeses van Curatoren, Ds. W Doorn van 's Gravenhage, ingeleid te zijn, aanvaardde dezer dagen Dr. A. G. Honig het ambt van hoogleeraar in de Dogmatiek en aanverwante vakken aan de Theologische school der Gereformeerde Kerken met 't houden eener rede. Spreker begon met te herinneren aan het eerste optreden van den hoogleeraar Opzoomer en den strijd tusschen hem en Dr. Doedes gevoerd. Daarna kwam hij tot de behandeling van zijn onderwerp : „Godgeleerdheid en Wijsbegeerte". Eerst gaf hij in korte trekken een historisch overzicht, waarin uitkwam hoe in den loop der eeuwen de Verhouding tussehen Theologie en Philosophic geweest was. Vervolgens stond hij stil bij de wijze, waarop de moderne philosofen (Land, Paulsen) de verhouding tusschen de religie en de philosophic opvatten. Op het stand punt dezer geleerden blijft er van den godsdienst eigenlijk niets anders over dan eene nevelachtige, vage stemming des gemoeds, een gevoel van eerbied jegens een wezen, welks bestaan de mensch waarschijnlijk acht of op grond zijner zedelijke natuur postuleert. Daarom is deze voorslag onaannemelijk. Hetzelfde geldt van de tweede poging om de godgeleerdheid en de wijsbegeerte, die sinds het moderne denken met de Schrift brak, vijandig tegenover elkander schijnen te staan, te verzoenen. Het is om beide in een te doen vloeien in de Wijsbegeerte van den Godsdienst. Niet dat er bezwaar tegen bestaat ook de religie tot een voorwerp van wijsgeerig onderzoek te maken, In ons land hebben Doedes, Gunning, Kuyper, Bavinck, Lamers, Baljon, en anderen dit duidelijk uitgesproken. Maar wanneer de tegenwoordige wetenschap (Scholten, Hoekstra, Rauwenhof, Hugenholtz, Bruining, De Bussy, Pfeiderer) het specifieke onderscheid tusschen de christelijke religie en de afgodendiensten der heidenen loochent, en uit de gegevens der onherboren natuur het wezen van den godsdienst vaststelt, dan wordt hiermede aan de eere van het Christendom te kort gedaan en verdringt de philosophic de Theologie.
Ten vierde behandelde de spreker de verhouding tusschen de Godgeleerdheid en de Wijsbegeerte, volgens de Roomsche opvatting. Volgens Rome put alleen de Theologie hare zekerheid uit het licht der bovennatuurlijke openbaring, terwijl de wijsbegeerte op de natuurlijke kracht der rede steunt. Zoodoende worden dualistisch weten en gelooven naast elkander gesteld; voorbijgezien dat de mensch eerst door de bijzondere openbaring zuivere kennis van God en zijne werken uit de natuur verkrijgt, en het terrein der wijsbegeerte te zeer beperkt.
Ten laatste wordt gewezen op de verhouding tuschen Godgeleerdheid en Wijsbegeerte overeenkomstig het Christelijk belijden.
Aangetoond wordt hoe de Gereformeerde beginselen met betrekking tot de Erkenntnisstheorie van groot belang zijn. Daarna wordt met herinnering aan den arbeid van christelijke denkers in ons vaderland en daarbuiten uitge sproken, hoe dit ideaal ons moet wenken, dat op de grondslagen van het Christelijk geloof niet slechts eene Theologie, maar ook eene Philosophic worde opgetrokken.
Met de gebruikelijke toespraken wordt deze rede besloten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1903
De Heraut | 4 Pagina's